Het land van de onbestrafte misdaden heet het pas verschenen boek van de gepensioneerde rechter Walter De Smedt. De ondertitel Waarom faalt justitie? laat er geen misverstand over bestaan: België is volgens hem door jarenlange manipulatie uitgegroeid tot een failed state. ‘Ik ben niet de enige die ze gepakt hebben.’
Van de Tweede Wereldoorlog tot nu ziet Walter De Smedt (71) een rode lijn van een door de VS geïnspireerde, extreemrechtse, ondergrondse macht die de staat probeert te ontwrichten. “Wat is een complot?”, repliceert hij als we hem vragen of hij een complottheoreticus is. “De parlementaire onderzoeken over het stay-behindnetwerk Gladio en de Bende van Nijvel stopten toen het te lastig werd. Wie greep toen in? In het eerste Bende-onderzoek omschreef het parlement dat als ‘de duistere macht’.”
De Smedt begon zijn magistratencarrière als substituut bij het Antwerpse parket. Later werd hij er onderzoeksrechter. In 1993 stapte hij over naar het Comité P, dat de politiediensten controleert. Acht jaar later werd hij lid van het Comité I, controleur van de inlichtingendiensten. Als enige Belg ooit zetelde hij in beide comités. In 2007 werd hij strafrechter in Antwerpen. “Na mijn passage bij Comités P en I had ik nooit als rechter mogen terugkeren”, beseft hij nu. “Andere rechters zagen me als een afvallige, ook al was ik juist voor hen in de politiek gestapt.”
Toen De Smedt in mei 2009 een recidiverende gps-dief wegens ‘uitlokking’ vrijsprak, veroorzaakte dat een storm van protest. Dat vonnis leidde twee jaar later tot De Smedts vervroegde pensionering. “Die dag stond er een man voor mij die al negen veroordelingen had opgelopen. Een zware drugsdealer en -gebruiker die een paar maanden eerder voor identieke feiten tot achttien maanden effectieve gevangenisstraf was veroordeeld. Nu bleek dat die straf nooit was uitgevoerd. Ik kreeg het niet verteerd dat die man zonder straf op straat was gezet en zo de kans kreeg om gewoon verder te doen. Als je zo iemand laat gaan, weet je toch dat hij meteen dezelfde feiten pleegt? Daarom was mijn stelling: het feit dat zijn straf níét is uitgevoerd, is uitlokking. Dat was toch zo gek niet? Waarom daar toen zo heftig op gereageerd is? Uit schrik dat nog rechters zouden zeggen: ‘Wij zitten hier niet voor nougatbollen.’”
Schreef u dit boek als verwerking?
“Zo ben ik het beginnen schrijven, maar toen tekenden zich die contouren af van waarom het in dit land al vele jaren misgaat. In essentie komt het altijd op hetzelfde neer: het achterhouden van informatie die door occulte inlichtingendiensten is ingezameld, verwerkt en niet gerapporteerd.”
“Ik was nog substituut toen ik voor de allereerste keer tijdens de zaak-François met zo’n parallelle inlichtingendienst geconfronteerd werd. In 1971 richtte de toenmalige socialistische minister van Justitie Alfons Vranckx het Bureau van de Criminele Informatie (BIC) op. De Amerikanen voerden met hun Drug Enforcement Administration (DEA) een globale war on drugs en het BIC sloot daar naadloos bij aan. De DEA gebruikte bijzondere methoden zoals werken met informanten en infiltratie en uitlokking door undercoveragenten. Bij het BIC waren ook undercoveragenten actief die volledig buiten het gerecht om werkten. Zij waren vogelvrij.”
“De rijkswacht wou ook zoiets en richtte het Nationaal Bureau voor Drugs (NBD) op. Ze pasten de technieken toe die ze van de Amerikanen geleerd hadden. Maar dat liep faliekant af: die mannen werden zelf criminelen. Dat eindigde in 1982 met het proces-François, waarbij rijkswachtcommandant Leon François veroordeeld werd tot één jaar gevangenis met uitstel voor 27 misdrijven, waaronder handel in drugs. Dat belette de rijkswacht niet om de man tot majoor te bevorderen.”
