Een week nadat Michel Piro, de koning van het nachtleven in Charleroi, in november 1996 contact opnam met de familie van de vermoorde Julie Lejeune, werd hij met twee pistoolschoten geëxecuteerd. Marc Dutroux en Michel Nihoul kwamen vaak in de bars van Piro. Hij was op zijn beurt klant in een bordeel waar iemand Julie en Mélissa opmerkte. Een complottheorie? Mogelijk. De zaak was vergeten, tot dinsdag bleek dat procureur Bourlet de zaak wil uitklaren op het proces-Dutroux.
Het is een van die telefoontjes zoals er in de nadagen van 1996 meerdere per dag binnenlopen bij het steuncomité voor Julie en Mélissa. Het aantal mensen dat een witte mars of zoiets wil organiseren is overweldigend. Daarom is Roland Lejeune aangeduid als aanspreekpunt. De neef van Jean-Denis Lejeune, vader van de vermoorde Julie, besteedt eerst geen bijzondere aandacht aan dit telefoontje. “De uitbater van restaurant L’Arche de Noé in Nalinnes”, noteert hij op 8 november, “biedt aan om in zijn zaak een eetfestijn te houden waarvan de opbrengst naar het steuncomité zal gaan.”
Lejeune krijgt de man nog twee keer aan de lijn, de laatste keer op 28 november. “Hij zei dat hij me wilde ontmoeten”, zegt Lejeune, “en dat hij informatie had over Julie en Mélissa. Ik begreep – ik voelde dat zo toch aan – dat hij bepaalde inlichtingen had.”
In de ochtend van 5 december 1996, om 3.50 uur, weerklinken twee schoten op de parking langs de A54 te Luttre, nabij Pont-à-Celles. Wat later wordt het lijk van Michel Piro uit de passagierszetel van zijn rode Mazda-bestelwagentje gehesen. De uitbater van L’Arche de Noé is van dichtbij neergeknald. Michel Piro, nachtmens, is na drieën vertrokken uit Nalinnes om samen met zijn vrouw Véronique Laurent op de Brusselse vroegmarkt eetwaren in te slaan. Ter hoogte van Luttre hield zij halt met een gezwollen blaas. “Ik heb twee mannen zien wegduiken”, aldus Laurent. “Ze zijn weggereden met een Audi 100.”
Het parket van Charleroi stelt Victorien Sohet aan als onderzoeksrechter, die de zaak in handen geeft van commissaris Jean Laitem van de gerechtelijke politie. Die keuze kan betwistbaar worden genoemd. Laitem ligt in die tijd onder vuur in de commissie Dutroux-Nihoul omdat hij in 1995 cruciale informatie zou hebben achtergehouden. Zoals alle anderen die voor de tv-camera’s aangepakt worden door Marc Verwilghen en co., is ook Laitem van mening dat hem niets te verwijten valt. Hij is verbitterd en vindt dat het afgelopen moet zijn met al die heisa en kan de naam Dutroux niet meer horen.
Michel Piro was niet zomaar een restauranthouder. In de jaren zeventig heeft de ex-bouwvakker vrouw en drie kinderen vaarwel gezegd en heeft hij een bar geopend in Charleroi. Het is het begin van een blitzcarrière in het nachtleven. Piro geniet naam en faam als pooier. Hij is kind aan huis in elke bar, zo ook in Le Sapin Vert, een luxebordeel langs een van die grauwe invalswegen rond Charleroi. Hij mengt er zich onder een clientèle van zakenlui, politici en gangsters die wat te vieren hebben. Hier heeft hij Laurent leren kennen. De smoorverliefde Piro belooft de prostituee een nieuw leven. Voor Piro kan er wat van af. Hij bezit een dancing, enkele huizen en de bar La Terrasse, waar hij achter de toog staat.
