‘In het kader van een gedegen en betrouwbare onderzoekscommisie ben ik bereid te praten over een aantal onopgeloste gerechtelijke onderzoeken uit de jaren 80. En ik heb het gevoel dat er met de huidige minister van Justitie dingen mogelijk worden.’ De verrassende uitspraak komt van baron Benoît de Bonvoisin.
We hebben er op dat moment een urenlang gesprek met hem opzitten. Bij het buitenstappen krijgen we nog een uitsmijter. ‘Mag ik u een lastige vraag stellen: denkt u dat ik leugens heb verteld?’, vraagt de man die nu al zo’n vijftien jaar met het epitheton ‘de zwarte baron’ door het leven gaat. ‘Wij hebben vooral het gevoel dat u heel veel dingen niet vertelt’, is ons antwoord. ‘Er zijn een heel aantal dingen die ik niet kán vertellen omdat ik zo het leven in gevaar breng van een aantal mensen. Er zijn al genoeg doden gevallen. Ik mag mij gelukkig prijzen dat ze mij enkel burgerlijk hebben afgemaakt.’
Vorige week raakte bekend dat minister van Justitie Stefaan de Clerck op basis van artikel 485 van het wetboek van strafvordering het Hof van Cassatie had bevolen te onderzoeken of in het dossier van baron Benoît de Bonvoisin de magistratuur wel correct heeft gehandeld. Al sinds 1987 beweert de baron dat zijn dossier een toonbeeld is van flagrante rechtsweigering. Hoewel de minister het anders wil laten uitschijnen, werd hij door de magistratuur wandelen gestuurd.
Maandag verschijnt de Bonvoisin voor het Hof van Beroep te Brussel in een poging om een veroordeling tot drie jaar gevangenis (uit juni 1995) ongedaan te maken. Maar wie is die man met wie ook de minister niet graag wordt geassocieerd? We zochten hem op.
Benoît de Bonvoisin is al jarenlang een omstreden figuur, behorend tot de kaste der politiek onzuiveren. De publieke opinie kent hem als de man die extreem-rechts in België financierde en die er niet voor terugdeinsde daarvoor valsheid in geschrifte te plegen. Hij is trouwens op grond van die feiten vorig jaar veroordeeld. Het proces toen draaide om illegaal geld dat via de vennootschappen PDG en Cidep vergaard werd en dat diende om de lonen van het rechtsgezinde blad Nouvelle Europe Magazine (NEM) te betalen en om een privé-inlichtingendienst te financieren die geleid werd door extreem-rechtse figuren als majoor Bougerol. De baron werd beschuldigd van oplichting, verduistering, bankroet en andere fraude met genoemde vennootschappen.
De Bonvoisin is zich altijd heftig tegen dat imago blijven verzetten. Tevergeefs, want publiek gehoor vond hij niet. Onlangs kreeg hij steun uit onverwachte hoek. In zijn boek ‘De weg naar de wanorde’ neemt gewezen agent Robert Chevalier van de Belgische Staatsveiligheid namelijk de verdediging op van de baron. Het boek is één lange aanklacht tegen het beleid van gewezen topman van de Staatsveiligheid Albert Raes.
Chevalier schrijft onder meer: ‘Ik en mijn collega’s van BC2 (de cel die extreem-rechts onderzocht, red.) waren ervan overtuigd dat de CVP en de liberalen Vanden Boeynants wilden uitschakelen via zijn goede vriend De Bonvoisin. De vijanden van VdB stapten naar Albert Raes en vroegen hem om via de Staatsveiligheid bezwarend materiaal tegen De Bonvoisin en VdB te verzamelen’. En verder: ‘Ik denk niet dat hij fascistische ideeën had… Informanten in de extreem-rechtse kringen vertelden mij dat ze niet konden geloven dat De Bonvoisin extreem-rechts financierde’.
Het boek was voor De Bonvoisin een geschenk uit de hemel. Een rehabilitatie kwam er evenwel niet. In de Franstalige pers dook op hetzelfde moment plots het verhaal op van een koffer vol valse documenten (over o.m. de infiltratie van de KGB in ons land) die bij de broer van de baron in beslag was genomen. ‘Trop is teveel’, neemt de baron een gevleugelde uitspraak van zijn vriend VdB over, ‘dat waren documenten die mij een jaar eerder waren overgemaakt. Ik was met een aantal documenten naar het parket gestapt met de vraag na te gaan of er vervalsingen tussen zaten. Dat bleek ook het geval. Nadien werd een huiszoeking gehouden om de rest van de documenten in handen te krijgen en werd een perslek georganiseerd om te doen uitschijnen dat ik die documenten had vervalst. Dit is echt al te grof’.
