“Dit doet deugd, zien dat ze het nog proberen op te lossen”, zegt David Van De Steen over de duikers die in het kanaal in Ronquières zoeken naar sporen van de Bende van Nijvel. Hij was negen toen de Bende zijn ouders en zijn zus voor zijn ogen afmaakten bij de Delhaize in Aalst. Zelf overleefde David de kogels uit de tweeloop van een grijnzende reus.
“Ik wilde weten wat hier gebeurt. En hoe het gebeurt. Daarom moest ik het met mijn eigen ogen zien”, zo verklaarde David Van De Steen zijn opgemerkte aanwezigheid bij de grootschalige duikactie in Ronquières. Op die plek visten de duikers 24 jaar geleden al het wapen op waarmee Van De Steen werd neergeschoten.
Hand in hand met zijn zevenjarig zoontje stond David Van De Steen gisteren te staren naar de duikers in het kanaal in Ronquières. Zelf was hij nooit eerder op die plek geweest. “Het doet me ook niet zoveel.” Toch hoopt Van De Steen dat de zoektocht in het kanaal Brussel-Charleroi hem antwoorden geeft.
“De Bende van Nijvel heeft zo’n impact gehad op mijn leven dat ik het nodig vind hier vandaag te zijn. Ook al besef ik: het is een speld in een hooiberg. Maar wat moeten ze doen? Niet zoeken? Dan kom ik het nooit nog te weten.”
Met ‘het’ bedoelt David Van De Steen: de identiteit van de Bendeleden. En hij wil het weten. “Het waren beesten”, zegt hij. “Er gaat geen dag voorbij dat ik niet aan die zaterdag denk.” Het gezin Van De Steen wandelde op 9 november 1985 de Delhaize in Aalst buiten met een volle winkelkar toen ze op de parking op de Bende botsten.
“Plots stonden daar roepende en tierende kerels. Een van hen richtte een wapen op mijn vader. Mij zus Rebecca van 14 riep nog ‘Niet schieten, dat is mijn papa!’ Rebecca ging voor papa staan, maar die gangster schoot toch, tot ze allebei dood waren. Mijn moeder riep dat ik naar binnen moest lopen. Toen schoot hij haar ook dood.”
David Van De Steen vluchtte naar het rek met stripverhalen. “De gangster kwam binnen en richtte zijn geweer op mij. Ik zag een grijns op zijn gezicht. En toen vuurde hij. Ik herinner me die reus nog alsof hij gisteren voor me stond: een grote gespierde vent die boven alles en iedereen uitstak, met twee jassen over elkaar en daarbovenop nog een soort cape. Zijn mager en grauw gezicht was gedeeltelijk door een sjaal bedekt. Hij had ook een puist. En ook zijn wapen vergeet ik nooit. Dat was een afgezaagde tweeloop. Niet recht, maar ongelofelijk scheef. Dat viel enorm op. Want ik keek recht in die loop.”
David Van De Steen lag acht maanden in het ziekenhuis. Zijn grootouders, die over de Delhaize in Aalst wonen, brachten hem groot. “Elke keer als ik door het raam keek, werd ik geconfronteerd met die parking en de supermarkt. Maar ik denk dat dit geholpen heeft bij de verwerking. Al moest ik helemaal opnieuw beginnen. Zonder ouders. Zonder mijn zus.” In de loop der jaren onderging David Van De Steen al meer dan dertig operaties. Vandaag zitten er nog altijd zeven kogels in zijn rechterbeen. “Ingegroeid in mijn weefsel”, zegt hij alsof het de normaalste zaak ter wereld is.
“Sinds twee jaar heb ik last van complicaties: ik heb open wonden. Die dwingen met te leven zoals ik leef: van kliniek naar kliniek. Elke ochtend als ik opsta, heb ik thuisverzorging nodig. Dan worden mijn wonden ontsmet en trekken de verplegers die wieken uit mijn been. En of dat pijn doet! Dat alleen doet mij elke dag denken aan die ene dag.” Hij heeft leren leven met de kritische geesten over de speurtocht naar de Bende van Nijvel.
“De mensen mogen het zoeken zoveel jaar later belachelijk vinden, maar ik niet. Want ik heb gezien hoe ze mijn ouders en zus afmaakten. En vroeger vond ik dat de onderzoekers veel te weinig deden. Ik had eigenlijk het gevoel dat ze niets deden.” Maar vandaag ziet hij dat anders. “Ik hoop en denk zelfs dat het nog niet te laat is. Ooit moeten bepaalde mensen sterven. Misschien houden zij al jaren dat geheim in stand.”
En als de duikers niets vinden? “Dan zal ik daar vrede mee nemen. Ik zal ze alvast niet kunnen verwijten dat ze niet gezocht hebben. Mocht er niets gebeuren en het onderzoek wordt afgesloten: dat zou steken bij mij.” Vandaag werkt David Van De Steen aan een boek over zijn leven. “Ook dat zie ik als een soort verwerking. Verwerken: ja. Vergeten: neen.”
Bron » De Morgen