We moeten kritisch omspringen met de bewijzen in het dossier van de Bende van Nijvel. Bij onopgeloste zaken zijn die niet altijd betrouwbaar, schrijven Peter van Koppen en Robert Horselenberg.
Elke rechercheafdeling heeft wel een onopgeloste zaak, een cold case, die de plaatselijke speurders blijft achtervolgen. Ze nemen de zaak steeds weer op en hopen op een doorbraak. Het dossier van de Bende van Nijvel is zo’n zaak, maar dan een die alle Belgen in de ban houdt. Cold cases lijken ingevroren en onveranderlijk, zodat je ze op elk moment weer kan oppikken. Maar de bewijzen veranderen voortdurend.
1. Verouderd bewijs
In alle zaken veroudert het bewijsmateriaal, en dat gebeurt soms erg snel. Dat geldt vooral voor verklaringen van getuigen. Het is een illusie dat je van getuigen na 35 jaren een verhaal krijgt dat op alle belangrijke punten accuraat is. Vakkundige verhoorders moeten getuigen snel na een misdrijf ondervragen en dat gesprek opnemen. Dat is toentertijd bij de aanslagen van de Bende niet gebeurd.
2. Vergankelijk ontlastend bewijs
Niet alleen belastend bewijs wordt oud, ook ontlastend bewijs is vergankelijk. Stel dat u wordt aangehouden als verdachte van de Bende. Weet u dan nog wat u deed op, bijvoorbeeld, 17 september 1983 tijdens de overval op de Colruyt in Nijvel? Kent u de personen nog die u voor die dag een alibi kunnen verschaffen?
3. Potentieel fantasiebewijs
De meeste cold cases raken opgelost door verklaringen van getuigen, niet dankzij forensisch-technische sporen. DNA lost bijvoorbeeld amper 3 procent van de cold cases op. De overige zaken kennen een ontknoping dankzij getuigenverklaringen. Meer specifiek: van dankzij getuigen die hun leven zagen veranderen. Dat geldt bijvoorbeeld voor de vrouw die na een scheiding eindelijk tegen de politie vertelt wie is vermoord door haar ex-man. Dat geldt ook voor de dader die op zijn sterfbed zijn geweten wil zuiveren. Maar hoe zeker zijn we dat de gescheiden vrouw niet gewoon liegt of dat de stervende man niet gewoon fantaseert?
4. Uitzinnig bewijs
Na verloop van tijd gaan speurders, naarmate reguliere manieren van opsporen uitgeput raken, zich steeds meer wenden tot uitzinnige opsporingsmethodes. Daarmee bedoelen we manieren van opsporen die op onbewezen en vaak dubieuze uitgangspunten zijn gebaseerd. Zo is het uitzinnig om getuigen jaren na de feiten onder hypnose te brengen om robotfoto’s te maken, zoals eind jaren 90 gebeurde in het Bende-onderzoek (DS 28 oktober). Dat soort acties doet deskundigen meewarig met het hoofd schudden. Niet alleen heeft het geen zin om jaren na datum nog een robotfoto te maken, het is zelfs schadelijk om in het strafrecht gebruik te maken van hypnose om het geheugen op te frissen.
5. Verondersteld bewijs
Naarmate de tijd voortschrijdt, gaan veronderstellingen, wilde aannames en speculatie een steeds grotere rol spelen. Dat is een natuurlijke menselijke reactie. Als u uw sleutels kwijt bent, kijkt u eerst waar u ze normaal bewaart. Dan kijkt u op het tafeltje in de gang waar u ze ook nog weleens neerlegt. En vervolgens keert u het huis overhoop en zoekt u zelfs op plekken waar die sleutels zeker niet zullen liggen. (Ze blijken dan meestal gewoon nog in de voordeur te zitten.) Dat is natuurlijk gedrag, maar in strafzaken is het niet verstandig.
Historici Emmanuel Gerard en Rudi Van Doorslaer opperden in deze krant om een vorm van historisch onderzoek toe te passen en zo ‘materiaal boven te halen dat tot nu onsamenhangende feiten en figuren kan verbinden’ (DS 28 oktober). Die methode veronderstelt een zekere hypothese, mogelijk zelfs een complot. Het is niet uitgesloten dat er een complot was om uw sleutels te verstoppen, maar het getuigt niet van een open blik als u hiervan uitgaat.
Juist bij een cold case is een open blik essentieel. Je mag best veronderstellingen maken, maar je moet die wel zo goed mogelijk omschrijven en kritisch tegemoet treden. De politie, de procureur des Konings en uiteindelijk de rechter moeten voor elk bewijs vaststellen uit welke bron het komt: is het de historische waarheid of niet?
Joris Van Cauter (DS 30 oktober) stelt voor om het Bende-dossier te laten verjaren en onderzoekers, al dan niet journalisten, het werk te laten overnemen. Hij vergeet dat een finale rechterlijke beslissing meer zal oplossen dan een wetenschappelijk verantwoord rapport. Hij ziet ook over het hoofd dat we alleen essentiële lessen kunnen trekken als een rechter een oordeel velt. Dat is hard nodig, omdat juist de zaak van de Bende van Nijvel laat zien waar het gebrek aan kennis en vaardigheden ligt bij de opsporingsdiensten.
Een analyse van een cold case vergt veel van rechters. Wij hebben er een hard hoofd in of ze daar goed voor zijn toegerust, zeker als wij de voorgaande perikelen met de Bende van Nijvel overzien. Maar een open en kritische blik is broodnodig om recht te doen geschieden voor de komende verdachten, de slachtoffers, de nabestaanden van de slachtoffers en onze rechtsstaat zelf. Wat er in de toekomst met de Bende van Nijvel ook gaat gebeuren, de Belgische samenleving moet erop toezien dat ze beschaafder blijft dan het uitschot dat deze gruwelijke misdrijven pleegde.
Bron » De Standaard | Peter van Koppen & Robert Horselenberg