De eeuwige Bende van Nijvel-verdachte doet zijn verhaal: “Het is tijd dat de mensen de waarheid horen”

De Bende van Nijvel. Spreek die vier woorden uit en binnen de tien tellen valt ook de naam van Philippe De Staerke. De Brusselse ex-gangster is tot hiertoe de enige die ooit in beschuldiging is gesteld voor lidmaatschap. Nu, na 34 jaar, duikt zijn naam nóg maar eens op na een nieuwe getuigenis. Wie is die man met de gitzwarte ogen en de rijkswachtersnor, de schrik van de jaren 80? En waarom blijft hij maar gelinkt aan het Bende-dossier? “Het is tijd dat de mensen in Vlaanderen eindelijk de waarheid eens aanhoren.”

Hij is 62, maar oogt nog bij­zonder scherp. Zijn grote moustache is nog indrukwekkender dan op de oude zwart-wit foto’s. De blik nog even priemend. Hij praat vrijuit, geeft antwoord op alles wat we vragen. Maar als we dingen zeggen die volgens hem niet kloppen, reageert hij fel.

Philippe De Staerke zit voor ons in zijn kleine, knusse appartement in een verloederde Brusselse banlieue. Hij woont er met zijn echtgenote ­Lisette (73), een Vlaams-Brusselse die hem heeft opgevangen nadat hij in 2001 uit de gevangenis werd vrijgelaten. En met hun onafscheidelijke hond, Tao, die iets van een Duitse herder heeft.

Hij wil zijn verhaal doen, zegt hij. “Omdat het tijd is dat de mensen in Vlaanderen die me nog steeds als verdachte aanzien, eindelijk de waarheid eens aanhoren.” Maar eerst geeft hij een rondleiding door zijn flat, dat tot aan het plafond vol hangt met eigen schilderijen. De Staerke is kunstenaar geworden. “Pointillist.” Hij maakt portretten met spikkels verf. Daarnaast ook “metalen schilderijen”, gesoldeerde juwelen op een tableau. “De mensen lusten het. Twee metalen tableaus verhuizen binnenkort naar het museum en ik heb al geëxposeerd op tientallen tentoonstellingen”, zegt hij trots.

Om aan de kost te komen, rijdt de gangster van weleer rond met geneesmiddelen voor apotheken. “Geen slechte job en die wil ik houden. Daarom kom ik ook liever niet met mijn gezicht in de krant. Nog vier jaar en dan ga ik met pensioen. Ik heb het uitgerekend: ik zal moeten rondkomen met 1.000 euro per maand.”

De Staerke was 24 bij de eerste feiten van de Bende van Nijvel, en vandaag kijkt de voormalige hoofdverdachte naar zijn pensioen. Zo oud is het ­dossier al. Vorige maand werd een ex-speurder gearresteerd, de vaste ondervrager van De Staerke, zo bleek. En twee weken geleden nog dook een ­getuigenis op van René D., een slachtoffer van de Delhaize-overval in Aalst, die De Staerke “herkend had aan zijn gitzwarte ogen”. “Ik zal er mij bij moeten neerleggen”, zegt De Staerke. “Als Google over vierhonderd jaar nog ­bestaat, zal dit ‘vuile’ dossier nog steeds aan mij kleven. Ik heb ermee ­leren leven, maar makkelijk is het niet: aanzien worden als een moordenaar van 28 onschuldigen. Dat weegt.”

De omgekeerde Bende

Toch is het logisch dat De Staerke in het vizier liep als verdachte. De ex-gangster was de beruchte aanvoerder van de Bende van Baasrode. Die pleegde in die vroege jaren 80 tientallen overvallen. Hun topperiode was het jaar 1985, ook de periode van de aanslagen van De Bende van Nijvel in Aalst, Overijse en Eigenbrakel. Het was de donkere tijd waarin gangsters vanuit hun Golf GTI op politie schoten en geldtransporten overvielen, terwijl scherpschutters van de rijkswacht op de daken van supermarkten winkelende gezinnen moesten beschermen.

Zijn toenmalige vriendin beweerde dat ze de dag van de aanslag in Aalst samen met De Staerke de Delhaize daar was gaan verkennen. Kompanen beweerden dat De Staerke wapens bezat die gebruikt waren bij de overval in Aalst. Op een bepaald moment bekénde De Staerke zelfs – een getuigenis die hij later weer introk.

