Minister van Justitie Jo Vandeurzen (CD&V) bestelde naar aanleiding van de affaire-Belliraj een audit van de Staatsveiligheid. Maar volgens Paul Wille, Open Vld-fractieleider in de Senaat, is zo’n nieuwe audit ‘overbodig’.
De problemen bij de inlichtingendienst zijn voldoende bekend, meent Wille. “En de audit door het Comité I van enkele jaren geleden, kan nog steeds als leidraad dienen.”
Het nieuws dat de Belgisch-Marokkaanse Abdelkader Belliraj, die door de Marokkaanse autoriteiten beschouwd wordt als een gevaarlijke terroristenleider die zijn opdrachten kreeg van Al Qaida, tegelijkertijd ook informant was van de Staatsveiligheid, raakte de Belgische geheime dienst als een potentieel dodelijke torpedo.
“Omdat het goed functioneren van de inlichtingendiensten essentieel is in de strijd tegen het internationaal terrorisme, zal de regering op basis van een audit nagaan of en hoe de werking verbeterd kan worden”, zo reageerde de nieuwe regering-Leterme vorige week in haar regeerverklaring op het schandaal rond Belliraj.
“Logisch dat een audit kan aantonen wat er moet verbeteren aan de werking van de Staatsveiligheid”, repliceert Paul Wille. “Een nieuwe audit is echter overbodig. De audit die enkele jaren geleden door het Comité I werd uitgevoerd, kan immers nog steeds als leidraad gebruikt worden. Toen was de bevinding dat de voornaamste werkingsmoeilijkheid lag in een slechte informatiestroom en het ontbreken van een strategie ter zake. Het is dus nuttig, vooraleer een nieuwe audit uit te voeren, de aanbevelingen van de senatoriële begeleidingscommissie te hernemen en te evalueren of een nieuwe audit een meerwaarde kan bieden.”
De externe audit waar Wille naar verwijst, werd besteld door de begeleidingscommissie na de aanslagen van 11 september 2001 in de VS en uitgevoerd door experts van Advies Bureau Conseil (ABC). De audit moest onder andere nagaan of de Staatsveiligheid overbelast en onder- bemand was, zoals de dienst zelf beweerde. Het uitlekken van de eerste ramp- zalige resultaten van die audit veroorzaakte in 2002 het ontslag van Godelieve Timmermans, de toenmalige chef van de Staatsveiligheid.
Ook haar opvolger Koen Dassen, die in 2006 op zijn beurt maar om andere redenen moest opstappen, had grote moeite met de tweede en derde fase van de audit, die de operationele werking en het beheer van de informatiestromen onderzocht. Het Comité I preciseerde destijds dat de audit werd besteld uit noodzaak, “gelet op het klimaat van ontevredenheid en malaise in de Staatsveiligheid”.
Omdat ook de parlementaire controle op de werking van de Staatsveiligheid de laatste jaren volkomen vierkant draait (DM 14/3), stelt Wille voor om niet langer het Comité I te laten beslissen over de inhoud van zijn rapporten, maar de senatoriële begeleidingscommissie zelf. Sinds de publicatie van zijn jongste jaarverslag blijkt het Comité I een soort zelfcensuur te hanteren, blijkbaar uit schrik om al te gevoelige informatie aan de openbaarheid prijs te geven.
“Het is de opdracht en de verantwoordelijkheid van het Comité I om de inhoud en de bewoordingen van een verslag te bepalen”, stelt Wille. “Het is de opdracht en de verantwoordelijkheid van de Senaat om daaraan het gevolg te geven dat gepast is. Aan deze basisbeginselen wordt niets gewijzigd indien bepaald wordt dat het enkel de bevoegdheid is van de Senaat om te beslissen of en wat in een publiek debat kan gebracht worden. Die wijziging ontslaat het Comité I van de soms netelige opdracht om zelf te bepalen wat van een verslag in een publiek debat vrijgegeven mag worden.”
Bron » De Morgen