Jacques Monsieur: geheim agent, ordinair crimineel of een combinatie van beide?

Jacques Monsieur, zoon van een notaris en zelf ook doctor in de rechten, groeide op in het Witse-dorp Halle en werd een van de meest beruchte wapenhandelaars van ons land. De man heeft al een groot stuk van de wereld gezien en zo ook nogal wat gevangenissen. Vandaag staat hij in Brussel opnieuw terecht, de aanklager vraagt een gevangenisstraf van twee jaar. Het verhaal van een man met een onwaarschijnlijk parcours dat, zo ziet het er naar uit, nog niet ten einde is gekomen.

In Brussel is vandaag het proces begonnen tegen Jacques Monsieur, een van de meest beruchte wapenhandelaars van België. De 64-jarige man staat terecht voor illegale wapenleveringen. Het federaal parket beschouwt hem als de leider van een criminele organisatie, maar zelf ontkent Monsieur alles. Hij verklaarde in de rechtszaal dat de wapenhandel een dekmantel en dat hij in opdracht van verschillende inlichtingendiensten informatie vergaarde bij verschillende regeringen. Zo zegt hij zelf dat hij 15 jaar voor de CIA gewerkt heeft.

Het Openbaar Ministerie vordert twee jaar cel voor Monsieur.

De “carrière” van le maréchal

Jacques Monsieur geniet de twijfelachtige eer op te duiken in verschillende dossiers van wapenhandel. Monsieur is een zoon van een notaris uit Halle, maar woont sinds begin jaren 90 officieel in Frankrijk. Zelf startte hij zijn loopbaan bij het Belgisch leger, vandaar zijn bijnaam le maréchal, maar echt “carrière” maakte hij pas nadat hij daar ontslag nam en begon te werken als wapenhandelaar. De man liet zich niet bepaald hinderen door internationale embargo’s en leverde o.a. aan Iran, Ecuador, Kroatië, Bosnië, Congo-Brazzaville, Tsjaad, India… en dan vergeten we wellicht nog een paar conflicthaarden.

Vooral de handel met Iran betekende voor Monsieur een zakelijke doorbraak. Onder het mom van “waterpompen voor de landbouw” leverde hij het Teheran van ayatollah Khomeini onder meer 6.000 TOW-raketten voor een totaalbedrag van 83.000.000 dollar.

Maar de ware politieke proporties van die deal werden pas helemaal duidelijk toen later het Iran-Contragate-schandaal losbarstte, waar bleek dat Amerika (onder het presidentschap van Ronald Reagan) de opbrengsten van de clandestiene wapenhandel gebruikte om de contrarevolutionairen die streden tegen het linkse regime in Nicaragua, te financieren.

“Niet de meest aangename periode uit mijn leven”

In 1996 deed het Belgische en Franse gerecht een inval in zijn toenmalige woning in Frankrijk, nabij Bourges, een stoeterij met de lieflijke benaming “Les Amourettes”. Monsieur werd dusdanig in het nauw gedreven dat hij de vlucht nam naar Teheran waar hij hoopte wegens bewezen diensten immuun te blijven voor vervolging. Helaas voor hem, de machtsverhoudingen lagen inmiddels anders in Teheran en de man werd er tot tien jaar veroordeeld wegens spionage. “Dat was niet de meest aangename periode uit mijn leven,” zo liet hij zich achteraf ontvallen.

Tijdens zijn Iraanse gevangenschap werd hij in België bij verstek veroordeeld tot vijf jaar cel door de correctionele rechtbank in Brussel, voor illegale wapenhandel naar onder meer Iran, China, Ecuador, Burundi en Kroatië, oplichting, misbruik van vertrouwen, valsheid in geschrifte en witwaspraktijken.

Monsieur kocht zich intussen in Teheran vrij voor welgeteld 437.573 euro, maar op weg naar België, bij een tussenlanding, werd hij in Turkije gearresteerd op basis van een internationaal arrestatiebevel. Na een paar maanden werd hij dan toch uitgeleverd aan ons land, ons land dat hem korte tijd later dan weer op haar beurt uitleverde aan Frankrijk.

