Senator Hugo Vandenberghe, lid van de parlementaire commissie die toeziet op het werk van de inlichtingendiensten, vindt dat het gebruik van bijzondere inlichtingenmethoden preciezer moet worden beschreven. “Een voorbeeld: bij een doorzoeking op een krantenredactie ’s nachts kan een inlichtingendienst het wettelijk geregeld brongeheim van de journalisten doodleuk omzeilen.”
Dat de regering het wetsontwerp BIM, een tekst van bijna 300 bladzijden met verstrekkende gevolgen, op enkele weken tijd door het parlement wil jagen, en dat op het einde van de legislatuur, noemt Vandenberghe “ongehoord”.
Een fundamenteel probleem is volgens de senator dat het wetsontwerp nieuwe controlemechanismen in het leven roept, die echter benoemd worden door en rapporteren aan de regering. Tegelijk wordt de parlementaire controle uitgehold. “Als we dergelijke macht geven aan de uitvoerende macht, moet er een rechtstreekse democratische controle zijn”, zegt Vandenberghe. “Dit is een terugkeer naar de periode van voor de Bendecommissie.”
‘We gaan niet over de schreef’
Senator Wille, eveneens lid van de parlementaire begeleidingscommissie, vindt geen graten in het wetsontwerp. “Onze fractie steunt dit voorstel en volgt de regering”, stelt hij. “Als de inlichtingendiensten deze methodes nodig hebben, dan moeten ze die krijgen. Ik heb niet het gevoel dat we over de schreef gaan.”
Hij spreekt van een pragmatische en resultaatgerichte aanpak. Het gevaar voor uitholling van de parlementaire controle op de geheime diensten noemt Wille overroepen. “De parlementsleden zijn nog altijd vrij om hun werk te doen.”
‘Een stap in de goede richting’
Senator Ludwig Vandenhove, een tweede lid van de parlementaire begeleidingscommissie, noemt het wetsontwerp “een stap in de goede richting”, maar dringt aan op nog meer samenwerking tussen inlichtingendiensten, politie en gerecht. “Het gegeven dat geheimagenten misdrijven zullen kunnen plegen, stoort me wel, maar je moet het globale plaatje bekijken”, meent Vandenhove.
“Na de verkiezingen moet er een grondig parlementair debat komen over de Staatsveiligheid, maar ook over de werking van alle andere diensten die bezig zijn met onderzoek naar extremisme, terrorisme en georganiseerde misdaad. Er moeten afspraken worden gemaakt om dubbel werk te vermijden. Er moet ook een doeltreffende democratische controle bestaan om ontsporingen te voorkomen en zo nodig kordaat aan te pakken.”
Bron » De Morgen