In de coulissen van justitiepaleizen woedt een overlevingsstrijd. De inzet is een hervorming die raakt aan de fundamenten van de rechtsstaat: wie beslist over de zware middelen om criminaliteit te bestrijden?
De inzet: een waanzinnig wetboek
De regels over hoe de politie en het gerecht criminelen opsporen en wie dat controleert, zijn ouder dan dit land. De wortels van het Wetboek van Strafvordering dateren van 1808. Sindsdien hebben veranderingen geleid tot een ‘waanzinnig wetboek’. ‘Er zijn vooral koterijen bijgebouwd’, luidde de verzuchting vier jaar geleden al (DS 25 januari 2014). Het was een periode waarin een aaneenschakeling van procedurefouten het belabberde imago van justitie verder de dieperik in duwde.
Een handvol experten heeft in opdracht van minister van Justitie Koen Geens (CD&V) nieuwe regels uitgewerkt. Ze nemen afscheid van een tijdrovende flessenhals: de raadkamer die aan het einde van een gerechtelijk onderzoek nagaat of er geen fouten zijn gemaakt en wie naar de vonnisrechter moet. Applaus op alle banken dus? Niet echt. Het alternatief is vooral de magistraten in het verkeerde keelgat geschoten.
De minister
Wie? Na kleinere ingrepen in het strafrecht komt Geens in zijn vierde jaar als minister van Justitie toe aan de orgelpunten, waaronder dat nieuwe Wetboek van Strafvordering. In vergelijking tot andere werven, zoals het faillissementsrecht, is dit een mijnenveld. Een update zou de nalatenschap van de advocaat en professor rechten die minister is geworden, volledig maken. Dus heeft Geens procedures voor ogen die de tand des tijds moeten doorstaan.
Vandaag bestaan er twee soorten onderzoeken: één onder leiding van het openbaar ministerie (OM) en één onder leiding van een onderzoeksrechter. Een crimineel in het vizier van de onderzoeksrechter heeft meer rechten dan een in het vizier van het OM.
‘Vroeg of laat zegt het Grondwettelijk Hof dat die ongelijkheid in strijd is met de Grondwet. Dan is het hek van de dam’, waarschuwt Yves Liégeois. Hij is een van de experten van Geens en werkt als ere-procureur-generaal bij het Antwerpse parket-generaal. ‘We moeten zo’n verregaande beslissing voor zijn’, vindt Liégeois.
De oplossing: het eengemaakte onderzoek. Het openbaar ministerie krijgt daarin de leiding over alle onderzoeken. Wanneer een magistraat een telefoon wil laten afluisteren of een bende wil infiltreren – met andere woorden: wanneer hij iemands privacy schendt – zal hij daarvoor toestemming moeten krijgen van een onderzoeksrechter.
Maar geen enkele tak van Justitie aanvaardt de voorstellen. Daar komt bij dat sommigen de wijzigingen die Geens heeft doorgevoerd met zijn potpourri-wetten, niet altijd kunnen volgen. Bovendien wordt nagenoeg overal geklaagd over personeelstekort. Het kabinet-Geens ontkent die tekorten.
Een doorlichting van de Hoge Raad voor de Justitie wees recent wel uit dat het personeelsbeleid bij justitie achterhaald is, ook omdat een deftige werklastmeting nog altijd niet bestaat. Voor een minister die de ambitie heeft om behalve andere wetboeken zoals die over erf- en vennootschapsrecht, ook het strafrecht een nieuw tijdperk in te loodsen met de ‘Codex Geens’, zijn er stevige obstakels.
De onderzoeksrechters
Wie? Rechters die verdachten tijdelijk kunnen aanhouden en de politie aansturen in de bestrijding van criminaliteit. Ongeveer vijf procent van alle onderzoeken – doorgaans de zwaarste dossiers – zit in hun handen. De onderzoeksrechter zoekt niet alleen naar bewijzen in het na- en voordeel van een verdachte, maar beslist ook over maatregelen die de privacy schenden: een telefoon afluisteren, een hacking of een huiszoeking. De onderzoeksrechters zijn tegelijk speurhond en rechter. In hun engagement om de waarheid te vinden, houden ze te weinig kritische afstand, luidt de kritiek.
Dus is de opsporing in de toekomst voor hen geen taak meer. De onderzoeksrechters zien nog toe op het correcte verloop van een onderzoek, maar leiden dat onderzoek niet langer. Een magistraat van het openbaar ministerie klopt bij hen aan om een machtiging te vragen voor afluisteroperaties, infiltraties of huiszoekingen. In veel landen bestaat het systeem al, dat efficiënter en onpartijdig zou zijn.