Monsieur ging in België wel in verzet en zijn veroordeling werd eind 2002 afgezwakt tot een celstraf van 40 maanden met uitstel. Opmerkelijk, het proces vond op vraag van de verdediging gedeeltelijk achter gesloten deuren plaats met als motivatie “de goede diplomatieke relaties tussen meerdere landen niet in het gedrang te brengen”.

In Frankrijk speelde Monsieur een sleutelrol in het zogenoemde Elf-Aquitaineschandaal. Bleek dat “monsieur Monsieur” voor rekening van de Franse oliemaatschappij in 1997 massaal wapens had geleverd aan Pascal Lissouba, de toenmalige president van Congo-Brazzaville die in het nauw werd gedreven door de opstand rond huidig president Sassou Nguesso. In mei 2008 veroordeelde de rechtbank van de Franse stad Bourges hem onder meer voor zijn aandeel in het Elf-Aquitaineschandaal, tot 4 jaar cel met uitstel.

Een sluier van geheime diensten: voor welke rekening werkt Monsieur?

Een jaar later, in 2009, liep het voor Jacques Monsieur opnieuw grondig mis toen hij werd opgepakt op de luchthaven van New York. Via een Amerikaanse undercoveragent werd duidelijk dat Monsieur wapens leverde aan het Iran van ayatollah Khomeini. Monsieur werd in Amerika veroordeeld tot een straf van 23 maanden en die mag opvallend licht genoemd worden gegeven het feit dat hij 60 jaar cel riskeerde te krijgen. De straf was dan ook het resultaat van een schuldbekentenis én de informatie die Monsieur gaf aan de Amerikanen.

Rond de wapenhandelaar hangt een sluier van geheime diensten en het is niet altijd even duidelijk voor wiens rekening hij werkt. Zoals dat gaat met (zelfverklaarde?) geheime agenten schuwt hij de media. Maar in het enige interview dat hij gaf in 2004 aan de Franse radiozender RFI, verklaarde hij dat zijn criminele activiteiten eigenlijk slechts een dekmantel zijn voor zijn werk als spion voor de geheime diensten van België (militaire inlichtingendienst), Frankrijk (DGSE en DST), Amerika (CIA) en Israël (Mossad).

Maar of die uitlatingen daadwerkelijk kloppen dan wel een nieuw dwaalspoor zijn, is minder duidelijk. Al kan het ook zijn dat Monsieur een tijdlang voor inlichtingendiensten werkte om dan soloslim te beginnen, handig gebruikmakend van zijn vroegere dekmantel. Spionnen zijn soms moeilijk in de hand te houden en criminelen gebruiken niet zelden het argument dat ze als informant/infiltrant werken voor deze of gene politie- of inlichtingendienst. Het bewijs daarvoor is door de aard der dingen moeilijk te leveren en het tegenbewijs ook.

Het voorlopig einde van een merkwaardig parcours

In april 2011 kwam de man vrij uit zijn Amerikaanse gevangenis en sindsdien werd het ogenschijnlijk stil rond hem.

Maar in elk geval verloor het Belgisch federaal parket hem niet uit het oog want ze sleepten hem opnieuw voor de strafrechter. Vandaag staat hij dus terecht voor de correctionele rechtbank in Brussel op beschuldiging van illegale wapenhandel met Libië, Tsjaad, Pakistan en Iran in de periode tussen 2006 en 2009.

Het gaat onder andere om de levering van 100.000 automatische geweren aan Libië, 10 tanks en 5 helikopters aan Guinea-Bissau, 200.000 automatische geweren, de bijbehorende munitie, 4 gevechtshelikopters en 2 gevechtsvliegtuigen aan Tsjaad, raketlanceerders en mitrailleurs aan Pakistan en militair materiaal aan Iran.

