“Plots zit ik aan de andere kant van de barrière”: hoe onze reporter verdachte werd in onderzoek naar Bende van Nijvel

“Ik, Jean-Claude Lacroix, onderzoeksrechter bij de rechtbank van eerste aanleg in Charleroi, verhoor Yves Barbieux als verdachte in een onderzoek naar feiten waarbij 28 doden zijn gevallen tussen 1982 en 1985.” De Bende van Nijvel dus. Als aanhef van een proces-verbaal van verhoor, kan dat tellen. Plots zit ik dus “aan de andere kant van de barrière”, uitgerekend in hét misdaaddossier bij uitstek dat ons land al decennialang in de ban houdt.

Het turbulente jaar 1985 is er een om nooit te vergeten. Na de terreur van de Cellules Communistes Combattantes (CCC) word ik geconfronteerd met de afschuw van het Heizeldrama. Maar uitgerekend dat jaar voert de Bende van Nijvel haar meest moorddadige aanslagen ooit uit. Die kosten het leven aan zestien van de 28 slachtoffers van de Bende.

De dubbele overval van 27 september op de Delhaize-filialen in Eigenbrakel en Overijse bewijst wat een nietsontziende killers die Bendeleden wel zijn. De balans is bijzonder zwaar: die avond alleen vallen er acht doden. De volgende dag zie ik in Eigenbrakel nog altijd een oranje bestelwagen staan, waarvan de vloer in de stuurhut onder het bloed zit van de bestuurder. Hij werd zonder reden doodgeschoten. In Overijse spreek ik een 14-jarige jongen aan die komt kijken waar zijn schoolkameraad de avond voordien werd neergeknald. De overval van 9 november 1985 op de Delhaize van Aalst (opnieuw acht doden) staat er dan nog aan te komen. Overal in het land verschijnen ’s avonds scherpschutters en paracommando’s op de daken van de warenhuizen .

Gele affiche

Twee processen later – tegen de bende van Baasrode rond Philippe De Staerke en tegen de Borinage-bende rond Michel Cocu – is het mysterie rond de Bende van Nijvel nog altijd niet opgelost. De speurders besluiten een tweede reeks robotfoto’s van Bendeleden te publiceren. De gele affiche moet onthuld worden tijdens het VTM-programma Oproep 2020 van maandag 19 oktober 1998. Alle hoop van de onderzoekers is gericht op reacties van het brede publiek, maar ook op die van verdachten onderling.

Ik krijg die robotfoto’s echter op voorhand in mijn bezit. Wij willen ze in de weekendkrant publiceren, net voor het opsporingsprogramma wordt uitgezonden. Het lijkt een fijn plan. Enerzijds het publiek warm maken om de uitzending te bekijken en zo meer reacties uitlokken. Anderzijds is dat voor mij journalistiek gezien een mooie primeur.

Maar de vroegtijdige publicatie van de robotfoto’s schiet bij de speurders in het verkeerde keelgat. Diezelfde zaterdag nog komen zij, onder leiding van toenmalig procureur-generaal Claude Michaux en onderzoeksrechter Jean-Paul Reynal eerst bij mij thuis langs, daarna bij de redactie. “U beseft toch, meneer Barbieux, dat – als ik op een zaterdag op afstapping meega – dit bewijst dat wij de zaak bijzonder ernstig nemen?”, waarschuwt Claude Michaux.

Rood of zwart

Het blijken geen holle woorden. In mijn eerste verhoor schiet de tweede onderzoeksrechter Jean-Claude Lacroix meteen met scherp: “Het lijdt geen twijfel, meneer, dat u op het einde van het verhoor maatregelen tegen u mag verwachten. De vraag is of het een aanhouding wordt, dan wel een inverdenkingstelling, en of dat mandaat uiteindelijk behandeld zal worden door een rechter in het rood (van het assisenhof, red.) of in het zwart (van de correctionele rechtbank, red.).”

Wie heeft mij die robotfoto’s doorgespeeld? Daar draait het allemaal om. Van het wettelijk beschermde bronnengeheim van de journalist is er dan nog geen sprake. Het wordt dus een urenlange poging van de rechter om mij de naam van mijn tipgever te ontfutselen. Wat ik weiger te doen. Naarmate de ondervraging vordert, begrijp ik dat de Bende-speurders zich al langer afvragen waar ik mijn informatie over het onderzoek vandaan haal. Sommigen vragen zich af of er een “mol” in hun midden is, die mij inlichtingen doorspeelt zodat mijn artikels aan de Bende verklappen waar de speurders mee bezig zijn.

Doorverwezen

Op het einde van de dag word ik in verdenking gesteld voor heling van gestolen stukken. Plots zit ik in een rol die ik gewoonlijk als journalist van aan de zijlijn beschrijf: die van een verdachte die voor de raadkamer moet verschijnen. Samen met de man die mij de robotfoto’s heeft doorgespeeld, word ik doorverwezen naar de correctionele rechtbank. “Vraag een Nederlandstalig proces aan, want hier in Charleroi lusten ze jullie rauw”, raadt meester Jean-Philippe Mayence mij aan. In Brussel worden wij uiteindelijk over de hele lijn vrijgesproken. Het heeft vijf jaar geduurd.

Bron » Het Nieuwsblad