Speurders van de cel-Jumet zijn ervan overtuigd dat de leider van de Bende van Nijvel bij de overval op de Delhaize in Aalst, op 9 november 1985, gedood werd door een politiekogel. Ze willen opgravingswerken starten om zijn lichaam te vinden. De minister van Justitie, Laurette Onkelinx (PS), zei gisteren in het parlement dat alle middelen moeten worden ingezet om de waarheid over de bende te vinden. Zowel bij politici, magistraten als speurders ontbreekt het niet aan goede wil.
Achttien jaar na de feiten zijn in het onderzoek naar de bende Van Nijvel nieuwe getuigen opgedoken. Die zouden bij de overval op een Delhaize in Aalst hebben gezien dat een oudere, grote man in een Volkswagen Golf neerzakte. De verklaringen komen overeen met die van een politieagent van Aalst, die tot vandaag blijft beweren dat hij destijds de leider van de bende heeft geraakt.
De speurders van de cel-Jumet kondigden gisteren aan dat ze geloven dat de leider van de bende door een rijkswachter zou zijn gedood. Dat zou ook verklaren waarom de bende na de raid in Aalst is gestopt. De onderzoekers vergelijken de getuigenissen met psychologische profielen en DNA-gegevens uit het dossier. Als ze gelijklopende resultaten vinden, starten ze opgravingen naar de overblijfselen van het Bende-lid.
Daarvoor moeten op verschillende plaatsten graafwerken worden uitgevoerd. De vraag rijst of hier echt sprake is van een doorbraak in het dossier of van een nieuw staaltje wishful thinking. Onopgeloste misdrijven van de omvang van de bende van Nijvel zijn niet gunstig voor het vertrouwen van de burger in het gerecht. Daarom spaarde men vooral na de twee Bende-commissies kosten noch moeite om de zaak van de Bende-moorden uit te spitten.
De cel-Jumet kreeg in 1990 het alleenrecht op het onderzoek naar de Bende. Eerder waren ook speurders in Dendermonde met het onderzoek bezig geweest. Na de tweede parlementaire Bende-commissie moest de cel met behulp van de nieuwste technologieen de draad vinden die zou leiden tot de ontrafeling van het vastgelopen onderzoek. In 2000 telde de cel nog 45 personeelsleden. De cel-Jumet, vandaag nog negen speurders en vier magistraten, verspreidde begin dit jaar nog een nieuwe robotfoto van een verdachte van de Bende-moorden. Dat was de zoveelste in de rij.
Volgens Hein Diependaele, de advocaat van enkele van de slachtoffers, erkenden de speurders gisteren dat geen enkele van de robotfoto’s tot resultaat heeft geleid. “Dit zogenaamde nieuwe spoor is de zoveelste strohalm waaraan men zich probeert vast te klampen”, zei hij. “Misschien moet iemand eens de politieke moed hebben om het dossier af te sluiten”. Dat betekent dus: toegeven dat het gerecht, twee Bende-commissies en jaren werk vantientallen speurders ten spijt, het raadsel van de Bende-moorden niet heeft kunnen oplossen.
Gisteren zei minister Onkelinx, nog dat bij de opgravingswerken geen begrotingsbezwaren mogen meespelen. Dat de speurders – gesteld dat ze het lijk van de doder vinden en dat ze het na al die jaren kunnen identificeren – daarmee veel verder geraken met het onderzoek, lijkt onwaarschijnlijk. Tenslotte kan een dode geen verklaringen meer afleggen.
Misschien, daar lijken de speurders op te hopen, maakt het opgraven van de overblijfselen wel de tongen van andere betrokkenen losser. Nog waarschijnlijker is dat het opgraven van het lijk uiteindelijk niets oplevert, tenzij een bijkomend argument om het graven en spitten naar de ware toedracht van de Bende-moorden te stoppen.
Bron » De Tijd | Gwen Declerck