David Van de Steen was negen toen de Bende van Nijvel zijn moeder, vader en zus vermoordde. ‘Niet schieten’ van Stijn Coninx kijkt door de ogen van de grootvader naar het drama dat een familie verminkte.
Het is de gruwelijkste reeks misdaden in ons land waar niemand voor berecht is. Met koele overvallen in de eerste helft van de jaren 80 joeg de Bende van Nijvel 28 mensen de dood in. Veelal stormden ze kort voor sluitingstijd Delhaize-supermarkten binnen met zware wapens.
Op 9 november 1985 pleegde de bende in de vestiging in Aalst haar laatste, bloedigste aanslag. Van de acht dodelijke slachtoffers kwamen er drie uit hetzelfde gezin: het waren de ouders en zus van David Van de Steen, die toen negen was en als enige zwaargewond achterbleef. Hij groeide op bij zijn grootouders, in het appartement dat uitkeek op dat zelfde warenhuis – een zoveelste meedogenloze draai van het lot.
‘Niet schieten, dat is mijn papa!’, waren de laatste woorden van zijn zusje Rebecca. Het werd de titel van het boek dat Van de Steen in 2010 samen met journaliste Annemie Bulté schreef. Het geeft een inkijk in wat zijn familie overkwam, de etappes in het onderzoek en hoe overheid en justitie de slachtoffers in de kou lieten staan. En nu is het ook een film. Jan Decleir en Viviane De Muynck geven gestalte aan Davids grootouders. Drie acteurs, onder wie Jonas Van Geel, spelen het slachtoffer in verschillende fasen van zijn leven.
Tot vandaag blijft het dossier voer voor discussie, speculatie en theorieën. Stijn Coninx, de Vlaamse filmbaron bekend van Daens en Marina, treedt met Niet schieten ondubbelzinnig Van de Steen bij. Die zette zelf de eerste stap toen hij acht jaar geleden met zijn boek bij de filmmaker aanklopte.
Waarom wilde u dat deze gebeurtenis uit uw leven verfilmd werd?
Van de Steen: ‘Geloof me, de beslissing om naar Stijn te stappen heb ik niet van de ene dag op de andere genomen. Je moet weten dat ik mijn verhaal een negental jaar geleden ben beginnen opschrijven toen ik door de zoveelste donkere periode ging. Met mijn been ging het op dat moment niet goed – een gevolg van de negen kogels waardoor ik getroffen was. Ik had al 28 operaties ondergaan, was tweemaal bijna dood geweest.’
‘En dan wilde het toeval dat ik in 2009 in de ziekenhuiskamer belandde waar ik ook na de overval had gelegen. Nu stonden mijn vrouw en zoon naast mij, maar het was alsof ik daar nooit weg was geweest. Dat was verwarrend, onwerkelijk zelfs. Op aanraden van mijn vrouw, die therapeute is, ben ik beginnen neerschrijven wat ik voelde.’
Dat had u voordien nooit gedaan?
Van de Steen: ‘Nee, maar mijn grootvader is daar voor zichzelf wel mee begonnen. Hij heeft zich destijds vastgebeten in het dossier en kort voor zijn dood heeft hij zijn onmacht tegenover het systeem op papier willen zetten. Hij is altijd bang geweest dat de hele zaak met hem zou sterven. Hij was het die aanstuurde op een film. Maar in wiens handen geef je zo’n gevoelig verhaal? Mijn vrouw heeft destijds nog les gehad van Stijn. Hij maakt geen films die op sensatie belust of van de pot gerukt zijn.’
Lag een documentaire aanpak niet meer voor de hand?
Coninx: ‘Die zijn er al, en David vroeg specifiek om een film. Nadat ik hem ontmoet had, ben ik zijn boek beginnen lezen. Het overdonderde me zodanig dat het me niet meer losliet. Het maakte me kwaad en verontwaardigd. Niet te geloven hoe dat onderzoek is gevoerd en hoe zij behandeld zijn geweest.’
Van de Steen: ‘Ik heb onlangs een vrouw ontmoet die toen als sociaal-assistente bij de politie werkte. Slachtofferhulp bestond niet. Haar overste verbood haar om ons bij te staan. Hij beschouwde een slachtoffer als iemand die in de weg liep van het onderzoek, dat overduidelijk nergens mocht uitkomen.’
Coninx: ‘Het boek gaf me ook een idee van wat David die avond overkomen is. Omdat hij in die periode door zijn toestand lange tijd in bed heeft gelegen, kon hij moeilijk het echte hoofdpersonage van de film zijn. Zo kwam ik tot het standpunt van zijn grootvader Albert. Op zijn oude dag wordt hij met een verschrikkelijk verlies geconfronteerd. Hoe krijgen hij en zijn vrouw aan zo’n jongen uitgelegd dat het leven toch nog mooi kan zijn?’
De film laat zien dat uw grootvader zich stevig vastbijt in het onderzoek naar de daders. Is hij dat zijn leven lang blijven doen?