Bron » VRT Nieuws

Het mysterie Abdelkader Belliraj, topterrorist en informant

Het extremistische parcours van Belliraj, alias Ilyass, alias Abdelkrim, begon in de jaren zeventig. Dat beweert althans Chakib Benmoussa, de Marokkaanse minister van Binnenlandse Zaken en de voorbije weken de belangrijkste bron over het terreurnetwerk dat twee weken geleden in Marokko werd opgerold. Belliraj, in de jaren zeventig nog een prille twintiger, zou destijds al in de ban geraakt zijn van de ideologie van radicale islamitische organisaties, zoals de Moslimbroederschap. In 1980 zou de Belgische Marokkaan lid geworden zijn van de Mouvement Révolutionnaire Islamique Marocain, een groepering die aanstuurde op een destabilisering van het Marokkaanse koninkrijk.

Justitieminister Jo Vandeurzen heeft deze week in de Kamercommissie Justitie bekendgemaakt dat Belliraj in de jaren tachtig voor het eerst de aandacht trok van onze Staatsveiligheid “vanwege zijn oppositie tegen het Marokkaanse regime en daarna door zijn betrokkenheid in islamitisch Marokkaanse middens”. Hoge politiebronnen situeren het begin van zijn extremistische carrière dan weer in de jaren tachtig voor rekening van de Palestijnse verzetsbeweging Hamas.

Vast staat inmiddels dat Belliraj tegenover het Marokkaanse gerecht geloofwaardige en gedetailleerde bekentenissen heeft afgelegd over zijn betrokkenheid bij zes politieke moorden die in de periode 1986 tot 1990 werden gepleegd in België. Vier van de slachtoffers zijn bekend, twee slachtoffers zijn nog onbekend voor zowel de Marokkaanse als de Belgische autoriteiten. “We moeten alle oude dossiers uit die periode opnieuw uitpluizen”, zegt een politieman. “Mogelijk hebben we destijds een lijk gevonden dat we niet eens konden identificeren, laat staan koppelen aan de andere moorden. De Marokkanen vragen op dit punt onze bijstand.”

De vier bekende politieke moorden gebeurden allemaal in het jaar 1989. Eerst was er de moord op de Saoediër Abdullah Al Ahdal, de imam van de Grote Moskee in het Brusselse Jubelpark, en zijn Tunesische bibliothecaris en assistent Saleh Ben Bahri. Die dubbele moordaanslag, op 29 maart, werd twee dagen later opgeëist in Beiroet door de Soldaten van de Gerechtigheid, een groep die eerder al de ontvoering van de Belgische Amadadokter Jan Cools in Libanon en aanslagen op verschillende Saoedi-Arabische prominenten had opgeëist. De Belgische antiterrorismediensten situeerden de Soldaten van de Gerechtigheid als een mogelijke pro-Iraanse splintergroep van de Palestijnse terreurorganisatie van Aboe Nidal.

Op 20 juni volgde de moord op de Eygptenaar Samir Gahel-Gasoul, een chauffeur-klusjesman van de Saoedische ambassade in Brussel. Hij werd neergeschoten in de hal van zijn flat in Elsene. De aanslag werd vanuit Beiroet opgeëist door de onbekende organisatie De Vrije Mensen van het Arabische Schiereiland. Vermoedelijk hadden de daders zich vergist van doelwit, wellicht was de aanslag bedoeld voor een ander ambassadelid. De politie vermoedde een verband met de dubbele Moskeemoord. Het moordwapen (een 7.65 mm-pistool), de gebruikte munitie en de modus operandus waren identiek. Bovendien lag de ambassade onder vuur omdat ze Al Ahdal had gesteund toen die zich distantieerde van de fatwa tegen Salman Rushdie.

Ten slotte volgde op 3 oktober de moord op Joseph Wybran, de voorzitter van het Coördinatiecomité van de Joodse Organisaties in België, die werd neergeschoten op de parking van het Erasmusziekenhuis in Anderlecht. Ook die aanslag werd opgeëist door de Soldaten van de Gerechtigheid, die Wybran ervan beschuldigden een belangrijke medewerker te zijn van de Mossad, de Israëlische geheime dienst.

Mossadbronnen schreven de moord evenwel toe aan de Palestijnse terreurgroep Aboe Nidal. Opvallend was ook dat enkele weken voor de moord een merkwaardige inbraak was gepleegd bij het reisagentschap Isbel in Brussel. De dieven lieten geld en reistickets liggen, maar gingen aan de haal met computerdiskettes met de namenlijsten van personen die tijdens de voorbije jaren op kosten van de Israëlische ambassade op reis waren geweest. Op die manier kregen de dieven de namen in handen van Mossadleden die in België verbleven.