Op zijn 62ste, in de zetel van zijn ­appartement, wuift De Staerke dat allemaal weg. “Ik was een gangster, dat geef ik toe. En ik kende mijn vak. Tweehonderd overvallen en diefstallen heb ik op mijn actief, soms alleen, soms in bende. Vooral postkantoren waren ons doelwit. We stormden steeds met een bivakmuts het kantoor binnen. Eén van mijn kompanen plaatste zich dan met zijn wapen tussen de klanten, waarop ik met een grote zak in de hand over de balie sprong. Ik duwde de loketbediende op de knieën en zei: Kalm. Open die kluis. Meteen. En dat gebeurde ook, steeds weer. Ik moest zelfs mijn stem nooit verheffen of mijn wapen trekken, zo verbouwereerd waren ze dat ze meteen de zak met geld vulden. Niet één overval mislukte, telkens gingen we met miljoenen frank aan de haal.”

“Wij waren het omgekeerde van de Bende van Nijvel. Op de kop één minuut hadden we nodig voor een overval – max. Steeds een grote buit. Bij onze overvallen zijn ook nooit slachtoffers gevallen, er is zelfs nooit een schot gelost. Vergelijk dat even met de Bende van Nijvel: in Aalst hebben ze langer dan tien minuten op de parking rondgestruind en schoten ze op alles wat bewoog. Er vielen acht doden en de buit was zoals steeds heel klein. Er is eigenlijk geen gelijkenis. Wij wilden geld. Zij wilden terreur.”

Manouche, moi?

Toch is er die recente getuigenis – dertig jaar verborgen gehouden door een Bende-speurder die zich onlangs van het leven beroofde – waarin René D. hem dus herkende in Aalst. Niet alleen aan zijn ogen, ook aan een ander opvallend kenmerk: zijn accent. “Ik riep iets in het zigeunerdialect, hij draaide zich om”, staat er. Van De Staerke wordt gezegd dat hij een ­zigeuner was, vandaar.

“Ik weet het. Overal staat geschreven dat ik een Manouche ben. Maar dat klopt niet, dat is een fantasie. Mijn vader was van Zottegem en mijn moeder was een Belgische van Joods-Duitse afkomst. Omdat ze de opvoeding van mijzelf, mijn zus en mijn broers niet aankonden, ben ik naar het weeshuis in Schaltin bij ­Ciney verhuisd. Mijn mentor daar was een ex-militair. Hij heeft mij met een ijzeren discipline opgevoed, ik keek naar hem op.”

“Het enige ‘zigeunerachtige’ aan ­onze familie is het feit dat mijn broer een tijdje op zo’n rondtrekkers­camping gewoond heeft. Meer niet. Ik spreek dus ook geen Manouche, ik spreek alleen Frans en de enige drie Nederlandse woorden die ik ken zijn: ja, nee en kuisen. Geleerd van mijn vrouw.”

De Staerke behaalde in zijn schooltijd diploma’s in metaalbewerking, metselen, tekenen en solderen. Toen hij 18 was, ging hij werken in een metaalfabriek in Brussel. “Na één jaar ging die failliet. Het was crisis en er was geen werk. Daarop besloot ik naar Frankrijk te trekken om me aan te sluiten bij het Vreemdelingen­legioen. Een jongensdroom.”

Het liep niet helemaal zoals verwacht. Op het einde van zijn opleiding in Castelnaudary kreeg De Staerke het in de douche aan de stok met het neefje van de kolonel. “Ik verkocht hem flink wat klappen en moest op het appel komen. De kolonel gaf me een vernederende straf. Hij verplichtte me in een belachelijk kostuum met te grote schoenen – zodat ik niet kon gaan lopen – alle voertuigen van de legionairs te wassen.” Toen De Staerke met zijn spons voor een 2PK stond, nam hij een drastische beslissing. Hij sprong in de auto en reed weg. Gedeserteerd uit het Vreemdelingenlegioen. “Zonder dat incident had mijn leven er helemaal anders uitgezien, bedenk ik me soms.”

