Vijfentwintig jaar geleden keek David Van de Steen, negen jaar oud, in de tweeloop van de ‘reus’ van de Bende van Nijvel. “Bam! En mijn heup was weg.” Tot vandaag tracht hij te begrijpen waarom de Bende zo nodig zijn zusje, zijn vader en zijn moeder moest hebben. Waarom de reus achter hem aan rende, tot in de winkel. Misschien is er nu een begin van een antwoord. Exclusief: het een kwarteeuw lang vergeten Nederlandse spoor.
“Zaterdag 9 november 1985, 19.37 uur. ‘Niet schieten, dat is mijn papa!’ roept mijn zus. Een keiharde knal, alsof er vuurwerk onder je neus ontploft. Mijn zus en mijn vader die in elkaar zakken. Dan de schrille, paniekerige stem van mijn moeder: ‘Lopen, David! Maak dat je wegkomt!'”
“Zelf rent ze naar de andere kant van de parking van de Delhaize. Van achter een auto duiken twee rare mannen op met riotguns en geweren. Ze dragen vuile kleren en een van hen heeft een zwartepietenpruik op. Een derde man komt van achter een stapel kratten. Instinctief loop ik terug naar de ingang van de winkel, terwijl ik onophoudelijk hoor schieten. Een van de gangsters heeft het op mij gemunt. Ratata! Ik word geraakt in mijn billen, maar voel het niet. Ik ren voor mijn leven, de winkel in. Eerst door het sas, waar klanten verstijfd achter hun karretje staan. Ruiten springen kapot, een man voor mij zijgt neer hij is in het gezicht geraakt door een kogel die voor mij is bestemd.”
“Ik spring over hem, storm de winkel binnen, denk dat ik daar veilig zal zijn. Aan de ingang staat een rek met strips, waar ik daarnet nog in heb zitten lezen terwijl mijn ouders de boodschappen deden. Voor het rek ligt Jo, een jongen die ken van school, plat op de grond. Ik gooi me naast hem in de hoek, net achter de deur van de ingang. ‘Mijn vader is dood! Ik ben bang! Ik ben bang!’ Jo probeert me gerust te stellen, maar hij is even bang als ik. In de winkel rennen klanten hysterisch achter elkaar aan. Geroep, gehuil.”
Vorige week woensdag. Het is drummen in de trouwzaal van het stadhuis van Aalst. Burgemeester Ilse Uyttersprot heeft een receptie geregeld voor de voorstelling van het boek van de kleine jongen voor wie koningin Fabiola ooit een kussentje breide. Vader Uyttersprot was burgemeester van Aalst ten tijde van de laatste en tevens dodelijkste van alle aanslagen van de Bende van Nijvel.
Zes maanden na de achtvoudige moordpartij zou hij overlijden, verteerd door woede en frustratie over hoe dit kon gebeuren. In de trouwzaal verbroederen nabestaanden met politieagenten die die avond ter plaatse waren. Ze willen hem aanraken, graag ook even knuffelen: het tot een beer van een vent uitgegroeide medische mirakel. De enige overlevende van het gezin Van de Steen is na ontelbaar veel operaties nog altijd wankel te been. “Er zitten nog acht kogels in”, wijst hij. Maar hij is hier, en hij leeft.
Het boek verhaalt hoe de kleine David werd opgevoed door zijn grootouders. Opa Albert Van den Abiel is er vanavond niet, helaas. Het gaat slecht met hem. “Hij heeft gezegd: ik wil nog meemaken dat het boek verschijnt”, zegt de auteur. “Dat het daar ligt en dat de mensen het nooit meer zullen vergeten.” Het was de avond van Sint-Maarten. Marie-Thérèse Van den Abiel (38) had voor haar dochter Rebecca (14) een complete new-waveoutfit gekocht. Het meisje is ermee begraven. In het boek staat een foto van vader Gilbert Van de Steen (42 ten tijde van de feiten), met een stok en twee emmers balancerend op een wasdraad. “Mijn pa was een echte artiest”, zegt David.
Op zijn eenentwintigste trok hij met opa naar het parlement. Om de mensen van de parlementaire onderzoekscommissie te vertellen hoe het was geweest, daar in Aalst. En in de moeilijke jaren daarna. Negen jaar geleden nam hij met opa voor de allerlaatste keer deel aan een hoorzitting met de speurders van de Cel Waals Brabant.
“Een speurder legde uit wie zoal op welke positie stond, die avond in Aalst”, weet hij nog. “Er klopte iets niet, en mijn opa en ik zeiden er wat van. Een speurder richtte zich tot mij: ‘Manneke, wat weet gij daar nu van.’ Toen is opa opgestaan en zijn we vertrokken.” Het is allemaal een beetje aan David Van de Steen voorbijgegaan. De Kamercommissies, de theorieën, de boeken, de films.
Onderzoeksrechter Freddy Troch, die in 1990 van de zaak werd gehaald, net toen hij op het punt leek te staan een doorbraak te forceren. Toen de natie zich erover opwond, lag de kleine David zijn pijngrens te verleggen bij de kinesist. “Kinderen die iets gruwelijks meemaken, dissociëren”, zegt David Van de Steen. “Ze duwen het weg in een hoekje van hun geheugen. Bij mij was het niet zo. Ik zie alles heel scherp, tot het punt waarop ik in die tweeloop staarde. Elk moment van mijn leven daarvoor is een bijna tastbare herinnering. Het is ook alles wat ik nog heb van papa, mama en Rebecca.” De agent die hem vond, trachtte hem bij bewustzijn te houden. Waar woon je? “Hyacintenstraat 43.” Waar? “Hyacintenstraat 43.” Waar woon je? “Hyacintenstraat 43.”
Een passage uit het boek: “Waarom werden wij vieren neergekogeld, op drie verschillende plaatsen? Waarom riep mijn zus naar een van die mannen: ‘Niet schieten, dat is mijn papa’? Toch een rare reactie, alsof ze die man kende. Mijn pa en mijn zus lagen vooraan op de parking, maar mijn moeder was naar de andere kant van de parking gelopen.”
“Een gangster had haar eerst met een riotgun neergemaaid en had daarna nog de moeite gedaan om tot bij haar te lopen, om haar met een nekschot uit een revolver af te maken. Dat doe je toch niet als je gehaast bent, tenzij je daar goeie redenen voor hebt? Ook de kogels voor mij waren bedoeld om te moorden. (…) Mijn grootvader is ervan overtuigd dat de daders, of toch tenminste een van hen, ons kenden. En eerlijk gezegd denk ik er ook zo over. Niet dat de daders speciaal naar Aalst waren gekomen om met ons af te rekenen. Maar misschien zat er een dader bij die uit Aalst kwam en die ons kende.”
Bron » De Morgen