De voet van de verdwenen Jean-Paul Taminiaux, de onopgehelderde moord op Jean-Hugues Wathelet, de Bergense seriemoordenaar, … Sinds gisteren frissen witte comités in open lucht het publieke geheugen op over juridische dossiers die stilaan onder het stof raken. De ‘witte koffieklets’ wordt een traditie, elke zesde dag van de maand in het voorportaal van Brusselse justitiepaleis.
De dames schenken koffie, de heren delen koekjes en pamfletten uit. Foto’s van vermisten en vermoorden. Samenvattingen van dossiers die België vergeten is in loop der jaren. Geheugensteuntjes.
Een kampeersfeertje hangt er in de herdenkingsnis links in het portaal. Maar op de gezichten staat te lezen dat ze een vreselijk juk dragen. Afhangende mondhoeken, doffe ogen, de smart staat ook bij jonge nabestaanden in diepe lijnen in de gezichten gegrift. De enige manier voor hen om het verlies te verwerken, is de publieke opinie wakker te houden. Na de flop van de tweede witte mars, rees het idee voor witte waken, elke zesde dag van de maand in de herdenkingsnis van het Brusselse justitiepaleis. De zesde is lukraak gekozen. Waar het op aankomt is de traditie net zolang in stand te houden tot alle dossiers opgelost zijn. Iedereen is welkom en krijgt gratis koffie, van tien tot drie uur.
Initiatiefnemer van de witte wake is Jean-Joseph Wathelet (63). De Brusselaar zal niet rusten eer de moord op zijn zoon Jean-Hugues niet is opgelost. Eenendertig was Hugues toen iemand hem tien jaar geleden op een parkeerterrein in Leuven in koelen bloede neerschoot. Het parket stapte niet af, een lijkschouwing bleek overbodig, de BOB zwoer van de eerste dag geen enkel spoor te hebben. “Ze wilden gewoon niet. Jean-Hugues was een netelig dossier. Onderzoeksrechter Decoux deed zijn best, maar toen nam Brussel de zaak onder de loep. Waarom weten we nog altijd niet.”
In die hoofdstad viel Wathelet van de ene verbazing in de andere. Hij stuit op onwil. Sommige speurders weigeren precies te geloven dat zijn zoon inderdaad dood is, sterker, dat hij ooit een zoon heeft gehad.
“Mevrouw, mijnheer, in het belang van iedereen, de vrede en uzelf, laat deze zaak rusten”, schijnt de Brusselse procureur Benoît Dejemeppe de ouders te hebben meegedeeld tijdens een gesprek op 1 april ’93. “Ik geef toe dat het gerecht in het begin slordig heeft gewerkt, maar laat de zaak nu maar voor wat ze is. Neem het van me aan, het is beter voor u.” De familie Wathelet kan niet lachen. Dit is een sinistere aprilgrap.
Mevrouw Taminiaux verslikt zich in haar koffie als ze het verhaal van de voet van haar zoon doet aan een voorbijganger. De man in toga fronst de wenkbrauwen. Een dossier over een voet? Heeft België echt nog zulke vreemde dossiers? “Mijn zoon verdween in de nacht van 1 op 2 april 1995. De voet heb ik terug maar waar is de rest van mijn zoon? Die ligt ergens op de Samber-bodem.” DNA-onderzoek heeft aangetoond dat de voet wel degelijk van Jean-Paul (32) was. Bij een liefdesrivaal van Taminiaux trof het gerecht een bloedplas aan. Onderzoek toonde aan dat het voor 99 procent zeker dat van Jean-Paul is. Maar toen hield de speurtocht van de onderzoeksrechter van Charlerloi abrupt op. “Madame, un pied? Zeg nu zelf: wat kunnen we daar mee aan?” Einde citaat, begin van een leven vol vragen. De rest van Jean-Pauls lichaam lig nog ergens in de Samber. “Ik vermoed dat ze hem aan een betonnen blok hebben gebonden.”
Nog een bekende in het lauwe herfstzonnetje: Joanna Bosmans, de moeder van de verdwenen Conrad Bosmans. Conrad werkte in een Brussels pompstation. Op 6 oktober 1988, tussen drie en vijf, verdwijnt hij, zomaar. Zijn jas, zijn portemonnee, zelfs zijn hond blijft achter. Er zijn sporen van geweld. Acht jaar lang beweegt er niks in het dossier. Pas als de zaak-Dutroux losbarst, heeft men weer even aandacht voor verloren Conrad. Een broek, een bewijsstuk, duikt op bij een huiszoeking bij een van de verdachten: de moeder herkent het kledingstuk formeel, want ze heeft het gerepareerd. Het gerecht van Neufchâteau laat zelfs de naaimachine aanrukken om het stiksel te vergelijken. Dan valt de stilte weer in omtrent Bosmans. De gehandicapte mevrouw Bosmans mag alleen met de onderzoeksrechter en de speurders spreken als haar advocaat erbij is. Ze heeft het gevoel meer plichten dan rechten te hebben.
Bron » De Morgen | Anne de Graaf