Het extremistische parcours van Belliraj, alias Ilyass, alias Abdelkrim, begon in de jaren zeventig. Dat beweert althans Chakib Benmoussa, de Marokkaanse minister van Binnenlandse Zaken en de voorbije weken de belangrijkste bron over het terreurnetwerk dat twee weken geleden in Marokko werd opgerold. Belliraj, in de jaren zeventig nog een prille twintiger, zou destijds al in de ban geraakt zijn van de ideologie van radicale islamitische organisaties, zoals de Moslimbroederschap. In 1980 zou de Belgische Marokkaan lid geworden zijn van de Mouvement Révolutionnaire Islamique Marocain, een groepering die aanstuurde op een destabilisering van het Marokkaanse koninkrijk.
Justitieminister Jo Vandeurzen heeft deze week in de Kamercommissie Justitie bekendgemaakt dat Belliraj in de jaren tachtig voor het eerst de aandacht trok van onze Staatsveiligheid “vanwege zijn oppositie tegen het Marokkaanse regime en daarna door zijn betrokkenheid in islamitisch Marokkaanse middens”. Hoge politiebronnen situeren het begin van zijn extremistische carrière dan weer in de jaren tachtig voor rekening van de Palestijnse verzetsbeweging Hamas.
Vast staat inmiddels dat Belliraj tegenover het Marokkaanse gerecht geloofwaardige en gedetailleerde bekentenissen heeft afgelegd over zijn betrokkenheid bij zes politieke moorden die in de periode 1986 tot 1990 werden gepleegd in België. Vier van de slachtoffers zijn bekend, twee slachtoffers zijn nog onbekend voor zowel de Marokkaanse als de Belgische autoriteiten. “We moeten alle oude dossiers uit die periode opnieuw uitpluizen”, zegt een politieman. “Mogelijk hebben we destijds een lijk gevonden dat we niet eens konden identificeren, laat staan koppelen aan de andere moorden. De Marokkanen vragen op dit punt onze bijstand.”
De vier bekende politieke moorden gebeurden allemaal in het jaar 1989. Eerst was er de moord op de Saoediër Abdullah Al Ahdal, de imam van de Grote Moskee in het Brusselse Jubelpark, en zijn Tunesische bibliothecaris en assistent Saleh Ben Bahri. Die dubbele moordaanslag, op 29 maart, werd twee dagen later opgeëist in Beiroet door de Soldaten van de Gerechtigheid, een groep die eerder al de ontvoering van de Belgische Amadadokter Jan Cools in Libanon en aanslagen op verschillende Saoedi-Arabische prominenten had opgeëist. De Belgische antiterrorismediensten situeerden de Soldaten van de Gerechtigheid als een mogelijke pro-Iraanse splintergroep van de Palestijnse terreurorganisatie van Aboe Nidal.
Op 20 juni volgde de moord op de Eygptenaar Samir Gahel-Gasoul, een chauffeur-klusjesman van de Saoedische ambassade in Brussel. Hij werd neergeschoten in de hal van zijn flat in Elsene. De aanslag werd vanuit Beiroet opgeëist door de onbekende organisatie De Vrije Mensen van het Arabische Schiereiland. Vermoedelijk hadden de daders zich vergist van doelwit, wellicht was de aanslag bedoeld voor een ander ambassadelid. De politie vermoedde een verband met de dubbele Moskeemoord. Het moordwapen (een 7.65 mm-pistool), de gebruikte munitie en de modus operandus waren identiek. Bovendien lag de ambassade onder vuur omdat ze Al Ahdal had gesteund toen die zich distantieerde van de fatwa tegen Salman Rushdie.
Ten slotte volgde op 3 oktober de moord op Joseph Wybran, de voorzitter van het Coördinatiecomité van de Joodse Organisaties in België, die werd neergeschoten op de parking van het Erasmusziekenhuis in Anderlecht. Ook die aanslag werd opgeëist door de Soldaten van de Gerechtigheid, die Wybran ervan beschuldigden een belangrijke medewerker te zijn van de Mossad, de Israëlische geheime dienst.
Mossadbronnen schreven de moord evenwel toe aan de Palestijnse terreurgroep Aboe Nidal. Opvallend was ook dat enkele weken voor de moord een merkwaardige inbraak was gepleegd bij het reisagentschap Isbel in Brussel. De dieven lieten geld en reistickets liggen, maar gingen aan de haal met computerdiskettes met de namenlijsten van personen die tijdens de voorbije jaren op kosten van de Israëlische ambassade op reis waren geweest. Op die manier kregen de dieven de namen in handen van Mossadleden die in België verbleven.
