In het grootste geheim werkte de Staatsveiligheid eind negentiende eeuw nauw samen met de Ochrana, de beruchte spionagedienst van de tsaren. Dat brengt professor Kenneth Lasoen aan het licht in zijn nieuwe boek Geheim België: een geschiedenis van de inlichtingendiensten. Het doel dat de middelen moest heiligen: de terreur van de anarchisten stoppen.
Februari 1883. In het park van Ganshoren blaast een jonge Fransman zich per ongeluk op. De 19-jarige Paul Métayer is, samen met zijn landgenoot Antoine Cyvoct, vanuit Brussel op pad met een zelfgemaakte bom. Hij struikelt en vliegt de lucht in. Cyvoct haalt snel een dokter voor zijn gewonde kompaan en haast zich terug naar Brussel, om zijn medestanders te waarschuwen dat ze al het bewijsmateriaal moeten vernietigen. Als Cyvoct terugkeert in Ganshoren, om nieuws over de onfortuinlijke Métayer te vernemen, wordt hij opgepakt.
Cyvoct en Métayer – die ’s anderendaags in het ziekenhuis overlijdt – blijken anarchisten uit Lyon. In de groep van het duo zitten nog een Fransman en twee Russische studenten. Het incident met de studenten leidt het onderzoek van de Staatsveiligheid naar Odessa in Oekraïne, naar een aftakking van de Narodnaja Volja. Die beweging zat twee jaar eerder achter de geslaagde bomaanslag op tsaar Alexander II. In België speculeren de kranten over een mislukte aanslag op koning Leopold II.
Door de zaak legt de Staatsveiligheid voor het eerst rechtstreeks contact met de Russische Ochrana, de omstreden politieke politie van de tsaren. “Die dienst was berucht om zijn macht, reikwijdte, brutaliteit en totale gebrek aan scrupules”, vertelt professor Kenneth Lasoen (UAntwerpen), die in Geheim België als eerste deze twijfelachtige bladzijde uit de geschiedenis van de Staatsveiligheid bij elkaar puzzelt. Hij baseert zich daarvoor op archiefmateriaal van de Ochrana dat na de Eerste Wereldoorlog in de Verenigde Staten verzeild is geraakt.
Lasoen: “Russische dissidenten die aan de klauwen van de Ochrana konden ontsnappen, emigreerden vaak naar het buitenland om daar de oppositie in stand te houden. Om die reden besliste de Ochrana om een bureau te openen in Parijs.” Het is via dit bureau dat de Staatsveiligheid begin 1883 om informatie vraagt. Het duurt niet lang voordat Brussel en Sint-Petersburg uitvoerig communiceren over Russische vluchtelingen. Het gaat vaak over standaardinlichtingen over de achtergrond van de inwijkeling, zoals een crimineel of politiek verleden.
Revolutie
Eind 19de eeuw zijn ‘de revolutionairen’ vijand nummer een van de Staatsveiligheid. Het is de periode waarin de arbeidersbeweging versplintert in het marxisme, communisme, anarchisme en nihilisme. Een aantal van die stromingen staat een totaal nieuwe orde voor. En daarom moet de oude desnoods met geweld worden omvergeworpen. Gezagsdragers, koningen en regeringsleiders moeten worden gedood vanwege hun misdaden tegen hun onderdrukte onderdanen. Vooral vanuit Italië en Rusland wordt de gewelddadige revolutie gepredikt. In Rusland drukken de tsaren elke tegenstem hardhandig de kop in.
Ook in België brengen de aanslagen van de anarchisten een psychose teweeg onder de machthebbers. “De overheid zag overal radicale spoken: in alles wat ook maar enigszins met de arbeidersbeweging te maken had, zag ze een samenzwering”, zegt Lasoen. “De gematigde socialisten distantieerden zich wel van de gewelddaden en veroordeelden die, maar niemand geloofde hen. De oprichting van de Belgische Werklieden Partij in 1885 werd alleen maar op argwaan onthaald.”
Luik is in die tijd een broeihaard van het anarchisme. In de industriestad bevindt zich een grote kolonie Russische inwijkelingen die gevlucht zijn voor de Ochrana. In maart 1892, wanneer Parijs geteisterd wordt door een reeks explosies uit wraak voor de harde bestraffing van anarchisten, knettert het ook in Luik. Nadat drie beklaagden berecht worden voor een poging tot diefstal van een grote hoeveelheid dynamiet, vinden er aanslagen plaats op de huizen van rechters, de openbare aanklager en andere Luikse prominenten. De explosies veroorzaken schade maar geen slachtoffers. Twee jaar later, in 1894, is dat anders. Dan ontploft op 1 mei een bom aan de voordeur van een dokter die dezelfde achternaam heeft als de openbare aanklager van het proces twee jaar eerder en per ongeluk met hem verward wordt.