‘Weet u dat u de eerste Vlaamse journalisten bent die mij in vele jaren om een gesprek hebben gevraagd,’ zegt hij wanneer we binnenkomen. ‘Of eigenlijk niet helemaal. Ooit is een journalist van een Vlaamse krant mij komen interviewen. Maar die mocht uiteindelijk van zijn hoofdredacteur het interview niet publiceren’.
Benoît De Bonvoisin ontvangt ons in zijn statige herenhuis aan de Brusselse Sint-Michielslaan. ‘Nee, ik woon hier helemaal niet alleen, beantwoordt hij onze nieuwsgierigheid. Mijn oude moeder woont hier ook. En de dochter van mijn zus die in Londen woont zit hier bij manier van spreken op kot. En dan is er hier nog een oude oom van mij. in feite en pied-à-terre voor de hele familie. Ik geloof in dit soort van samenlevingsvorm, die eigenlijk om respect voor de ouden van dagen draait. Het is toch beter dat oude mensen geïntegreerd blijven in de maatschappij, in plaats van ze ver weg in bejaardentehuizen te stoppen. Geloof het of niet, maar dit stond destijds ingeschreven in de principes van de CEPIC. De CEPIC was niet het extreem-rechtse clubje dat men er in de publieke opinie altijd van heeft gemaakt.’
Tijd: Niet extreem-rechts, maar dan toch wel rechts.
De Bonvoisin: ‘Als u met rechts anti-communistisch bedoelt, dan hebt u gelijk. De CEPIC was daarnaast in eerste instantie een groepering in de PSC die de middenstand en de vrije beroepen in de economie de plaats wilde geven die hen toekwam. Wat wij voor ogen hadden was: respect vragen voor de KMO’s als belangrijke werkverschaffers, en dat respect vertaald zien in een zo licht mogelijk fiscaal regime. Berperkte belastingen ten bate van de economische ontwikkelingen. Wij waren ook voor een ‘cordon salarial’ rond Europa. Maastricht dat is een fabriek van werklozen.’
‘De CECPI was op zich helemaal niet zo’n geval apart. Onze statuten waren volledig geënt op die van de PSC, met dat verschil dat er bij de CEPIC ingeschreven stond dat we niet alleen tegen het communisme ware maar ook tegen alle uitwassen van het kapitalisme.’
Tijd: Volgens velen bent u een gevaarlijk man, ja, zelfs staatsgevaarlijk.
De Bonvoisin: ‘Ik hou van zo’n vragen. Ja, als men het kartel van het grote private en syndicale kapitaal bedoeld, was ik gevaarlijk. Wij vroegen onder meer de financiële controle van de vakbonden. Dat viel in zeer slechte aarde omdat wij tegelijk gekant waren tegen de oprichting van de Bijzondere Belastingsinspectie. Een directeur-generaal van de BBI heeft het mij nadien bekend: de dienst heeft meer geld uit het land doen wegvloeien dan dat hij heeft opgebracht.’
Tijd: U wordt nu toch al zo’n vijftien jaar ‘de zwarte baron’ genoemd. Kunnen we eens naar de oorsprong van die weinig fraaie bijnaam gaan?
De Bonvoisin: ‘Al mijn problemen zijn begonnen toen ik in het begin van de jaren 80 vanuit de CEPIC en vanuit mijn positie als politiek medewerker van VdB officieel de vraag stelde of er controle kon worden uitgeoefend op het functioneren van de Staatsveiligheid.’
Tijd: Met welk gezag kon u zo’n controle vragen over de Staatsveiligheid?
De Bonvoisin: ‘Ik was ondervoorzitter van de CEPIC.’
Tijd: Met dekking van Vanden Boeynants…
De Bonvoisin: ‘Ik moest geen toelating vragen aan papa.’
Tijd: Wat bracht u op het idee om dat onderzoek te vragen?