De Staatsveiligheid en de toenmalige rijkswacht vochten overigens toen ook al een stevig robbertje met elkaar uit. In het onderzoek naar de moord op Wybran beschikten beide diensten over andere sporen en andere verdachten en ze staken elkaar herhaaldelijk stokken in de wielen. Hoe dan ook, geen enkele van de vier genoemde aanslagen werd ooit door de Belgische justitie opgehelderd.
Belliraj woonde in die periode ongestoord op diverse adressen in het Brusselse. Samen met andere pro-Iraanse moslimextremisten werd hij weliswaar uitvoerig ondervraagd door de toenmalige BOB over de Moskeemoorden en de aanslag op Wybran, maar werd bij gebrek aan bewijs verder met rust gelaten. Meer dan waarschijnlijk kwam Belliraj in die periode in contact met de Staatsveiligheid en werd hij ingeschakeld als losse informant.
Meteen startte het rekruteringsproces dat geleid heeft tot zijn status als geregistreerde en officieel betaalde informant. Goed geïnformeerde bronnen situeren het begin van zijn rekrutering in de periode dat de Staatsveiligheid geleid werd door de legendarische superspion Albert Raes. Hij stond van 1977 tot 1990 aan het hoofd van de Staatsveiligheid en werd later ereconsul in Marokko, een functie die hij tot op de dag van vandaag vervult.
Velen vermoeden dat Raes, intussen 76, zijn oude spionnenwerk nog niet heeft opgegeven. Feit is dat Raes in de jaren tachtig al uitstekende relaties onderhield met de vroegere koning van Marokko. In april 1989 ontving Raes zelfs een hoge decoratie op de Marokkaanse ambassade in aanwezigheid van toenmalig premier Wilfried Martens.
Door minister Benmoussa werd Belliraj geportretteerd als een succesvolle zakenman, maar alvast in ons land is daarvan geen spoor terug te vinden. Zijn enige zichtbare zakelijke activiteit, zo kon de redactie achterhalen, was Good Bisness, een groothandel en winkel in huishoudartikelen in De Merodestraat in Vorst, opgericht in 1990 met Belliraj als vennoot. Na drie jaar activiteit werd Good Bisness vervroegd ontbonden en ging de zaak roemloos op de fles. Inmiddels had Belliraj in 1992 echter deelgenomen aan de oprichtingsvergaderingen in Tanger en Casablanca van het terreurnetwerk dat twee weken geleden werd ontmanteld.
Kort daarna, vanaf 1993, begonnen de eerste clandestiene smokkeloperaties waarbij grote partijen oorlogswapens van Belgische oorsprong naar Marokko werden gebracht. De wapens gingen over land via Spanje en de Spaanse enclaves naar de Marokkaanse grens. Het indrukwekkende wapenarsenaal dat zopas in Nador en Casablanca werd ontdekt, bleek “groot genoeg om een klein legertje te bewapenen”. De Belgische politiediensten hadden minstens een vaag vermoeden over de rol van Belliraj in dat alles. In 1990 voerden ze immers, in het kader van een onderzoek naar wapensmokkel, een huiszoeking uit in de toenmalige woning van Belliraj in Sint-Jans-Molenbeek.
Vanaf 2000 schakelde het dubbelleven van Belliraj in een nog hogere versnelling. In het begin van dat jaar was hij door de Gentse buitendienst van de Staatsveiligheid officieel gerekruteerd als betaalde informant. Hij reisde vanaf dat moment veelvuldig heen en weer tussen België en Marokko, waar ‘zijn’ terreurgroep werd uitgebouwd, en knoopte contacten aan met andere gelijkgezinde terreurorganisaties.
De Zoon van de Mankepoot ontpopte zich tot de militaire leider van het Marokkaanse clandestiene netwerk en bezocht Saoedi-Arabië, Iran, Afghanistan en Algerije. Hij had contacten met de Hezbollah, de Groupe Salafiste pour la Prédication et le Combat en de Groupe Islamique Combattant Marocain.
In 2001 ging hij op uitnodiging van Al Qaida naar Afghanistan, waar hij ontvangen werd door Ayman al-Zawahiri, het nummer twee van Al Qaida. “Daar heeft Belliraj bepaalde opdrachten gekregen”, weet een hoge politiebron. “En wat dan nog?”, reageerde een kenner van de Staatsveiligheid. “Het is de kern van ons beroep om mensen te hebben die veel reizen. Als een kerel zoals hij naar Afghanistan kan en het geld niet heeft om de reis te betalen, kan het de job van de Staatsveiligheid zijn om hem discreet te financieren.”
Om de wapenaankopen te financieren pleegde de groepering ten minste één even baldadige als lucratieve hold-up. In de vroege ochtend van 17 april 2000 bestormde een commando van zes met machinegeweren gewapende en gemaskerde mannen een gelddepot van de beveiligingsfirma Brink’s-Ziegler in Khelen in het Groothertogdom Luxemburg. Ze gingen aan de haal met een buit van 17,5 miljoen euro. Datzelfde jaar vertrok een tweede golf gesmokkelde wapens naar Marokko.