Naast die bar wordt L’Arche de Noé opgericht. Het idee is gegroeid vanuit Laurents passie voor exotische dieren en haar droom om ooit als la patronne te worden aangesproken in een leuk restaurant. De Ark van Noë heeft een fijne keuken, een speeltuin en een dierentuin met een leeuwin, twee tijgers, een poema en een wolf. De zaak kent succes. Protest vanuit het 150 meter verderop gelegen schooltje kan daar weinig aan veranderen, ook niet als een buurman een hoogzwangere tijgerin in zijn tuin aantreft. De baas van L’Arche, zegt de politie hem, heeft “connecties”.
Michel Piro is al tien dagen dood, wanneer de BOB van Charleroi op 16 december 1996 in proces-verbaal 100.536 meldt dat Piro op de parking van zijn zaak gestolen auto’s te koop zou hebben uitgestald. Auto’s, die werden aangeleverd door Marc Dutroux, Bernard Weinstein en zijn kompaan, ‘de Griek’ Michael Diakostavrianos. In het rapport staat: ‘Omtrent de moord signaleert onze informant dat Piro kort voor zijn dood heeft gezegd dat hij alles wat hij wist over het dossier-Julie en Mélissa zou ‘verklikken’ tijdens een maaltijd die hij zou organiseren.’
Dat Piro Dutroux en co kende, is geen punt van discussie. De getuigenissen van kennissen zijn erg eensluidend en precies, ook omtrent oplichter Michel Nihoul. “Toen de zaak-Dutroux losbarstte, vertelde Piro me dat hij Nihoul goed kende vermits die vaak in de Romeo et Juliette kwam”, getuigt zijn tante Arthémise Van Cauwenberghe, bij wie Piro zijn plannen voor het eetfestijn ontvouwde. “Hij was niet dronken, hij was in zijn normale doen. Ik merkte dat het om iets ernstigs ging.”
Zus Micheline Piro herinnert zich dat laatste gesprek, vijftien dagen voor zijn dood: “Hij vroeg me om naar dat eetfestijn te komen. Maak je geen zorgen, zei hij, ik neem de micro en zal onthullingen doen. Ik heb iets te zeggen en wat ik te zeggen heb, zál ik zeggen. Je zult het wel zien.” Zo was haar broer. Een man van grote gebaren. Het lag niet in zijn aard om naar de politie te stappen of zo. Hij wilde een volle zaal, met de ouders erbij.
Misschien was het enkel het feit dat Piro eind 1996 al die hem zo bekende tronies op tv zag dat hem deed besluiten om de families aan te spreken. Dat klinkt aannemelijk, tot de speurders in Neufchâteau bij Belgacom laten nakijken met wie hij in de laatste maanden van zijn leven telefoneerde. Op de lijst van de met de telefoon in L’Arche de Noë gevoerde gesprekken springt één datum in het oog: 12 augustus 1996. Tussen 13.28 en 13.37 uur, in een tijdsbestek van 9 minuten, zijn er vijf telefoontjes gepleegd naar de rijkswacht, de stadspolitie en – drie keer – de gerechtelijke politie in Charleroi. Al deze oproepen staan vermeld in het pv 101.010 uit het dossier-Dutroux.
Maandag 12 augustus 1996 is een bijzondere datum. Het is de dag waarop procureur Bourlet en onderzoeksrechter Connerotte hun troepen in stelling brengen voor de ultieme raid op Dutroux, de volgende dag. Het lijkt wel of Piro voorkennis had, hij aan het panikeren sloeg, en dringend al zijn contacten bij de politie in Charleroi wilde aanspreken.
Ook al is Piro dood, toch kan Bourlet zich een beeld vormen over diens toespraak. Julie en Mélissa, zo leert hem een van de aangiften, zijn in oktober 1995, niet zo lang na hun ontvoering, door Hélène F. opgemerkt nabij het bordeel van ene R. D. aan de rand van Charleroi. “Ik zag hen aan de hand van een jongeman binnengaan”, zegt de vrouw in pv 100.957. F. verwittigde niemand. Het idee dat Julie en Mélissa daar konden zijn terechtgekomen, leek haar absurd. Pas toen ze op 16 augustus 1996 vernam wat Sabine en Laetitia was overkomen, greep ze naar de telefoon.