De Staatsveiligheid en de toenmalige rijkswacht vochten overigens toen ook al een stevig robbertje met elkaar uit. In het onderzoek naar de moord op Wybran beschikten beide diensten over andere sporen en andere verdachten en ze staken elkaar herhaaldelijk stokken in de wielen. Hoe dan ook, geen enkele van de vier genoemde aanslagen werd ooit door de Belgische justitie opgehelderd.

Belliraj woonde in die periode ongestoord op diverse adressen in het Brusselse. Samen met andere pro-Iraanse moslimextremisten werd hij weliswaar uitvoerig ondervraagd door de toenmalige BOB over de Moskeemoorden en de aanslag op Wybran, maar werd bij gebrek aan bewijs verder met rust gelaten. Meer dan waarschijnlijk kwam Belliraj in die periode in contact met de Staatsveiligheid en werd hij ingeschakeld als losse informant.

Meteen startte het rekruteringsproces dat geleid heeft tot zijn status als geregistreerde en officieel betaalde informant. Goed geïnformeerde bronnen situeren het begin van zijn rekrutering in de periode dat de Staatsveiligheid geleid werd door de legendarische superspion Albert Raes. Hij stond van 1977 tot 1990 aan het hoofd van de Staatsveiligheid en werd later ereconsul in Marokko, een functie die hij tot op de dag van vandaag vervult.

Velen vermoeden dat Raes, intussen 76, zijn oude spionnenwerk nog niet heeft opgegeven. Feit is dat Raes in de jaren tachtig al uitstekende relaties onderhield met de vroegere koning van Marokko. In april 1989 ontving Raes zelfs een hoge decoratie op de Marokkaanse ambassade in aanwezigheid van toenmalig premier Wilfried Martens.

Door minister Benmoussa werd Belliraj geportretteerd als een succesvolle zakenman, maar alvast in ons land is daarvan geen spoor terug te vinden. Zijn enige zichtbare zakelijke activiteit, zo kon de redactie achterhalen, was Good Bisness, een groothandel en winkel in huishoudartikelen in De Merodestraat in Vorst, opgericht in 1990 met Belliraj als vennoot. Na drie jaar activiteit werd Good Bisness vervroegd ontbonden en ging de zaak roemloos op de fles. Inmiddels had Belliraj in 1992 echter deelgenomen aan de oprichtingsvergaderingen in Tanger en Casablanca van het terreurnetwerk dat twee weken geleden werd ontmanteld.

Kort daarna, vanaf 1993, begonnen de eerste clandestiene smokkeloperaties waarbij grote partijen oorlogswapens van Belgische oorsprong naar Marokko werden gebracht. De wapens gingen over land via Spanje en de Spaanse enclaves naar de Marokkaanse grens. Het indrukwekkende wapenarsenaal dat zopas in Nador en Casablanca werd ontdekt, bleek “groot genoeg om een klein legertje te bewapenen”. De Belgische politiediensten hadden minstens een vaag vermoeden over de rol van Belliraj in dat alles. In 1990 voerden ze immers, in het kader van een onderzoek naar wapensmokkel, een huiszoeking uit in de toenmalige woning van Belliraj in Sint-Jans-Molenbeek.

Vanaf 2000 schakelde het dubbelleven van Belliraj in een nog hogere versnelling. In het begin van dat jaar was hij door de Gentse buitendienst van de Staatsveiligheid officieel gerekruteerd als betaalde informant. Hij reisde vanaf dat moment veelvuldig heen en weer tussen België en Marokko, waar ‘zijn’ terreurgroep werd uitgebouwd, en knoopte contacten aan met andere gelijkgezinde terreurorganisaties.

De Zoon van de Mankepoot ontpopte zich tot de militaire leider van het Marokkaanse clandestiene netwerk en bezocht Saoedi-Arabië, Iran, Afghanistan en Algerije. Hij had contacten met de Hezbollah, de Groupe Salafiste pour la Prédication et le Combat en de Groupe Islamique Combattant Marocain.