De Bonvoisin: ‘Ik had vrienden bij de Franse geheime diensten en van hen vernam ik dat er op een of andere manier een sovjetinfiltratie aan de gang was in de Staatsveiligheid. Nadien kreeg ik daarover van het hoofd van de Franse veiligheid Demarange zeer precieze informatie, ook wat betreft de vertakkingen naar de politieke en journalistieke wereld. Ik zal daarover verklaringen afleggen zodra er een valabele commissie komt die daar klaarheid over wil.’
‘De toenmalige minister van Justitie Jean Gol vroeg mij ‘vriendelijk’ waarvan ik dan precies op de hoogte was. Ik heb hem toen die informatie niet willen geven omdat ik mogelijke verkeerde intenties zag. Kort nadien belegde Gol samen met Christian Smets van de Staatsveiligheid een persconferentie in een restaurant om mij in een slecht daglicht te stellen. Dat is dezelfde Smets over wie agenten van de veiligheid achteraf gezegd hebben dat hij aan het hoofd stond van een speciale cel van de Staatsveiligheid die de vuile zaakjes van Raes moest opknappen.’
Tijd: Het hek ging helemaal van de dam toen in 1981 een rapport van de Staatsveiligheid naar de krant De Morgen uitlekte, waarin u werkelijk als de spilfiguur van extreem-rechts in België werd opgevoerd. U was de geldschieter van extreem-rechts. U organiseerde privé-milities, U hielp de Duitse nazi Ekkerhard Weil uit de handen van het Belgische gerecht te houden…
De Bonvoisin: ‘Het document is een vervalsing. De persoon die het document heeft opgesteld, heeft later onder ede verklaard dat hij op bevel van kolonel Devlieghere van de veiligheid de voorwaardelijke wijs in het document volledig moest vervangen door de stellende wijs.’
Tijd: Maar er bestond dus wel een document, zij het in de voorwaardelijke wijs.
De Bonvoisin: ‘Dat oorspronkelijke document was een amalgaam. Men kan eender wat in een document zetten om nadien uw deuren te kunnen openen en voor alles en nog wat huiszoekingen organiseren. Alles draait om het gezegde: Quand on veut tuer son chien, on dit qu’il a la rage. Men heeft mij proberen te destabiliseren. Ik heb als voorbeeld gediend om anderen te doen zwijgen.’
Tijd: Een befaamd advocaat vertelde ons dat uw grootvader Alexandre Galopin – gewezen gouverneur van de Generale Maatschappij en in 1944 vermoord door de Gestapo – een dossier had met informatie over de grote sche collaboratie. Dat dossier zou in uw handen zijn. Is het dat wat men wilde vinden toen u de eerste keer werd aangehouden en er huiszoekingen werden gedaan? Zijn het deze archieven die van u een gevaarlijk man maken?
De Bonvoisin: ‘Later zal ik daar misschien meer over vertellen. Wat u vertelt is correct. De medewerkers van substituut Godbille hebben in 1990 gepoogd om dat dossier in het buitengoed van de familie te stelen.’
Tijd: Even terug naar de oorsprong van het conflict tussen uzelf en VdB enerzijds en Albert Raes anderzijds. Dat conflict zou al van 1970 dateren. Raes had toen nagelaten Paul vanden Boeynants op de hoogte te brengen dat Belgische huurlingen vanuit Luik waren vertrokken naar Zaïre.
De Bonvoisin: ‘Ik herinner mij dat incident perfect. VdB kon de tweeslachtigheid van Raes echt niet verdragen. Gelet op de grote macht van een inlichtingendienst in een land, was VdB zeer ontevreden over dat feit.’
Tijd: Die huurlingenkwestie lag echt gevoelig.
De Bonvoisin: ‘Maar, mon cher, aan de ene kant probeerde België de destabilisering van Zaïre te voorkomen en aan de andere kant liet de Staatsveiligheid huurlingen vertrekken.’
Tijd: U hebt zeer goede relaties met president Mobutu. Dat speelde misschien mee bij voor de Staatsveiligheid. U was een rechtstreekse lijn met de president. Een goede bron vertelde ons dat Mobutu via de ambassade in Brussel rechtse bewegingen in ons land heeft mede-gefinancierd. Ook de CEPIC.