R.D. was een goede kennis van Piro en wordt beschouwd als een van die andere koningen van het nachtleven in Charleroi. Ook zijn naam duikt op in de Belgacom-lijsten. Eind 1996 hangt R.D. 48 keer bij Piro aan de lijn. In omgekeerde richting belt Piro twintig keer naar hem. Het bordeel van R.D. ligt in Gerpinnes, langs de drukke N5-autoweg, die ter hoogte van Marcinelle uitmondt in de Route de Philippeville, waar Dutroux zijn slachtoffers opsloot. Het is van daaruit 10 minuten rijden naar de bar. Veel nachtelijke lol valt er vandaag niet meer te beleven. De meeste bars sloten hier na 1996 de deuren.
Er is nog geen sprake van Dutroux-hysterie wanneer de moeder van de achtjarige Mélissa D. uit Gerpinnes in oktober 1995 wordt aangesproken door een bezorgde lerares. Het anders vlijtige meisje zit al dagenlang op haar bankje wezenloos voor zich uit te staren. “Toen heeft ze het de juf verteld”, zegt moeder Bernadette G. “Ik had haar, zoals ouders doen, op het hart gedrukt om niet met onbekenden mee te gaan.” Het kind stamelt nu wat over een grijsblauwe auto die haar volgde en waarvan de bestuurder haar nabij het zwembad aanmaande om in te stappen. “Toen de televisie de eerste beelden van Dutroux liet zien, schrok Mélissa op en zei ze: ‘Mama, dat is die man.’ Speurders hebben haar verhoord en spelletjes gespeeld. Ze kreeg een setje foto’s van Dutroux voorgelegd, waar er één tussen zat van hoe hij er in die tijd uitzag. Zoals u weet, veranderde die smeerlap vaak van uiterlijk. Mélissa haalde er meteen de juiste foto uit.”
Na de moord wordt de agenda van Piro onderzocht. Op 27 februari 1996 valt iets op. Daar staat de naam van Mélissa D. genoteerd.
Niet minder dan zevenentwintig kennissen van Piro getuigen in de loop van 1997 dat hij zwaar aangeslagen was door de zaak-Dutroux en zich op de een of andere manier medeplichtig voelde. Twaalf onder hen herinneren zich hoe hij sprak over “onthullingen” op het eetfestijn. Het lijkt voor de hand te liggen in welke richting commissaris Laitem moet zoeken. Op 26 november 1997 publiceert Belga echter dit bericht: ‘De moordenaar van de 50-jarige Michel Piro uit Nalinnes is bekend. Het gaat om diens 36-jarige vrouw Véronique Laurent, die opdracht gaf haar man om het leven te brengen op een parkeerplaats naast de A54 in Luttre. (…) Vrij onverwacht deed ze bekentenissen.’
Dit was, zo heet het nu, een passioneel drama. Piro zou het restaurant hebben willen sluiten en aangekondigd hebben alle dieren te laten weghalen. Dierenliefde zou de doorslag hebben gegeven. De moord, zegt Laurent, werd tegen betaling van 600.000 frank door haar schoonbroer, gangster Patrick Verdin, en zijn kompaan Thierry Sliman – allebei Fransen. Soms kan Justitie snel handelen. Op 10 mei 1999 verschijnt Laurent voor het assisenhof in Bergen. Drie dagen later hoort ze zich veroordelen tot 15 jaar cel wegens aanzetten tot moord.
Laurent is er goedkoop afgekomen. Als ze zich in de gevangenis een beetje gedraagt, kan ze na het uitzitten van een derde van haar straf een nieuw leven beginnen. Een luxueus leven, want enkele bars van Piro staan op haar naam. Op het proces zijn er echter twee afwezigen: Verdin en Sliman. Het duo zit in Frankrijk een celstraf uit voor overvallen en Frankrijk weigert de uitlevering.