In 2001 ging hij op uitnodiging van Al Qaida naar Afghanistan, waar hij ontvangen werd door Ayman al-Zawahiri, het nummer twee van Al Qaida. “Daar heeft Belliraj bepaalde opdrachten gekregen”, weet een hoge politiebron. “En wat dan nog?”, reageerde een kenner van de Staatsveiligheid. “Het is de kern van ons beroep om mensen te hebben die veel reizen. Als een kerel zoals hij naar Afghanistan kan en het geld niet heeft om de reis te betalen, kan het de job van de Staatsveiligheid zijn om hem discreet te financieren.”

Om de wapenaankopen te financieren pleegde de groepering ten minste één even baldadige als lucratieve hold-up. In de vroege ochtend van 17 april 2000 bestormde een commando van zes met machinegeweren gewapende en gemaskerde mannen een gelddepot van de beveiligingsfirma Brink’s-Ziegler in Khelen in het Groothertogdom Luxemburg. Ze gingen aan de haal met een buit van 17,5 miljoen euro. Datzelfde jaar vertrok een tweede golf gesmokkelde wapens naar Marokko.

De daders van de overval bleven spoorloos, tot toevallig een van hen tegen de lamp liep: Abdellatif Bekhti, een Marokkaanse Belg uit Sint-Agatha-Berchem. Iemand vond langs de weg de lege zakken waarin de buit had gezeten. Op een van de zakken stond een vingerafdruk van Bekhti. In zijn huis vonden de speurders destijds veel radicaal-islamistische propaganda en video’s van de oorlog in Tsjetsjenië. Het vermoeden bestond toen al dat minstens een deel van de buit bij radicale islamieten was terechtgekomen.

Bekhti zat nauwelijks een paar jaar in de gevangenis. In maart 2003 ramde een bestelwagen de omheining van de gevangenis en kon hij met behulp van een touwladder ontsnappen. Sinds 18 februari van dit jaar zit ook Bekhti in een Marokkaanse cel, als lid van de bende rond Belliraj. Twee andere Belgen van Marokkaanse afkomst werden eveneens gearresteerd: ene Mustapha Thami, onbekend bij het Belgische gerecht, en een vierde man wiens identiteit nog niet is vrijgegeven.

Twee maanden na die overval, op 30 juni, verkreeg Belliraj de Belgische nationaliteit via de snel-Belgwet, zo maakte minister Vandeurzen bekend. “In het advies dat de Staatsveiligheid toen formuleerde aan de procureur staat dat betrokkene door haar diensten gekend was in het kader van zijn activiteiten binnen de Algerijns-Marokkaanse islamitische beweging en binnen pro-Iraanse middens”, aldus de minister. “Ik zal wel niet de enige zijn die zich hierover ernstige vragen stelt.”

Toch benadrukte Vandeurzen dat de Zoon van de Mankepoot geen bescherming genoot: “Er is geen deal gemaakt, bijvoorbeeld dat Belliraj de Belgische nationaliteit zou krijgen in ruil voor zijn informatie. Noch zijn er afspraken gemaakt dat hij niet zou worden vervolgd voor misdrijven die hij zou hebben gepleegd.” In sommige media werd hij afgeschilderd als een ‘gouden tipgever’ van de Staatsveiligheid, die de dienst cruciale inlichtingen heeft bezorgd waardoor zeker één terroristische aanslag in een andere Europese lidstaat is verijdeld.

“Hoe is het mogelijk”, vroeg een hoge politieofficier zich af, “dat deze man sinds de jaren tachtig ongestoord vanuit België kon reizen naar zowat alle broeinesten van terrorisme in de hele wereld? Er zijn maar twee mogelijkheden. Ofwel deed Belliraj dit alles in opdracht van een geheime dienst, ofwel bestaat de Belgische Staatsveiligheid uit een stelletje onnozelaars.”