De Bonvoisin: ‘Ik heb voor de CEPIC nooit een frank ontvangen van Mobutu.’
Tijd: Dat gebeurde misschien via Leon Finné, gewezen bankier bij de bank Copine die in 1985 vermoord werd door de Bende van Nijvel. Finné was lid van de CEPIC en zou volgens een getuige een rol hebben gespeeld in de financieringen door Mobutu.
De Bonvoisin: Finné was inderdaad lid van de CEPIC. Ik weet niets van relaties van Finné met Zaïre. Finné is mij ooit warm aanbevolen door senator Saint-Remy, destijds voorzitter van de CEPIC. Na een half uur onderhoud met Finné heb ik Saint-Remy laten weten dat ik de man niet vertrouwde. Finné was iemand die zijn zinnen nooit afmaakte. Kijk, is was zeer bang voor infiltraties binnen de CEPIC. Voor mij was Finné gebonden aan de politiediensten. Ik leidde dat af uit de zaken die Finné mij daarover vertelde.’
Tijd: Vorig jaar bent u tot drie jaar effectief veroordeeld voor valsheid in geschrifte bij de vennootschappen Cidep en PDG, van waaruit u extreem-rechts in België zou gefinancierd hebben.
De Bonvoisin: ‘Ze hebben in die zaak gewoon niets, niets, niets tegen mij. Er is geen enkel hard bewijs aangevoerd. Het enige wat mijnheer Fabri, de voorzitter van de rechtbank, heeft kunnen doen was een oordeel vellen op grond van zijn ‘intime conviction’. De veroordeling was gebaseerd op getuigenissen van o.m. Smets. Nooit is een onderzoek à décharge gebeurd. Deze beschuldiging is niet anders dan alle andere beschuldigingen die aan mijn adres werd geuit: De Bonvoisin heeft iets te maken met het parkeermeterschandaal in Luik, De Bonvoisin stond in de lijn van Klaus Barbie, De Bonvoisin organiseert staatsgrepen, De Bonvoisin heeft banden met de maffia, De Bonvoisin heeft de redactielokalen van het weekblad Pour in brand gestoken, De Bonvoisin handelt in drugs en wapens, De Bonvoisin steelt meubels uit de lokalen die hij aan Cidep verhuurt… Wees nu eerlijk, het wordt toch een beetje te veel van het goede. Weet u dat er stukken van mij zitten in zowat alle zware dossiers van de jaren 80? Gewoon om en bepaalde atmosfeer te creëren rond mijn persoon! En dat alles werd er bij de publieke opinie door een zekere pers ingehamerd.’
Tijd: U vertrouwt de pers niet?
De Bonvoisin: ‘Ik heb formele bewijzen dat bepaalde journalisten door de Staatsveiligheid werden betaald voor diensten die ze bewezen. Ik heb er zelfs het formele bewijs van dat een bepaalde journalist zo ver kon gaan dat hij schaduwopdrachten gaf aan leden van de BOB. Weet u, het is bijna een grap. België moet wel het enige land in de wereld zijn waar de linkse pers onder één hoedje speelt met de Staatsveiligheid.’
Tijd: U bent zo net nog één van uw vergrijpen vergeten. Onlangs bent u veroordeeld voor heling van antieke heiligenvoorwerpen die uit een klooster waren gestolen.
De Bonvoisin: ‘Nog zo’n onwaarschijnlijk verhaal. Mijn rol in die zaak is op generlei wijze die van een heler geweest. Integendeel, ik wilde dat de persoon die mij de zaken aanbood ze terug naar de rechtmatige eigenaar bracht. Er is nooit een onderzoek à décharge in deze zaak gebeurd. Er is zelfs helemaal geen onderzoek geweest. Ik ben niet voor de raadkamer moeten verschijnen. Weet u waarom subsituut Mawet zes maanden cel tegen mij eiste? Hij heeft het letterlijk gezegd: omdat De Bonvoisin schade wil berokkenen aan de Staatsveiligheid en die Staatsveiligheid een behoeder is van de democratie. Dit is toch wel een beetje al te doorzichtig.’
Tijd: U zegt dus dat er nooit veel onderzoek ten gronde is in de zaken waarin u een rol speelt.
