‘Nee, ik zal niet naar de hemel gaan’

Michel Nihoul is overleden. Hij werd vrijgesproken in de zaak-Dutroux, maar de volkswoede tegen hem ging nooit helemaal liggen.

‘Waar ik ook kom, word ik nagewezen. Ik ben op 23 april zeventig geworden. Maar zelfs als ik dood ben, zullen mensen ervan overtuigd blijven dat ik mijn ­geheimen heb meegenomen in het graf.’ In mei 2011 gaf Michel Nihoul een laatste interview aan De Standaard.

De woorden die hij toen uitsprak, zullen ongetwijfeld profetisch blijken. Want een aantal mensen blijft er tot op vandaag hardnekkig van overtuigd dat hij en niemand anders de spil was in het vermeende netwerk van kindermisbruik achter Marc Dutroux. Michel Nihoul zal hen voortaan zelf niet meer kunnen tegenspreken, want hij overleed gisteren op 78-jarige leeftijd in een ziekenhuis aan de Belgische kust. Dat bevestigde zijn vriendin Marleen De Cokere gisteren aan De Standaard. Hij had al een hele tijd een zwakke gezondheid. De laatste maand ging het snel bergaf.

‘Arm zo lang als de Donau’

Nihoul werd op 23 april 1941 geboren in Verviers. Hij had, zo vertelde hij aan de speurders tijdens het Dutroux-onderzoek, ‘een formidabele, onbezorgde jeugd gehad, waarin zijn ouders hem goed het verschil tussen goed en kwaad hadden leren kennen’.

Toen al bleek dat Michel een ietwat vertekende blik op de realiteit had. Zijn oudere broer herinnerde zich die jeugd op het proces anders. ‘Michel heeft altijd problemen veroorzaakt. Voor mijn ouders, mijn zus en mezelf.’ Wel was Nihoul junior een goede student en behaalde hij het diploma van binnenhuisarchitect. Op professioneel vlak was hij achteraf een echte duizendpoot. Hij was onder meer binnenhuisarchitect, cafébaas, trucker, expert in immobiliën, radiomaker, organisator van evenementen, organisator van partnerruilavonden, bierverkoper en vishandelaar.

Als bijverdienste organiseerde hij ook de verkiezingen van een aantal lokale tweederangspolitici. Het was vanuit die periode dat zijn legendarische uitspraak dateerde die later vaak tegen hem werd gebruikt: ‘Ik heb een arm zo lang als de Donau.’ Maar ondanks die zogezegde lange arm draaiden al zijn zaken verkeerd uit. Nihoul zelf verloor veel geld, maar anderen die hun vertrouwen in hem stelden, waren doorgaans nog veel meer kwijt. Hij werd in totaal zeven keer veroordeeld: voor frauduleus bankroet, uitgave van ongedekte cheques, misbruik van vertrouwen, oplichting en schriftvervalsing.

Toch werd Nihoul, vóór het onzalige ­Dutroux-jaar 1996, nooit in verband gebracht met kindermisbruik. Een stigma dat tot de dag van zijn dood aan hem heeft gekleefd, maar dat hij altijd heftig is blijven ontkennen. ‘Ik zal niet naar de hemel gaan. Ik ben geen heilige. Maar de duivel ben ik ook niet. Ik ben vader en grootvader. Ik zie mijn kleinkinderen graag. Aan kinderen raak je niet’, aldus Nihoul in 2008 bij de voorstelling van zijn boek Slaap zacht over de zaak-Dutroux.

Complotdenkers

In 1996 werd Michel Nihoul, de man in pak en das, plots het gedroomde cadeau voor complotdenkers die meenden dat er meer moest zitten achter de misdaden van Marc Dutroux dan alleen maar de marginale psychopaat Dutroux en zijn criminele handlangers Michel Lelièvre en Michelle Martin. Nihoul had in 1996, bij een van zijn vele handeltjes, 5.000 xtc-pillen gestolen van een kennis en probeerde die via de drugsverslaafde Michel Lelièvre aan de man te brengen.

Voor onderzoeksrechter Jean-Marc Connerotte en sommige van zijn speurders was het duidelijk: de man met de boeventronie in zijn nette pak moest de ontbrekende schakel zijn tussen de bende-Dutroux en de machtige kindermisbruikers van dit land. Maar het hof van assisen in Aarlen besliste in 2004 dat daar geen bewijs voor was. ­Nihoul werd tot vijf jaar cel veroordeeld, omdat hij samen met Marc Dutroux en Michel Lelièvre xtc-pillen had gedeald. Maar voor de kinderontvoeringen werd hij vrijgesproken. Er was dus geen netwerk-Dutroux met Nihoul aan het hoofd.

Sinds zijn vrijlating in 2006 woonden Nihoul en De Cokere in Zeebrugge waar De Cokere vandaan komt. Ze woonden er jarenlang in penibele omstandigheden in een kelderappartement. Niemand wilde aan hen verhuren. Vijf jaar later, in 2011, ging het nog altijd niet echt beter met hen.

‘Ik ben ondertussen gepantserd tegen de blikken van anderen’, zei Nihoul toen aan De Standaard. ‘En ik hoor niet meer zo goed. Daardoor ontgaan me ook hun opmerkingen. De blikken zijn minder vijandig geworden. Het is veeleer uit nieuwsgierigheid dat mensen me nu aanstaren. Dat neemt niet weg dat ik nog altijd, zo nu en dan, de huid vol gescholden word. En er zijn nog altijd mensen die me dood willen.’

Bron De Standaard | Mark Eeckhaut