Drie duikers die sinds gisterochtend in Ronquières de bodem van het kanaal Brussel-Charleroi doorploegen op zoek naar ‘het cruciale spoor’ naar de Bende van Nijvel, deden dat 24 jaar geleden ook al eens. “Wij vrezen dat hier niets meer ligt. We hebben ons werk in 1986 goed gedaan”, zeggen de duikers.
“Het is alsof we hier gisteren pas stonden”, knikt eerste korporaal-chef Jan Vandenbosch van de 11de genie uit Burcht, nadat hij een eerste keer het water is doorgezwommen. Hij is een van de zeven militaire duikers die de komende dagen de zwaaikom in het kanaal van Ronquières zullen doorzoeken. Samen met twee andere duikers uit het team stond hij hier een kwarteeuw geleden ook al, op een steenworp van het bekende hellende vlak.
De Bendespeurders kregen bijzondere aandacht voor deze plaats omdat een getuige in de nacht van 10 november 1985 zag hoe twee mannen enkele zakken in het water gooiden. Het was de dag na de bloedige overval op de Delhaize in Aalst. Toen duikers de plek een jaar later onderzochten, vonden ze tientallen sporen.
Een kogelvrije vest, wapens, een kassa en de beruchte lange jas van ‘de Reus’. Speurders geloven dat die laatste na de overval gewond was geraakt door een politiekogel. Hij zou daarna door de andere gangsters afgemaakt zijn, waarna zijn spullen op deze plek werden gedumpt. Sommige onderzoekers denken ook dat het lichaam van ‘de Reus’ hier in het water werd gegooid.
“Het was toen de eerste echte grote zaak voor ons jonge team”, zegt eerste korporaal-chef Eric Verhamme, die er toen ook al bij was. “Het was in de dagen dat het hele land in de ban leefde van de Bende.” De duikers die hier toen zwommen, hebben hun twijfels bij de slaagkansen van de nieuwe zoekactie.
“We hebben dit stuk van het kanaal heel precies afgezocht”, zegt Verhamme. “We hebben onze opdracht 24 jaar geleden zeer nauwgezet uitgevoerd. Wat er toen lag, hebben we gevonden. Zelfs kleine onderdeeltjes van wapens hebben we bovengehaald. De hele zwaaikom is toen doorploegd. Onze methode is nog altijd dezelfde. Neen: als we nu nog iets vinden, dan is het er achteraf – na 1986 – bijgegooid.”
Toch dringen speurders en justitie erop aan nog één keer alles op alles te zetten. Sinds gisterochtend wordt de bodem opnieuw centimeter per centimeter afgezocht, net als in 1986. “We leggen eerst een ketting over de bodem, van de ene oever naar de andere”, legt eerste sergeant Johan Feliers uit.
“Een duiker steekt daarna langs die ketting het kanaal over, en hij tast de bodem af met zijn vrije hand. Zo zullen we met zeven duikers het hele zwaaibekken afzoeken: op de tast. De zichtbaarheid onder water is nihil”, zegt Vandenbosch. “We woelen het zand van de bodem op, waardoor het er meteen aardedonker is. Communiceren met de mannen aan de oever is enkel mogelijk door signalen te geven met een touw. Maar dit zijn voor ons geen moeilijke omstandigheden. Integendeel: er is weinig stroming, en het water is redelijk warm.”
Het team kan nu een beroep doen op moderne technieken die in 1986 nog niet bestonden. Als een duiker iets vindt, zal er op die plek een metaaldetector ingezet worden. Daarnaast is er een superstofzuiger die de modder opzuigt en door een zeef filtert.
“We halen de bewijsstukken nu ook niet zomaar uit het water. We bewaren ze in het water, omdat we weten dat vingerafdrukken verdwijnen als het water opdroogt.” Toen de actie gisteren om 13 uur werd stilgelegd, waren er volgens onderzoeksrechter Martine Michel geen nieuwe bewijsstukken gevonden . De speuractie zou nog vijf tot acht dagen duren.
Bron » Het Nieuwsblad