De Bonvoisin: ‘Elke vraag naar bijkomend onderzoek werd systematische getorpedeerd. Kijk, ik heb in 1983 klacht neergelegd tegen Albert Raes en Christian Smets van de Staatsveiligheid en in 1987 is de zaak in de handen van een onderzoeksrechter gegeven om bijkomend onderzoek te doen. Het onderzoek wordt op alle mogelijke manieren door het parket gedwarsboomd. Substituut Godbille heeft in zijn requisitoir in het voordeel van de Staatsveiligheid niet minder dan 58 keer gelogen. Beseft u dat Raes in december 1987 aan de discussie op het parket-generaal deelnam waarin werd overwogen om via het Hof van Cassatie het arrest ongedaan te maken dat groen licht gaf voor het onderzoek dat, naar aanleiding van mijn klacht, tegen Raes zelf werd opgestart?’
‘Het onderzoek dat uit mijn klacht voortvloeide kwam bij onderzoeksrechter mevrouw Lyna terecht. Weet u dat Raes druk probeerde uit te oefenen met een ‘dossier’ over haar echtgenoot? Het onderzoek werd haar in 1992 afgenomen en overgedragen aan onderzoeksrechter J.P. Collin. Het bijkomende onderzoek dat in 1987 werd gevraagd werd door een arrest van de kamer van inbeschuldigingstelling in maart 1992 herroepen. Weet u waarom? Terwille van het staatsbelang!’
Tijd: Moeten we daaruit afleiden dat er bij het onderzoek meer naar boven zou komen dan alleen maar -excuseer ons de uitdrukking- bijna triviaal aandoende georchestreerde hetze tegen uw persoon? Met andere woorden, zou men bij diepgaand onderzoek als vanzelfsprekend op andere dossiers gestoten zijn? Of laten we het nog anders stellen: is er volgens u ergens een raakvlak tussen uw zaak en pakweg het dossier van de Bende van Nijvel?
De Bonvoisin: ‘Er is een raakvlak: het systematisch torpederen van het gerechtelijke onderzoek. Overigens, niet alleen mijn dossier en dat van de Bende van Nijvel zijn verknoeid. Er is ook nog de moord op Latinus, de dubbele moord in de Rue de la Pastorale, de affaire Bouhouche-Beijer, de brand bij Pour, de zaak Pinon (de roze balletten), enzovoort.’
Tijd: Zegt u nu dat achter alle troebele zaken dezelfde mensen en hetzelfde schema zitten?
De Bonvoisin: ‘Zo kan u het stellen. Het gaat om ‘une association de malfaiteurs’, een vereniging van boodsdoeners.’
Tijd: Hebt u precieze ideeën en informatie omtrent die zaken?
De Bonvoisin: ‘Uiteraard. Overigens, als er een ernstige commissie zou komen die licht wil werpen op alle troebele zaken, dan weet ik met zekerheid dat mensen uit minstens drie verschillende landen willen komen getuigen. Tot op heden is er echter een occulte macht die elk ernstig onderzoek naar bijvoorbeeld de Bende van Nijvel heeft getorpedeerd. Trouwens, dat zeg ik niet alleen, tot die bevinding is ook de Bende-commissie gekomen.’
Tijd: Mensen uit verschillende landen willen hier komen getuigen, zegt u. Ook uit Frankrijk?
De Bonvoison (lacht): Dat kan ik niet zeggen. Waarom stelt u die vraag?
Tijd: Volgens onze gegevens kan men de dossiers als de Bende van Nijvel of de CCC niet begrijpen als ze niet in een internationale context zijn geplaatst. Frankrijk en België zouden bijvoorbeeld een scharnierfunctie hebben gehad in de wapentrafieken van de jaren 80. Bepaalde bronnen zeggen dat de commandoleider van de Bende uit Frankrijk kwam. De CCC zou logistieke zijn ondersteund door de Franse Action Directe, zo wordt gesteld.
De Bonvoisin: ‘Wat de Bende betreft, weet ik het niet. U mag niet alles met mekaar verbinden, maar wanneer u het heeft over het terrorisme van de jaren 80 en over bepaalde Franse terroristische groeperingen en over bepaalde adressen aan de Frans-Belgische grens…ja dan zijn er wel verbanden.’
Tijd: Welke?
De Bonvoisin: ‘Dat is iets waarover ik wil getuigen voor een commissie.’
