De stelling van Koen Geens (CD&V) over manipulatie van het Bende-onderzoek gaat terug op een zwaar conflict tussen twee groepen speurders.
‘Het werd me duidelijk dat een aantal onderzoeksstrategieën geen bevredigend resultaat hadden opgeleverd en dat er pogingen waren gedaan om het onderzoek te manipuleren.’ Minister van Justitie Koen Geens (CD&V) wilde met een stand van zaken over het onderzoek naar de Bende van Nijvel in de Kamer klaarheid scheppen over wat er al dan niet is aangevangen met de tip(s) over de Aalsterse ex-rijkswachter Chris B.
Maar een passage aan het begin van zijn uitleg zoog veel aandacht weg van de onderzoeksdaden die de afgelopen maanden zijn gebeurd in verband met B. Het is ook vrij ongezien dat een minister van Justitie onomwonden spreekt van manipulatie in het zwaarste criminele dossier dat het land heeft geërfd uit de jaren tachtig.
Geens kwam tot dat inzicht over manipulatie naar eigen zeggen vrij snel na zijn aantreden op justitie, in het najaar van 2014. De Luikse procureur-generaal Christian De Valkeneer en een aantal slachtoffers hadden zijn aandacht gevestigd op het Bendedossier, ook omdat toen de verjaring dreigde. (Die werd voorkomen door een wetswijziging op voorstel van Geens, de termijn loopt nu tot 2025.)
De uitlating van de minister van Justitie geeft voeding aan de vele complottheorieën over de Bende van Nijvel, die er dikwijls op neerkomen dat de ware toedracht van de feiten is toegedekt door hooggeplaatsten. Tot nader order is daarvoor in 35 jaar gerechtelijk onderzoek en na twee parlementaire commissies nooit hard bewijs naar boven gekomen.
Wel staat vast dat het onderzoek, zacht uitgedrukt, niet altijd vakkundig is gevoerd, alleen al door de versnippering onder de speurdersteams.
Geens haalde voor zijn verwijzing naar die manipulatie de mosterd bij een diepgaande ruzie tussen twee onderzoeksteams die met het Bendedossier aan de slag gingen.
Daarbij draait alles rond de vondst van, naast andere zaken, wapens en kogelvrije vesten in het kanaal Brussel-Charleroi, meerbepaald in Ronquières.
Link tussen overvallen
In november 1986 haalde het onderzoeksteam van de Dendermondse onderzoeksrechter Freddy Troch daar enkele zakken uit het water. Met wat daarin zat, konden ze de eerste reeks overvallen van de Bende uit ‘82 en ‘83 sterk linken aan de tweede reeks uit 1985. Het was een van de weinige doorbraken in het onderzoek. De duikers waren naar die plek gestuurd, onder meer omdat minstens twee getuigen hadden gezien hoe vlak na de overval in Aalst (in november 1985) daar zakken in het water waren gegooid. De wapens en de kogelvrije vesten hadden daardoor ongeveer een jaar in het water gelegen.
In 1990 verhuisde het onderzoek naar de Bende van Dendermonde naar Charleroi. Daar zit het nog altijd. Die speurders schakelden een paar jaar geleden het Nationaal Instituut voor Criminalistiek en Criminologie (NICC) in voor een nieuwe analyse van de voorwerpen die in Ronquières waren gevonden. Het NICC stelde daarbij vast dat die onmogelijk een jaar lang in het water hadden kunnen liggen.
Voor onderzoeksrechter Martine Michel was dat de aanleiding om een onderzoek te openen tegen de speurders in Dendermonde. Volgens haar zat die ploeg halverwege de jaren tachtig al dan niet bewust haar tijd te verdoen met een dwaalspoor, dat hen was ingelepeld door een onbetrouwbare getuigenis. Onderzoeksrechter Michel, die op het dossier werkt sinds 2011, zei in 2013 publiek dat ze ervan was overtuig dat de ploeg van Dendermonde door ‘iemand’ op een dwaalspoor was gebracht.
Het conflict escaleerde zwaar, met wederzijdse beschuldigingen van nalatigheid en machtsmisbruik.
Meer speurders?
De vraag die ook Geens gisteren opperde is wat er vandaag moet gebeuren met het onderzoek. ‘Indien nodig, komen er meer speurders bij de onderzoekscel’, zei Geens. De ploeg telt nu vijf mensen. ‘Als dat, moet, komen er mensen van het Comité P bij, gelet op de mogelijke betrokkenheid van ex-politiemensen.’ Over een verhuizing van het dossier, weg uit Charleroi, liet hij zich niet uit.
Bron » De Standaard