Het Hof van Cassatie herleidt de rol van een advocaat tijdens een gerechtelijk verhoor tot die van een bloempot. Dat is de conclusie die zich opdringt na het eerste arrest van Cassatie over de interpretatie van de Salduz wet. Sinds 1 januari hebben verdachten van een misdrijf in ons land recht op bijstand van een advocaat tijdens een verhoor door de politie of een onderzoeksrechter. Dat wordt opgelegd door de Salduz wet. De wet is een gevolg van een arrest van het Europees Hof voor de Rechten van de Mens.
In België ging de invoering van de wet gepaard met veel controverse. Daarnaast bestaat er onenigheid tussen de parketten en de advocaten over de interpretatie van het begrip ‘bijstand’. Mag een advocaat tijdens een verhoor tussenkomen en advies geven, zoals de Orde van Advocaten betoogt, of blijft de rol van de raadsman beperkt tot toeschouwer, zoals de parketten het graag zien.
Precies over deze interpretatie maakte de West-Vlaamse advocaat Jean Marie De Meester een zaak aanhangig bij het Hof van Cassatie. De Meester vond dat de onderzoeksrechter tijdens het verhoor van zijn cliënt een veel te beperkte invulling gaf aan zijn recht op bijstand. Het Hof van Cassatie heeft nu voor het eerst duidelijk stelling genomen. Uit het arrest valt af te leiden dat de rol van de advocaat tijdens een verhoor beperkt blijft tot een bloempotfunctie.
“Artikel 6 EHRM, zoals uitgelegd door het Europees Hof van de Rechten van de Mens, bepaalt niet dat de raadsman tijdens het verhoor bij de onderzoeksrechter advies mag geven aan de verdachte of inspraak krijgt in het verhoor door de onderzoeksrechter,” zegt het Hof in het arrest.
Volgens Cassatie mag de advocaat aanwezig zijn tijdens een verhoor maar beperkt zijn functie zich tot het vaststellen dat er geen geweld wordt gebruikt – dat een bekentenis dus niet wordt afgedwongen – en tot het vaststellen dat het zwijgrecht van de verdachte wordt gerespecteerd. De advocaat mag dus niet tussenkomen, geen vragen stellen, geen advies geven en zijn cliënt niet aanraden om iets wel of niet te zeggen.
“Wat is dan het nut van zijn aanwezigheid?” vraagt Jean Marie De Meester zich af. “Waarom moet een advocaat drie uur of langer bij een verhoor aanwezig zijn als hij al die tijd niets mag zeggen? Dan kunnen we toch beter een webcam op elk verhoor zetten. Volgens mij is dit een verkeerde interpretatie van de wet. Na overleg met mijn cliënt ga ik met dit arrest naar het Europees Hof voor de Rechten van de Mens. Ik ben ervan overtuigd dat zij de invulling van het recht op bijstand toch ruimer zien. Dit arrest zal volgens mij de toetsing door het EHRM niet doorstaan.”
De Meester had in dezelfde zaak ook aangeklaagd dat een onderzoeksrechter wel een laptop mag meenemen naar het verhoor van een gedetineerde in de gevangenis en een advocaat niet. ‘Dat betekent dat de verdediging niet met gelijke wapens kan strijden als de aanklager. Ze hebben blijkbaar schrik dat advocaten met hun laptop een gat in de muur slaan.’ Ook in deze klacht geeft het Hof van Cassatie De Meester geen gelijk.
Bron » Knack