Tijd: Er zijn al onderzoekscommissie geweest. Waarom bent u nooit een getuigenis gaan afleggen?
De Bonvoisin: ‘Ik heb zelf aangeboden om te getuigen voor de kamercommissie voor banditisme en terrorisme en voor de kamercommissie rond Gladio. Ik heb nooit mógen getuigen.’
Tijd: Als we de afgelopen 15 jaar zo bekijken, dan lijkt u niet bepaald veel vrienden te hebben. Niet erg veel mensen hebben het voor u opgenomen.
De Bonvoisin: ‘Er zijn een aantal factoren die dat kunnen verklaren. In het begin van de jaren 80 stond ik politiek dicht bij Vanden Boeynants. En niet iedereen was opgezet met zijn comeback. Bovendien beviel het succes van de CEPIC zeker niet iedereen. Toen pro-christelijke liberalen hun lidkaart gingen inleveren om bij de CEPIC aan te sluiten, heb ik gezegd: dit overleven we niet. Overigens werden ook onze relaties met het Vlaamse NCMV niet in dank afgenomen door de extreem-francofone vleugel van de PSC. Wil u nog redenen? In Zaïre heb ik tegen de schenen geschopt van zekere Belgische banken omdat ik hun monopoliepositie niet zag zitten. Bovendien heb ik mij altijd duidelijk verzet tegen de gangbare gebruiken bij de agro-chemische industrie. Ik ben zelf vegetariër en ben procent voorstander van biologische landbouw en van natuurlijke geneeskunde.Voor mij is het adagium van Hypocrates heilig: voeding is het eerste medicijn.’
‘Neem daarbij ook nog dat ik mij tegen de desinformatie heb verzet die in het begin van de jaren 80 rond het plaatsen van Navo-raketten in België werd opgezet. Begrijp mij niet verkeerd, ik ben altijd tegen offensieve raketten geweest maar in dit geval ging het om defensieve raketten.’
Tijd: Bezondigde u zich als penningmeester (los van de beschuldiging dat u vanuit uw positie bij de CEPIC extreem-rechts zou gefinancierd hebben) niet aan het soort van partijfinanciering met valse facturen en dies meer zoals dat ook bij andere partijen het geval was?
De Bonvoisin: ‘Ik kan u één ding verzekeren: als CEPIC voerden wij échte studies uit. Overigens, het eerste wat ik als schatbewaarder heb gedaan, is naar de hoofdcontroleur van belastingen stappen om hem ervan op de hoogte brengen wat wij precies deden en of hij ons kon adviseren hoe we dat fiscaal zo correct mogelijk konden regelen. En als ik nog een element mag toevoegen waaruit mag blijken dat wij een stevige controle op de geldstromen die via de Cepic gingen: op elke onkostennota moesten drie handtekeningen komen, waarvan één van de secretaresse! Zelf tekende ik niet.’
Tijd: Allerhande obstructies vanwege de Staatsveiligheid vormen volgens u de rode draad door uw verhaal. Denkt u dat de Staatsveiligheid met Raes op kop de drijvende kracht was achter wat u de ‘association de malfaiteurs’ noemt. Of was Raes maar een uitvoerder voor de echte ‘duistere macht’?
De Bonvoisin: ‘Raes heeft in de hele zaak een verachtelijke rol gespeeld. Ik weet alleen niet precies op welk niveau. Wat ik weet is dat ik in november 1986, nadat een conflict met burgemeester Eerdekens van de stad Andenne en mij was bijgelegd, naar Raes heb gebeld met de vraag of het niet tijd werd om de strijdbijl te begraven. Raes heeft mij toen als volgt geantwoord: ‘Ik wil wel, maar daartoe moet ik eerst toestemming vragen aan procureur Van Homstee van het Hof van Beroep’. Ik herhaal maar zijn woorden.’
Tijd: Wij zitten door onze vragen. Had u nog zelf nog wat dat u kwijt wil?
De Bonvoisin: ‘Ja, een nota van de befaamde professor Bouloc uit Parijs die mijn geval heeft bestudeerd en tot de conclusie komt dat ik het slachtoffer ben van staatsterrorisme. Bouloc, dat is niet van de minsten.’
Bron » De Tijd | René de Witte & Dirk Selleslagh