De daders van de overval bleven spoorloos, tot toevallig een van hen tegen de lamp liep: Abdellatif Bekhti, een Marokkaanse Belg uit Sint-Agatha-Berchem. Iemand vond langs de weg de lege zakken waarin de buit had gezeten. Op een van de zakken stond een vingerafdruk van Bekhti. In zijn huis vonden de speurders destijds veel radicaal-islamistische propaganda en video’s van de oorlog in Tsjetsjenië. Het vermoeden bestond toen al dat minstens een deel van de buit bij radicale islamieten was terechtgekomen.
Bekhti zat nauwelijks een paar jaar in de gevangenis. In maart 2003 ramde een bestelwagen de omheining van de gevangenis en kon hij met behulp van een touwladder ontsnappen. Sinds 18 februari van dit jaar zit ook Bekhti in een Marokkaanse cel, als lid van de bende rond Belliraj. Twee andere Belgen van Marokkaanse afkomst werden eveneens gearresteerd: ene Mustapha Thami, onbekend bij het Belgische gerecht, en een vierde man wiens identiteit nog niet is vrijgegeven.
Twee maanden na die overval, op 30 juni, verkreeg Belliraj de Belgische nationaliteit via de snel-Belgwet, zo maakte minister Vandeurzen bekend. “In het advies dat de Staatsveiligheid toen formuleerde aan de procureur staat dat betrokkene door haar diensten gekend was in het kader van zijn activiteiten binnen de Algerijns-Marokkaanse islamitische beweging en binnen pro-Iraanse middens”, aldus de minister. “Ik zal wel niet de enige zijn die zich hierover ernstige vragen stelt.”
Toch benadrukte Vandeurzen dat de Zoon van de Mankepoot geen bescherming genoot: “Er is geen deal gemaakt, bijvoorbeeld dat Belliraj de Belgische nationaliteit zou krijgen in ruil voor zijn informatie. Noch zijn er afspraken gemaakt dat hij niet zou worden vervolgd voor misdrijven die hij zou hebben gepleegd.” In sommige media werd hij afgeschilderd als een ‘gouden tipgever’ van de Staatsveiligheid, die de dienst cruciale inlichtingen heeft bezorgd waardoor zeker één terroristische aanslag in een andere Europese lidstaat is verijdeld.
“Hoe is het mogelijk”, vroeg een hoge politieofficier zich af, “dat deze man sinds de jaren tachtig ongestoord vanuit België kon reizen naar zowat alle broeinesten van terrorisme in de hele wereld? Er zijn maar twee mogelijkheden. Ofwel deed Belliraj dit alles in opdracht van een geheime dienst, ofwel bestaat de Belgische Staatsveiligheid uit een stelletje onnozelaars.”
In de loop van 2002 namen Belliraj, zijn vrouw en hun drie kinderen hun intrek in de villa van de voormalige hoofdbibliothecaris van Evergem, in de rustige woonwijk Doornzele Hoeksken. Het huis huurde hij van Brahim L., een leraar in een Gentse gemeenschapsschool en directeur van een moskee in Gent, die eveneens optrad als informant voor de Staatsveiligheid. “Het is vanzelfsprekend dat de Belgische veiligheidsdiensten Belliraj kenden”, verklaarde minister Benmoussa. “Maar blijkbaar was hij een expert in het verbergen van zijn activiteiten.”
Zijn opmerkelijke dubbelleven eindigde op 18 februari, toen Belliraj, die op bezoek was in Marokko, werd gearresteerd als leider van een terreurgroepering van veertig leden, die op het punt stond een ware guerrillaoorlog te ontketenen en het Marokkaanse regime omver te werpen. Zeker is dat de Marokkaanse veiligheidsdiensten in de maanden die aan de arrestatie vooraf gingen Belliraj in de gaten hielden, ook op Belgisch grondgebied.
“De Marokkaanse Staatsveiligheid wist al veel langer dat Belliraj als informant werkte voor de Staatsveiligheid, nog voor het is uitgelekt in de media”, zegt een Marokkaanse bron. “Maar ze heeft de Belgische Staatsveiligheid niet op voorhand geïnformeerd over zijn clandestiene activiteiten. Omgekeerd gaf de Belgische Staatsveiligheid trouwens ook geen informatie over Belliraj aan de Marokkaanse Staatsveiligheid.”
Twee of drie leden van de groepering zijn nog steeds voortvluchtig. “Ze verblijven momenteel onder valse identiteiten in Europa en worden beschouwd als zeer gevaarlijk”, zegt een Marokkaanse bron.
Bron » De Morgen