In het onderzoek naar de aanslagen volgt de Staatsveiligheid een financieel spoor dat via ene Arkadi Harting, een medewerker van de Russische ambassade in Parijs, naar de Ochrana leidt. Wat blijkt? De spionnendienst van de tsaren heeft via Harting een agent-provocateur ingehuurd – iemand die undercover is geïnfiltreerd in de Luikse anarchistische milieus om mee aanslagen te organiseren. In die tijd is provocatie een veelgebruikte truc van de Ochrana om revolutionairen op heterdaad te kunnen betrappen. De Staatsveiligheid maakt er echter geen punt van. Integendeel: de contacten met de Ochrana worden rond de eeuwwisseling alleen intenser, als de terreur in heel Europa oplaait.
Leugen
In België vuurt in 1902 een Italiaanse anarchist met een pistool op koning Leopold II. In 1904 worden twee politieagenten in Luik geviseerd bij een bomaanslag. In 1906 wordt in de Gentse Vooruit een heuse wapenopslagplaats ontdekt, vol geweren en munitie, bedoeld voor een opstand in Rusland. In 1909 ontploft een bom op de Square Marguerite in Brussel. Datzelfde jaar worden in Gent explosieven gevonden voor een aanslag op de minister van Justitie, Jules Renkin. Twee agenten raken dodelijk gewond bij de arrestatie van een Russische bommenmaker. Als de Britse kroonprins Edward België bezoekt, wordt hij in het station Brussel-Noord beschoten.
Telkens vraagt de Staatsveiligheid de Ochrana om hulp, aangezien er bijna altijd Russen mee in het complot zitten. Er worden gezamenlijke acties op touw gezet, met mensen van de Staatsveiligheid, Ochrana en de Brusselse politie. De toplui van de Russische politieke politie bezoeken het hoofdkwartier van de Staatsveiligheid.
“Er was een broederschap ontstaan van mensen die er oprecht om bekommerd waren de orde en hun landgenoten te beschermen”, zegt Lasoen. “De terroristen vormden een gezamenlijke vijand. Van een dienst als de Ochrana was zeker geweten op welke manier die opereerde, maar als de samenwerking onschuldige levens kon redden, werden de filosofische verschillen over concepten als de rechtsstaat en de individuele vrijheden terzijde gelaten. Het was wel problematisch dat de uitvoerende macht niets wist van dat alles.”
Meer zelfs: de Staatsveiligheid liegt – flagrant – tegen de politiek over de nauwe banden met de Ochrana. Als in 1909 uitkomt dat Arkadi Harting, die intussen gepromoveerd is tot het hoofd van de Ochrana in Parijs, zelf terreuraanslagen heeft laten uitlokken door agents-provocateurs in België en Frankrijk, barst een internationaal schandaal los. De minister van Justitie wordt in het parlement gevraagd naar eventuele contacten tussen de Staatsveiligheid, de Ochrana en Harting. De top van de Staatsveiligheid laat daarop weten dat die zeer zeldzaam en oppervlakkig waren. Er was bovendien “nooit rechtstreeks contact” met Ochrana-spionnen, luidt het.
In werkelijkheid is Harting op dat eigenste moment ondergedoken in Brussel, met behulp van de Staatsveiligheid. Zijn adres wordt verborgen uit vrees voor wraakacties van de anarchisten. Er wordt een agent van de Staatsveiligheid afgevaardigd om hem te beschermen. Later helpt de dienst hem ontkomen naar het buitenland.
Uiteindelijk zullen Brussel en Sint-Petersburg tot aan het einde van de Eerste Wereldoorlog, inlichtingen blijven uitwisselen. De lijn wordt pas verbroken door de Oktoberrevolutie eind 1917, wanneer het tsarenrijk implodeert. Op de dubieuze praktijken van de Ochrana wordt daarna voortgebouwd door de Tsjeka, NKVD en KGB van de Sovjet-Unie.
“De Staatsveiligheid zelf toonde zich eerst heel bereidwillig om mijn boek vooruit te helpen door toegang te verlenen tot haar dossiers. Maar daar kwam finaal weinig tot niets van in huis”, vertelt Lasoen. “Dat roept vragen op over de geheimhouding en het overdreven classificatiebeleid in België. Om meer te weten moet je vaak op zoek gaan in buitenlandse archieven, die wel openbaar toegankelijk zijn, zoals dat van de Ochrana. Vermoedelijk is er zo op nog veel andere plaatsen materiaal terug te vinden dat wij niet kennen.”
Kenneth Lasoen, ‘Geheim België: een geschiedenis van de inlichtingendiensten’, Lannoo, 24,99 euro.
Bron » De Morgen