“In 1988 ontdekte ik als onderzoeksrechter in Antwerpen een nieuwe geheime inlichtingendienst van de rijkswacht, de Gerechtelijke Informatiedienst (GID). Niemand had daar ooit over gehoord.”
Hoe kwam u hen op het spoor?
“Bij toeval. Dat was in een zaak van Duitse oplichters die in Antwerpen als ‘beleggingsadviseurs’ actief waren. De rijkswacht had huiszoekingen uitgevoerd, aanhoudingen verricht en ik kreeg als onderzoeksrechter het proces-verbaal op mijn bureau. Dat was opgesteld door liefst acht rijkswachters. Dat waren er bijzonder veel, vond ik, dus belde ik de chef voor meer uitleg. ‘Die kan ik niet geven, want ik was er niet bij’, zei hij. Ik riep ze alle acht bij me. Ze bekenden dat geen van hen bij die operatie betrokken was. Ik stond perplex en vroeg wie dan wel. ‘De mensen van de GID.’ Ik viel uit de lucht. Ze zeiden: ‘Het is een informatieonderzoek van adjudant Willy Van Mechelen waar wij verder niets van weten.’”
‘Topspeurder’ Willy Van Mechelen werd in 2002 veroordeeld tot vijf jaar gevangenis voor de smokkel van 20 ton marihuana.
“Jaren werkte ik onwetend met hem samen. Ik nodigde Van Mechelen uit op mijn kantoor, bleek dat hij zijn huiszoekingen had uitgevoerd samen met Duitse politieambtenaren van een Einsatzkommando. Mijn oren tuitten. Het pv was vervalst en de huiszoekingen waren zonder mandaat uitgevoerd. Ze hadden geld in beslag genomen, maar daar was in het pv niets van terug te vinden. Het stonk langs alle kanten. Ik had toen mijn ogen kunnen sluiten om mijn eigen carrière niet in het gedrang te brengen, maar zo zit ik niet ineen. Ik besloot om een huiszoeking bij de generale staf van de rijkswacht in Brussel te organiseren. Daar vond ik op mijn knieën de complete blauwdruk voor de parallelle GID.”
Dat was geen hobbyclub van een paar gefrustreerde rijkswachtofficieren?
“Dat was een door de rijkswachtstaf opgerichte inlichtingendienst die zich niet enkel beperkte tot het verzamelen van informatie, maar ook geheime operaties uitvoerde. De magistratuur wist daar niets van en werd om de tuin geleid met vervalste pv’s. Ik stelde de onderofficieren in verdenking. Nog voor ik aan Van Mechelen toekwam, vroeg het parket-generaal het dossier op ‘om het te bestuderen’. Zij maakten een ‘eindvordering tot buitenvervolgingsstelling’, want er was zogezegd geen enkel misdrijf gepleegd. Mijn collega van de raadkamer was het daar niet mee eens, het dossier kwam voor het hof van beroep en vervolgens hoorden we er nooit nog iets van.”
Achter de schermen was druk uitgeoefend om de GID uit de wind te zetten?
“Natuurlijk, mijn dossier verhuisde naar de catacomben. Nu moet u weten dat collega’s van de gerechtelijke politie zonder dat ik het wist al een jaar bezig waren met een onderzoek naar die mannen. Wij werden bedrogen met 100 per uur. Toen ik later in conflict raakte met de toenmalige Antwerpse procureur-generaal Roger Van Camp kreeg ik de kans om te gaan werken bij het pas opgerichte Comité P. Daar heb ik geprobeerd om die toestanden écht aan te pakken, maar Freddyke Troch wou niet.”
U bent in uw boek ontzettend hard voor magistraat Freddy Troch die net als u in Dendermonde geboren is, onderzoeksrechter werd en voorzitter van het Comité P was toen u er lid van was.
“Troch heeft mij ontgoocheld. We zijn generatiegenoten en in het begin steunde ik hem. Hij had het onderzoek naar de Bende van Nijvel geleid en beweerde dat toenmalig minister van Justitie Melchior Wathelet hem eraf had gehaald. Ik geloofde hem, tot ik een brief onder ogen kreeg waarin hij schreef dat hij het Bende-onderzoek wou verlaten als hij in ruil gepromoveerd werd tot ondervoorzitter van de rechtbank.”