Al kwam het gangsterbestaan ook niet helemaal uit de lucht gevallen. Zijn oudere broers waren toen al bekende namen in de Brusselse ­onderwereld. Ze stonden in contact met de Brusselse peetvaders en ­waren cracks in het witwassen en sjoemelen. Eenmaal terug in ons land stapte de kleine broer in hun voetsporen. “Ik ben die dag naar de speelgoedwinkel gereden en heb een plastic pistooltje gekocht. Daarmee pleegde ik mijn eerste overal. Het lukte zowaar. Overvallen leek me zo simpel, en veel winstgevender dan het gesjoemel van mijn broers. Ik ging mijn eigen weg.”

Postkantoren. Juweliers. Winkels allerhande. Alles ging voor de bijl. De Staerke vertelt over een overval op een wijnwinkel, en koperdiefstallen bij de douane van Halle en noemt het “grote successen”. “Het klinkt gek, maar het was als gaan werken. Dat ging in die vroege wilde jaren 80 zo, er waren heel veel overvalbendes. ­Berouw heb ik niet, nee. Ik heb nooit iemand gedood of gekwetst.”

“En daarbij, die waren allemaal goed verzekerd, toch? Zeker de juweliers. En De Post? Dat was toch maar geld van de staat dat we meenamen. We hebben sommigen misschien goed doen schrikken, maar fysiek geweld was er nooit.”

De Grote ontsnapping

Zijn eerste veroordeling liep De ­Staerke op toen hij 19 was. Hij kwam vrij, maar in 1982 en 1983, de eerste jaren van de Bende van Nijvel, zat de gangster weer in de cel na een nieuwe veroordeling. “Voor zowat alles wat in die in de vroege jaren aan de Bende van Nijvel toegeschreven wordt, heb ik een waterdicht alibi: ik zat in de ­gevangenis. Al die doden die er in die jaren gevallen zijn: ik heb er niks mee te maken.”

In de cel dus, behalve dan tijdens de Bende-overval op de Colruyt van ­Nijvel op 17 september 1983, waar drie dodelijke slachtoffers vielen? “Ja, daar hebt u een punt. Maar eigenlijk ook weer niet. Ik was die avond in Doornik aan het ontsnappen uit de gevangenis. La Grande Evasion, zoek het maar op in uw archief. Met 28 man zijn we toen door een gat in de muur van mijn cel gekropen. De ­cipiers staakten en de gendarmen ­namen de bewaking over, maar legden ons geen strobreed in de weg. We klommen met touwen en zelfgemaakte haken over de buitenmuur, zoals in de film, en stoven alle kanten op. Ik liep weg met een kerel die een autodief bleek te zijn. Geen echt goeie, want hij moest wel vijf auto’s openwrikken voor hij er één aan de praat kreeg: een BMW. Daarmee zijn we om drie uur ’s nachts naar Brussel ­gevlucht. De overval in Nijvel was dan al lang gebeurd.” De Staerke grijnst. “Dus evengoed een alibi.”

Enkele maanden nadien ging hij weer de cel in, om pas in 1985 ­opnieuw vrijgelaten te worden. Dan begon de tijd van de Bende van Baasrode, genoemd naar de overval op De Post aldaar. De zware criminaliteit, overvallen bij de vleet. De Staerke had drie kompanen. Vooreerst was er zijn Griekse jeugdvriend Apostolos ‘Stereo’ Papadopoulos, een boom van een kerel die ook ooit aanzien werd als de Reus van de Bende van Nijvel – “Hij heeft me nooit verraden.” Dan autodief Dominique Salesse, zachtere inborst – “Hij kon goed auto’s pikken, maar een vriend is hij niet.” Tot slot nog een tweede ‘Griek’: Nicolas Karafilis. “De verklikker. Hij heeft me met een hoop leugens verdacht gemaakt bij de speurders als zou ik bij de ­Bende van Nijvel gezeten hebben.”

Niet één patat

“Tijd voor taart”, roept Lisette, die het gesprek van aan de keukentafel mee volgt. Ze schept een stevige punt brésilienne op een bordje. De Staerke is ondertussen naar zijn bureau gelopen om een stuk dossier te zoeken. Hij vindt het niet meteen, er volgen een paar ferme vloeken. Lisette glimlacht. “Zo is Philippe. Het hart op de tong. Steeds rechtdoor, kop vooruit. Van niemand schrik.”