In de loop van 2002 namen Belliraj, zijn vrouw en hun drie kinderen hun intrek in de villa van de voormalige hoofdbibliothecaris van Evergem, in de rustige woonwijk Doornzele Hoeksken. Het huis huurde hij van Brahim L., een leraar in een Gentse gemeenschapsschool en directeur van een moskee in Gent, die eveneens optrad als informant voor de Staatsveiligheid. “Het is vanzelfsprekend dat de Belgische veiligheidsdiensten Belliraj kenden”, verklaarde minister Benmoussa. “Maar blijkbaar was hij een expert in het verbergen van zijn activiteiten.”

Zijn opmerkelijke dubbelleven eindigde op 18 februari, toen Belliraj, die op bezoek was in Marokko, werd gearresteerd als leider van een terreurgroepering van veertig leden, die op het punt stond een ware guerrillaoorlog te ontketenen en het Marokkaanse regime omver te werpen. Zeker is dat de Marokkaanse veiligheidsdiensten in de maanden die aan de arrestatie vooraf gingen Belliraj in de gaten hielden, ook op Belgisch grondgebied.

“De Marokkaanse Staatsveiligheid wist al veel langer dat Belliraj als informant werkte voor de Staatsveiligheid, nog voor het is uitgelekt in de media”, zegt een Marokkaanse bron. “Maar ze heeft de Belgische Staatsveiligheid niet op voorhand geïnformeerd over zijn clandestiene activiteiten. Omgekeerd gaf de Belgische Staatsveiligheid trouwens ook geen informatie over Belliraj aan de Marokkaanse Staatsveiligheid.”

Twee of drie leden van de groepering zijn nog steeds voortvluchtig. “Ze verblijven momenteel onder valse identiteiten in Europa en worden beschouwd als zeer gevaarlijk”, zegt een Marokkaanse bron.

Bron » De Morgen

Ultra-agressieve gevechtstrainingen in politiescholen

In de Belgische politiescholen bestaat een ongecontroleerd circuit van door privé-firma’s georganiseerde trainingen in ongeoorloofde vechttechnieken. De cursussen worden bijgewoond door politiemannen, leden van de staatsveiligheid en militairen. Ze volgen er training in een door de Israëlische geheime dienst Mossad ontwikkelde vechttechniek. Die vaststellingen staan in een vertrouwelijk onderzoek van het Comité P, dat deze week in een parlementaire commissie werd besproken en door De Morgen kon worden ingekeken.

Aan de Antwerpse politieschool geeft een Amerikaanse docent, die geen politieman is, cursussen kyoshu-jutsu, een zelfverdedigingstechniek waarbij door het uitoefenen van druk op vitale lichaamspunten een tegenstander uitgeschakeld kan worden. De cursussen worden al acht jaar gegeven en meer dan driehonderd agenten hebben de lessen gevolgd.

Daarnaast maakt het Comité P melding van opleidingen krav maga, een zeer gewelddadige, door de Israëlische geheime dienst Mossad ontwikkelde krijgskunst, “gebaseerd op zeer grove motoriek en instinctieve reacties”. De lessen werden eind vorig jaar gegeven door een Nederlandse politieman, op uitnodiging van een politieambtenaar die verbonden is aan de Antwerpse politieschool.

De Antwerpse politieschool blijkt trouwens een voortrekkersrol te spelen bij het aanbieden van zogenaamde geweldbeheersingscursussen, die volgens het Comité P “veeleer lijken op geweldcursussen”, omdat ze “mogelijk eerder geweld stimuleren dan capaciteiten aanreiken om geweld door andere technieken te vermijden”.

Een groot aantal alternatieve opleidingen wordt georganiseerd door een Amerikaanse firma, die in ons land vertegenwoordigd wordt door een wapenhandel in Brussel. Die firma geeft opleidingen in het gebruik van de uitschuifbare wapenstok, een wapen dat niet behoort tot de standaardbewapening van de politiediensten.

Cursisten die zo’n opleiding volgen buiten de politiescholen, in hun vrije tijd, maken zich volgens het rapport schuldig aan een inbreuk op de wapenwetgeving omdat ze een verweerwapen dragen zonder vergunning. De cursussen zijn gratis, maar de deelnemers moeten zich wel eerst zo’n uitschuifbare matrak aanschaffen. De speurders van het Comité P stelden vast dat een van de monitors van deze cursus een inspecteur van de lokale politie was tegen wie een gerechtelijk onderzoek loopt wegens opzettelijke slagen en verwondingen. Een andere monitor was commandant in het leger, in nog een ander geval ging het om een kolonel van de Franse gendarmerie.