Van de Steen: ‘Wat vooral tot op het einde heeft standgehouden, is de kwaadheid. Gelukkig hadden mijn grootouders een goed huwelijk. Zij heeft hem getemperd. Zonder haar als tegenwicht, had hij misschien domme dingen gedaan. Hij heeft ooit gezegd: “Als ik als laatste overblijf, ben ik niet meer te stoppen.” Maar toen hij op zijn 89ste alleen viel, had hij er fysiek niet meer de kracht voor.’
Hoeveel fictie is uiteindelijk in de film geslopen?
Coninx: ‘In de eerste versies van het scenario was dat vrij veel omdat ik in fictie dacht. Je stelt jezelf de vraag wat jij zou doen als zoiets je overkomt. Je begint te fantaseren. Zo zou de film aanvankelijk beginnen met een soort Russische roulette tussen de grootvader en de minister van Justitie. Hij had hem gekidnapt en zei: “Ik heb er genoeg van, zodus: gij of ik?” Maar geleidelijk is die fictie afgebrokkeld omdat de realiteit zelf zo nuchter en hard is, dat je met je fantasie de waarheid tekort doet.’
De aanslag zit niet alleen prominent in de film, maar wordt ook expliciet getoond. Was dat nodig?
Van de Steen: ‘Van bij het begin heb ik Stijn gezegd dat het realistisch moest zijn. De kracht van de film zit in het tonen van hoe onmenselijk ze waren. Neem het van me aan: de werkelijkheid was nog tienmaal erger dan wat je ziet.’
Coninx: ‘Ik voel nooit de behoefte om geweld te verzinnen. Je ziet het ook niet gauw in mijn films. In het verleden hebben ze mij al vaak fictieve politieverhalen aangeboden. Wat die het vertellen waard maakt, ontgaat me volledig. In dit geval zitten we met iets helemaal anders. Wat we tonen, is het filmpje van die avond dat zich telkens weer in Davids hoofd afspeelde.’
Van de Steen: ‘Er is wel meer dat je niet in de film ziet, maar wel deel uitmaakt van wat mij overkomen is. Je krijgt bijvoorbeeld de indruk dat ik al snel op krukken kon wandelen, terwijl dat in werkelijkheid vier jaar heeft geduurd. In die periode zat mijn grootvader elke namiddag van half twee tot half vijf met mij bij de kine. Elke dag van de week, vier jaar lang.’
Was het niet vreemd om te zien hoe uw grootvader plots door iemand als Jan Decleir wordt gespeeld?
Van de Steen: ‘Als ik aan mijn grootvader denk en naar Jan kijk, zie ik gelijkenissen. Hoewel ze totaal verschillend zijn als mens, konden ze wel broers zijn. Als Jan hem speelt zie ik ook kleine kantjes van mijn grootvader terugkeren. (Richt zich tot Stijn Coninx) Zou hij dat weten?’
Coninx: ‘Hij heeft hem zeker bestudeerd in de videofragmenten die er zijn. Maar ik zag hem meteen voor me toen ik het boek las.’
Hoe gaat u vandaag om met wat toen gebeurd is?
Van de Steen: ‘Ik heb lang gedacht dat ik de enige was die het er nog moeilijk mee had. Mensen denken dat je het verwerkt hebt omdat het zo lang geleden is. Er is veel eenzaamheid geweest. Maar het voorbije anderhalf heb ik voor een nieuw boek mensen ontmoet die toen ook aanwezig waren bij de overval in Aalst.’
‘Ik heb geleerd dat zij er op dezelfde manier zijn mee omgegaan: ze hebben het jarenlang voor zich gehouden. Je leert dat iemand thuis in het grootste geheim een kolossale kleerkast vol fardes heeft aangelegd, met elk blaadje en elk knipseltje dat ooit over het dossier is verschenen. Zo hard blijft zoiets hangen.’
Het bendedossier is nog niet opgelost. Kunt u ooit rust vinden?
Van de Steen: ‘Voor een groot stuk komt die nu met deze film. Misschien zorgt het voor wat meer begrip voor mij en andere slachtoffers. Wie weet schudt het ook diegenen wakker die altijd meer hebben geweten maar zwegen. Je blijft hopen op gerechtigheid.’
‘Anderzijds zette het bericht dat de moordenaar van Kitty Van Nieuwenhuysen kon vrijkomen me aan het denken. Even keek ik niet naar het onderzoek en vroeg ik me niet af waar ze mee bezig waren. Ik stelde me de vraag waar ik mezélf al die jaren mee gekweld had. Als iemand die zoiets doet toch weer kan vrijkomen, wat voor zin heeft het dan?’
Coninx: ‘Kijk, de film heeft niet de pretentie om te zeggen wie het geweest is. Maar als die verontwaardiging en woede uit de film gedeeld worden, als de vragen die slachtoffers en nabestaanden zich stellen op wat meer begrip kunnen rekenen, lijkt me dat al heel veel.’
Bron » De Standaard | Ruben Aerts