De Staerke komt weer aan tafel. Voor hem ligt een stuk taart, maar niet het dossier dat hij zocht: het vonnis in de zaak van de Bende van Baasrode, die zijn hoogtepunt beleefde in 1985. Hetzelfde jaar gebeurt ook de aanslag op de Delhaize in Aalst; met acht doden het meest verwoestende wapenfeit van de bende van Nijvel, en het enige waarvan de speurders vermoedens hadden dat De Staerke erbij betrokken was. Dat kwam in eerste instantie door zijn toenmalige vriendin, Yvette. Die verklaarde aan de ­politie dat De Staerke die dag de ­Delhaize van Aalst gaan verkennen was. “Ze liegt”, zegt De Staerke daar staalhard over. “Het feit dat ze die verklaring wel tien keer aangepast heeft, maakt dat duidelijk. Kijk, ik ben daar nooit geweest. Waar ik die dag wel was, weet ik niet meer. Ik ben pas een hele tijd nadien ondervraagd. Als ik u vraag wat u op 9 november 1985 als lunch gegeten hebt, zal u het ook niet meer weten.”

Yvette is nochtans altijd bij haar verklaring gebleven. “Het houdt echt geen steek. Ik werd gezocht toen. Mijn kop prijkte op de wanted-list van alle rijkswachtkazernes in het land. Mijn leven bestond uit verstoppen – dat deed ik op de appartementen van verschillende vriendinnen waar ik ook de buit van onze overvallen bewaarde. Denk je dan dat ik even in de Delhaize ga rondsjokken met ‘een’ vriendin? Ik heb nooit met haar één patat gekocht. Het idee alleen al. Je kan evengoed op je knieën het ­politiecommissariaat binnenkruipen en je overgeven.”

Toch staat Yvette niet alleen. Er was ook nog zijn kompaan Karafilis, die verklaarde dat hij wapens van de ­Bende van Nijvel bij De Staerke had gezien. In het beruchte Samsonite-koffertje. “Ze zijn onder druk gezet door de speurders, die nota bene nu zelf in de gevangenis gezeten hebben op verdenking van manipulatie van het onderzoek. Bij Yvette hebben ze gezegd dat ze haar kind zouden plaatsen als ze me niet wou beschuldigen. En Karafilis, die werd ontzien door de speurders en niet vervolgd van een aantal overvallen waarvan iedereen wist dat hij ze gepleegd had, in ruil voor wat verklaringen in mijn richting. Ach, tests met hulzen van Aalst hebben bewezen dat mijn wapens niet voor die aanslag gebruikt zijn. Nog een bewijs dat ik er niet bij was.”

Een andere verklaring: David Van de Steen. Het slachtoffer van Aalst, wiens ouders en zus werden doodgeschoten, zei ook dat hij zeker is dat De Staerke en Patrick Haemers – die andere beruchte gangster – er die dag wel bij waren. “Het spijt me voor hem, hij is een slachtoffer en het is vreselijk wat men hem aangedaan heeft, maar het klopt niet wat hij zegt: ik was er niet. En Haemers ken ik niet, ik heb hem nooit ontmoet.” Er zijn nochtans bronnen te vinden die zeggen dat De Staerke Haemers van drugs voorzag. “Absoluut onwaar. Ik heb nooit drugs verhandeld tout court. Haemers kende ik alleen van naam, iedereen in de gangsterwereld kende die naam.”

Ja, ik was het

In 1986 werd De Staerke eindelijk gevat door de Speciale Eenheden. De gangster zou samen met zijn kompanen van de Bende van Baasrode ­terechtstaan voor zes overvallen. Het beruchte en fel gemediatiseerde proces – waar ook de iconische zwart-wit-foto’s zijn gemaakt – vond plaats in 1987. “Twintig jaar heb ik toen gekregen. Voor zes overvallen. Loodzwaar vond ik dat. Alsof men me een voorafje gaf voor mocht ooit toch nog ergens bewezen worden dat ik lid was van de Bende van Nijvel.”

De dag van de veroordeling stelde onderzoeksrechter Freddy Troch De Staerke in verdenking van lidmaatschap van De Bende van ­Nijvel, als enige ooit. Het gezicht van De Staerke draait nu op onweer, hij wordt feller. “Die Troch moet ik niet. Hij heeft me nooit ondervraagd, maar vertrouwde blind op die speurders. Hij heeft alles uit de kast gehaald om me te doen veroordelen. Al die valse verklaringen van Yvette en al de anderen. Dat zijn manipulaties waar hij achter zit.”