Het Comité P ontdekte dat de Amerikaanse firma de laatste jaren ten minste een tiental trainingen organiseerde, al dan niet in erkende provinciale politiescholen.

“Het gevolg (van deze privé-trainingen) is dat men op het vlak van politietechnieken een veelheid van niet-gecontroleerde technieken meegeeft aan de individuele politieambtenaren”, zo stelt het rapport, “wat op het terrein voor problemen of incidenten kan zorgen. Misschien een nog groter probleem is het gegeven dat de door de buitenlandse docenten meegegeven visie op politietechnieken en het gebruik van geweld dikwijls niet overeenstemt met de Belgische maatschappelijke visie op geweldbeheersing. Daardoor gaan individuele agenten of groepen van politieagenten technieken gebruiken die niet in overeenstemming zijn met de bepalingen en de geest van de wet op het politieambt inzake het gebruik van geweld.”

Bron » De Morgen

Nieuw spoor in moord van bedenker Saddams superkanon

Het Belgische gerecht heeft een nieuw spoor naar de moordenaar van de Canadese ingenieur Gerald Bull. Volgens een tip bevindt de doder van Bull, de in 1990 vermoorde ontwerper van het beruchte superkanon waarmee Saddam Hoessein ooit Israël van de kaart zou vegen, zich in Centraal-Amerika. De man is volgens de inlichting een scherpschutter van de Israëlische geheime dienst Mossad.

Enkele weken geleden vernamen de Belgische speurders uit joodse kringen in Centraal-Amerika dat de moordenaar van Gerald Bull zich daar zou bevinden. Als bewijs voegde de tipgever eraan toe dat de man een scherpschutter is van de Mossad en in het bezit is van een persoonlijk juweel van Bull.

Dat juweel sterkt de Belgische speurders in hun overtuiging dat de verdachte dringend moet worden opgezocht. Toen de Brusselse politie op 22 maart 1990 het lichaam van de pas vermoorde Gerald Bull onderzocht, werd dat juweel niet op hem teruggevonden. Zijn geld – 20.000 dollar – had hij nog wel bij zich.

De naasten van de doodgeschoten ingenieur zijn het erover eens dat Gerald Bull altijd en overal in het bezit was van het verdwenen juweel. Dus is het na de executie waarschijnlijk meegenomen door de doder of een lid van het moordcommando.

Het is niet de eerste keer dat de Israëlische geheime dienst Mossad als mogelijke opdrachtgever voor de moord wordt genoemd. Bull werkte eind de jaren ’80 voor Irak aan een project voor een superkanon, het Project Babylon. Saddam Hoessein droomde ervan vanuit de tientallen meters lange loop van “de dag des oordeels”, zoals het kanon uiteindelijk zou heten, raketbommen op Israël te kunnen afschieten en de joodse staat van de kaart te vegen.

Om dat snode plan te verijdelen zou de Mossad volgens de meest verspreide theorie leden van zijn moordcommando kidon (bajonet in het Hebreeuws) naar Ukkel hebben uitgestuurd om er Gerald Bull uit de weg te ruimen. Volgens Bulls zoon Michael wist zijn vader dat de Mossad achter hem aan zat.

Op donderdag 22 maart 1990 reed Monique Janine, de secretaresse van Bull, haar baas omstreeks 19.30 uur naar zijn woning in Ukkel. Bull, die pas 62 was geworden, woonde in een flat op de zesde verdieping van de residentie Minerva. Toen hij de sleutel in de deur stopte, doken twee mannen achter hem op. Ze vermoordden Bull met twee schoten in de nek en drie in de rug.

Meer dan twaalf jaar later is de moord nog altijd niet opgelost. De Brusselse speurders hopen op een doorbraak, nu voor het eerst een mogelijke dader bij naam is genoemd.

Bron » Het Nieuwsblad