Zestig jaar geleden werd de communistische volksvertegenwoordiger en voorzitter van de KPB Julien Lahaut vermoord. Echt opgehelderd is de aanslag nooit. Dat gebeurt ook niet in de nieuwe herziene druk van ‘De moord op Julien Lahaut’ van historici Etienne Verhoeyen en Rudi Van Doorslaer.
Overigens is dat ook nooit de bedoeling geweest van de twee historici toen ze vijfentwintig jaar geleden ‘De moord op Julien Lahaut. Het communisme als binnenlandse vijand’ bij de inmiddels ter ziele gegane uitgeverij Kritak publiceerden.
Het boek werd intussen zo goed als onvindbaar zodat een nieuwe uitgave meer dan welkom was. Ook al omdat de zaak Lahaut, om het met de woorden van de auteurs te zeggen, een beetje vergelijkbaar is met het monster van Loch Ness: “Niemand zag het ooit, maar op de meest onverwachte momenten dook het weer op.”
Julien Lahaut hoort tot het Belgische collectief geheugen. Vijf jaar geleden stond Lahaut op de 45ste plaats van deVRT-versie van de Grootste Belg. De feiten over de moord zijn min of meer gekend. De politicus, syndicalist, gewezen Buchenwaldgevangene, werd op 18 augustus rond negen uur ’s avonds thuis in Seraing koelbloedig doodgeschoten. Hij was 66. Een week voor de moord zou hij bij de eedaflegging van prins Boudewijn nog “Vive la République” in het parlement hebben geroepen.
Er zijn in verband met de moord heel wat mogelijke daders genoemd en ook recent nog zijn nieuwe namen opgedoken. Verhoeyen en Van Doorslaer gaan daar in hun inleiding tot de nieuwe uitgave van hun boek vrij uitvoerig op in. Maar ook al zijn er sinds de eerste druk hier en daar nieuwe elementen in de zaak, hun vroegere hypothetische conclusies zijn eerder bevestigd dan tegengesproken, zeggen ze.
Zo blijft het onzeker of er opdrachtgevers voor de moord waren, hoewel dat door zowat alle betrokken partijen aanvaard is. Als er dan al opdrachtgevers waren, blijft de vraag naar het motief. De auteurs stellen dat hun conclusie, “een poging tot provocatie vanwege de ultra’s in het leopoldistische kamp om de consensus rond kroonprins Boudewijn teniet te doen”, nooit is tegengesproken.
Voorts blijft ook duidelijk dat de spilfiguur rond de moord – François Goossens – door heel wat leden van de nationale inlichtingendiensten was gekend. Dat het gerechtelijk onderzoek dan toch tot geen resultaten heeft geleid, doet vermoeden dat de daders beschermd werden.
Veel meer dan een ‘whodunit’ is ‘De moord op Julien Lahaut’ een ‘whydunit’. Een indringend beeld van een stuk boeiende Belgische en internationale geschiedenis: het verzet en de al dan niet actieve collaboratie tijdens de Tweede Wereldoorlog, de Koningskwestie, de Koude Oorlog. Maar Verhoeyen en Van Doorslaer wijzen ook op de belgicistische conservatieve kringen die nooit van de massademocratie die na WO I ontstond hebben moeten weten en na WO II het anticommunisme hebben misbruikt.
Zo ontstond een verstrengeling tussen officiële en private geheime anticommunistische diensten die niet bepaald een democratisch agenda hadden. In die zin is de conclusie dat het anticommunisme in België wellicht een belangrijker rol heeft gespeeld dan het communisme zeker niet absurd. Dat er ook socialistisch anticommunisme was, ontkennen Verhoeyen en Van Doorslaer niet. Het heeft niets te maken met de moord op Lahaut, zeggen ze, maar het fenomeen verdient een studie op zichzelf. Ze zou onrechtstreek
Bron » Knack