“U zal het me vergeven, maar het nieuws van vorige maand, toen mijn vaste ondervrager V. achter de tralies vloog wegens manipulatie van het onderzoek, heeft me écht vrolijk gemaakt. De goeden zijn niet altijd de goeden, ziet u. V. was een manipulator, maar wel een intellectueel. Van hem heb ik nooit slagen gekregen tijdens het verhoor. Er waren er anderen.”

Gezien de felheid waarmee De Staerke zijn onschuld bepleit, vraag je je af waarom hij in 1990 een brief schreef naar het weekblad Panorama-De Post. Daarin: een bekentenis dat hij lid was van de Bende van Nijvel. Het was ongezien: een echte bekentenis na jaren ­onderzoek. “Het was een kamikazeplan, ik was bereid om afscheid te ­nemen van deze wereld. In die periode zat ik in de problemen. Mijn gevangenisregime was al jaren onmenselijk hard. Troch en zijn mannen zetten me zwaar onder druk om me te doen geloven dat ik van de Bende was. Ik dacht aan zelfmoord, maar toen kreeg ik die inval: als ik beken en ik sleur er de hele rijkswacht bij, levert mij dat twee winstpunten op. Het eerste: nieuwe speurders zullen mijn betrokkenheid moeten onderzoeken en ik zal onschuldig blijken. En twee: ze zullen ook in de richting van de rijkswacht moeten gaan zoeken. Zo, hoopte ik, zullen ze bij de echte daders uitkomen.”

Het onderzoek verhuisde stante pede naar Charleroi. De Staerke kreeg een menselijker regime, werd nog één keer ondervraagd en werd in 2001 buiten vervolging gesteld door de raadkamer, en ook in beroep haalde hij zijn slag thuis. “Half, want het spoor naar de rijkswacht is nooit onderzocht. De speurders hebben me wel geen strobreed meer in de weg gelegd. (lacht) Stel je voor dat hij weer over de rijkswacht begint.”

Vat vol haat

Vandaag wandelt de ex-gangster met zijn hond door de wijk. Iedereen groet hem, elke andere hond krijgt een aai over het kopje en er volgt altijd een babbel. Achttien jaar is hij vrij en hoewel de huidige onderzoekers opnieuw met een half oog naar De Staerke kijken, moeten ze ook toegeven dat ze geen écht nieuw materiaal hebben om hem het vuur aan de schenen te leggen.

“In 2000 ben ik gelost na veertien jaar cel. De wereld zag er helemaal anders uit. Het is dankzij mijn vrouw dat ik op het rechte pad gebleven ben. Want de dag dat ik vrijkwam, was ik een kokend vat vol haat en zou ik wat rekeningen gaan vereffenen. Met ex-bendeleden, flikken en een journalist die me belazerd had. Het zou pijn gaan doen, daar mochten ze zeker van zijn. Lisette heeft me die wraakgevoelens uit het hoofd gepraat. Dankzij haar heb ik een mooi tweede levensdeel gehad.”

Rest nog één vraag. Wie er volgens De Staerke dan wél achter de Bende van Nijvel zit? “Ik denk hetzelfde waar ­iedereen stilaan van overtuigd geraakt: hoge mensen in de politiek die rijkswachters voor hun kar spanden met als doel politieke terreur te veroorzaken. Waarom zijn de politiemensen net voor de aanval in Aalst anders teruggeroepen zodat de moordpartij kon plaatsvinden? Of de ex-rijkswachters Bouhouche en Beijer? Die zijn niet zomaar naar het buitenland gevlucht, net als die gevangenisdirecuter ­Bulthot, die van de Roze Balletten? En het feit dat er bewijsmateriaal uit het onderzoek – gevoerd door rijkswachters – ‘toevallig’ verdwenen is. Het gaat één richting uit, maar daar wordt dus niet gezocht. Een gewone gangster als zondebok uitkiezen is uiteraard makkelijker. Ach, het onderzoek is verknoeid. Er zal nooit iemand nog berecht worden, vrees ik.”

Bron » Het Nieuwsblad | Dirk Coosemans