Ging het in die tijd niet altijd zo?
“Ja, maar toen besefte ik ook dat Troch op de onvoorwaardelijke steun kon rekenen van zijn goede vriend en jaargenoot Tony Van Parys, de CD&V’er die het tot minister van Justitie schopte en Troch in het Comité P katapulteerde. Diezelfde Van Parys begon een afzettingsprocedure tegen mij.”
U was zelf geen politieke maagd: u was van liberale signatuur.
“Ik heb dat nooit onder stoelen of banken gestoken. Ik was wel altijd duidelijk: ‘Ik zit in het Comité P als liberaal, niet als vertegenwoordiger van de liberale partij.’ De liberalen wisten dat ik een dwarsligger ben en dat ze me nooit iets moesten vragen wat niet door de beugel kan. Ik mocht mijn zin doen, met alle gevolgen van dien. (lacht) Herman De Croo is een vriend en zelfs met hem raakte ik ooit in de clinch. Dat was naar aanleiding van de Turkse dossiers, toen bleek dat de rijkswacht halverwege de jaren negentig alweer met haar geheime dienst GID haar boekje ver te buiten gegaan was. U kunt zich niet voorstellen wat die rijkswachters indertijd allemaal uitspookten.”
De rijkswacht is intussen al lang opgedoekt.
“Ze is van naam veranderd. De organisatie van de politie is hervormd, maar het échte probleem werd niet aangepakt: het inwinnen, verwerken en bewaren van informatie. Kennis is macht. Daar ging het altijd over en dat weegt nog steeds als een erfelijke belasting op de politie. In gelijk welke zaak kom je dat probleem van vergaren van informatie in geheime operaties tegen.”
Donald Trump klaagt altijd over tegenwerking door the deep state. U gelooft dat er in België ook zo’n deep state actief is?
“Ik kwam ze zelf tegen. Die deep state is net die ideologisch extreemrechtse stroom van na WO II die het communisme wou tegenhouden. Om dat te begrijpen moet u de boeken over de moord op Julien Lahaut in augustus 1950 lezen. Een week nadat iemand tijdens de eedaflegging van koning Boudewijn in het parlement riep ‘Vive la république!’ werd Lahaut, de voorzitter van de communistische partij, in zijn huis doodgeschoten. Die moord raakte nooit opgehelderd, tot wetenschappers er zich mee gingen bemoeien. Hij werd vermoord door leden van het door de Amerikanen opgerichte stay-behindnetwerk Gladio. De politie kende de daders, maar de onderzoeksrechters wisten van niets. Een identiek scenario als dat van de GID.”
Zijn de spelletjes en afrekeningen onder magistraten niet een groter probleem dan de deep state?
“Ik ben niet de enige die ze gepakt hebben. Kent u het verhaal van de fiscale substituut Peter Van Calster? In 2011 werd de afkoopwet ingevoerd. Justitie oordeelde dat in grote fraudezaken een minnelijke schikking soms beter is dan verjaring of overschrijding van de redelijke termijn. Over de toepassing van die wet ontstond tijdens de diamantoorlog een meningsverschil tussen Peter Van Calster en de Antwerpse procureur-generaal Yves Liégeois. Van Calster was niet tegen de afkoopwet, maar wou de minnelijke schikking eerst voorleggen aan een rechter. Dat kon voor Liégeois niet. Van Calster werd gepest, kreeg strafrechtelijke onderzoeken over zich heen. Ze haalden alles uit de kast, maar vonden niets want hij is een correcte gast. Uiteindelijk straften ze hem toch met één jaar ontzetting uit zijn ambt, wat opgetrokken werd tot twee jaar. Die man zit nog altijd thuis, terwijl hij van het Grondwettelijk Hof volledig gelijk kreeg. Ze pleegden een karaktermoord op hem.”
Walter De Smedt, Het land van de onbestrafte misdaden, Kritak, 288 blz., 22,99 euro
Bron » De Morgen