Marc Dutroux zegt depressief te zijn en stelt een boek te willen publiceren. In een correspondentie en telefoongesprekken met een journaliste klaagt hij over zijn detentie-omstandigheden en zegt hij dat zijn jeugd zijn daden zou kunnen verklaren.
De onafhankelijke journaliste Anne-France Somers had twee maanden lang contact met de misdadiger. Dutroux wist dat zij journaliste was. “Ik ben depressief en heb verschrikkelijke hoofdpijn. Hoe kan het ook anders?”, zei Dutroux, die sinds augustus 1996 in de cel zit. De man drukt overigens geen enkele spijt uit en blijft de feiten ontkennen.
“De zaak-Dutroux is een staatsmisdrijf. De gerechtelijke dwaling van Outreau is niks, vergeleken met die van de zaak-Dutroux”, verklaarde hij via de telefoon aan Somers. Hij zei ook “geofferd te zijn op het altaar van persoonlijke belangen, kasten, instellingen en de georganiseerde misdaad”.
“Ik moet mijn laatste krachten verzamelen om u te schrijven, en doe dat enkel met het ultieme doel gerechtigheid te doen geschieden!”, schreef hij. Dutroux wil een boek schrijven en zegt een buitenlandse uitgever te zoeken, alsook een auteur die hem wil helpen.
De crimineel klaagt ook nog steeds over zijn jeugd. “Ik heb een degelijke persoonlijke ervaring van wat het leven of het overleven van een ongewenst kind kan zijn, met alle gevolgen dat dat op korte en lange termijn kan hebben. (…) Zowel mijn vader als mijn moeder vielen me lastig. Toen ik 5 jaar was, moest ik de bus alleen nemen. Tot mijn 29 jaar wist ik me echter uit de slag te trekken, zonder stommiteiten te begaan.”
Dutroux, die sinds eind 2009 in de gevangenis van Nijvel zit, klaagt ten slotte over de omstandigheden waarin hij opgesloten zit. “Het is hier koud; er is geen verwarming. De omstandigheden zijn erbarmelijk. Ik mag niet gaan werken of naar de mis gaan”, luidt het. “Ik ben hier een tweederangs-Jood, een tweederangs-Dreyfus. Ik overleef.”
Bron » De Morgen