Tijdens het proces passeren familieleden van Piro de revue. “Ik hoorde mijn vader aankondigen dat hij dat etentje zou organiseren en bepaalde dingen zou bekendmaken”, stelt zoon Laurent Piro. “Ik heb altijd gedacht dat hij daarom is vermoord”, zegt ex-personeelslid Pol Fontinoy. De situatie is anders dan op het doorsnee-assisenproces. Hier is het de daderes die schuldig pleit en de familie van het slachtoffer die dat in twijfel komt trekken.
In april 2001 is het de beurt aan de Franse justitie. Verdin en Sliman verschijnen voor het assisenhof van Charleville-Mézières op beschuldiging van de moord op Piro. Het proces draait uit op een klucht. Buiten de bekentenis van Laurent is er niets. Het moordwapen is niet teruggevonden. Bandensporen van de Audi zijn niet onderzocht, vingerafdrukken op de bestelwagen evenmin. Van een betaling van Laurent aan Verdin en Sliman: geen spoor. Duidelijkheid over hun tijdsgebruik – was dit duo die nacht wel in België? – is er ook al niet.
“Gesteld dat ik voor wat geld iemand zou vermoorden, zou ik niet zo naïef zijn om me niet op voorhand te laten betalen”, zegt Sliman. “En zéker niet als de opdracht kwam van een dubieus iemand als Véronique Laurent.” Commissaris Laitem gaat als getuige op het proces af als een gieter, en ook Laurent zelf. Op het eind vraagt de voorzitter haar, zorgelijk: “Bent u zeker dat u niet iemand zit te beschermen?” Antwoord: “Ik heb geen zin in een nieuw proces.”
Op 13 april 2001 spreekt de assisenjury in Charleville-Mézières Verdin en Sliman vrij.
Vier jaar lang maakt het dossier-Piro in Neufchâteau het voorwerp uit van een bitsige correspondentie tussen Bourlet en onderzoeksrechter Langlois. De een is van mening dat verder moet worden gezocht om te achterhalen wat Piro nu precies van plan was. Niet nodig, vindt Langlois: het gaat immers om een passionele moord. Het is medio 2001, vijf jaar na de feiten, wanneer de speurders door de vrijspraak van het Franse duo worden verplicht om de draad weer op te pakken en… geen bewijzen meer kunnen vinden van wat dan ook.
‘Onze verificaties hebben niet toegelaten de aanwezigheid van Dutroux en Nihoul (in de bars van Piro, DDC) te bevestigen of te ontkennen’, klinkt het op 10 oktober 2001 in een synthesenota van Langlois. Kraamde Hélène F. dan onzin uit? Langlois: ‘Onze verificaties hebben niet toegelaten dit te beamen of te ontkrachten.’ Na zovele jaren valt er niet veel meer te beamen of te ontkrachten.
Case closed, zo leek het. Tot deze week de eerste voorlopige lijst met 250 door het openbaar ministerie opgeroepen getuigen op het proces-Dutroux bekend raakte. Bourlet en advocaat-generaal Jean-Baptiste Andries willen nu in de getuigenbank: Hélène F., Arthémise Van Cauwenberghe, Micheline Piro, Véronique Laurent en Patrick Verdin. Of deze mensen duidelijkheid kunnen verschaffen over wat er met Julie en Mélissa gebeurde, mag worden betwijfeld, maar misschien wordt tijdens het proces-Dutroux een andere moord alsnog een heel klein beetje opgehelderd.
Bron » De Morgen | Douglas De Coninck
Dit is een (lichtjes bewerkte) voorpublicatie uit het boek Dode Getuigen. Dertig mensen die niet zullen spreken op het proces-Dutroux van Douglas De Coninck. Het boek verschijnt bij uitgeverij Houtekiet.