Maar ‘In Italië is de verandering al doorgevoerd. Ze komen er nu op terug’, zegt Philippe Van Linthout, covoorzitter van de Vereniging van Onderzoeksrechters. ‘De zaken slepen er te lang aan. In Nederland krijgt de onderzoeksrechter net weer meer macht en controle omdat hij te ver van het onderzoek af staat.’
‘Als er een stap komt tussen ons en de politiespeurders, riskeer je een gebrekkige informatiedoorstroming en verkeerde beslissingen. Net omdat wij als rechters beslissen over zo’n zware maatregelen, moet de lijn tussen ons en de uitvoerders zo kort mogelijk zijn. Vergelijk het met “telefoontje spelen” in de jeugdbeweging: tussen de eerste versie en de bestemmeling kan de informatie al eens veranderen. In dossiers van drugs- en mensenhandel of terrorisme tikt de klok en heb je geen tijd om onverwacht een hele farde met pv’s te lezen. Anders zijn we niet meer dan een “stempelrechter”. Deze wijzigingen halen een efficiënte, echte controle onderuit.’
Het openbaar ministerie (of parket)
Wie? De magistraten die instaan voor de openbare orde. Ze onderzoeken misdrijven en brengen uiteindelijk de verdachte voor de rechter. Circa 95 procent van de strafdossiers zit bij hen.
Dus zouden ze verheugd kunnen zijn dat in de toekomst elk onderzoek onder hun hoede komt en ze daarin de zware maatregelen mogen toepassen. Maar in een brief die De Standaard kon lezen, trekken ze net fel van leer tegen de verandering. Ze vrezen dat de onderzoeksrechter hun schoonmoeder wordt.
‘Dit holt de onafhankelijkheid van het openbaar ministerie net uit, in plaats van die te versterken’, schrijven de parketmagistraten. ‘De vele door elkaar lopende procedures, met vaak zeer krappe termijnen die permanent met elkaar dreigen te interfereren, zullen een efficiënt onderzoek in de weg staan.’ De flessenhals van de raadkamer zal zich verplaatsen, rechtspraak zal versnipperd raken en de werkelijke leiding van een onderzoek komt bij de politiediensten.
Maar de parketmagistraten maken zich vooral zorgen over de kosten van de hervorming. De nieuwe procedures brengen volgens hen meer werk mee, en daar hebben ze te weinig volk voor. Bij de hertekening valt ook de onderzoeksrechter als bliksemafleider, in gevoelige onderzoeken met veel persaandacht, weg.
De advocaten
Wie? Zij staan verdachten bij in de vervolging door het openbaar ministerie. Strafpleiters willen doorgaans dat hun cliënt zo licht mogelijk of het liefst niet wordt gestraft. Een cryptisch wetboek kan daarbij nuttig zijn.
Dus zouden met een fris, nieuw wetboek procedurefouten voltooid verleden tijd kunnen worden. Het openbaar ministerie denkt alvast van niet. De verdediging krijgt meer rechten, in meer dossiers, met meer procedures en een grotere kans op fouten. Bijna alsof advocaten de pen vasthielden. ‘Wij zijn totaal niet betrokken geweest’, zegt John Maes, de voorzitter van de commissie strafrecht bij de Orde van Vlaamse Balies. ‘Dat verwondert me, want bij veel andere ontwerpen worden we wel gehoord.’
Maar de advocaten valt vooral op dat de klacht met burgerlijke partijstelling er anders uitziet, waardoor het moeilijker is om als slachtoffer een gerechtelijk onderzoek op te starten. Toch zijn de advocaten het meest optimistisch. ‘In het verleden spraken veel ministers over hervormen, nu ligt er ook iets op tafel’, zegt Maes. ‘Tijd om er werk van te maken.’
Iedereen heeft het gevoel dat aan zijn macht wordt gemorreld, maar is er nog een belangrijke constante: geld. Onderzoeksrechter Van Linthout kan zich niet inbeelden dat het openbaar ministerie met de huidige bezetting de instroom van zware gerechtelijke dossiers kan behappen en dat de kartonnen dozen met pv’s vlot heen en weer gaan tussen de partijen. De minister gaat na wat de kosten zijn en verzekert dat hij niets er zomaar wil doorduwen.
‘Dit systeem kan niet draaien zonder bijkomende middelen en een nieuwe structuur’, voorspelt Liégeois. ‘Het openbaar ministerie zal anders moeten werken, met ervaren magistraten die gespecialiseerde secties leiden. Helaas bepaalt de budgettaire realiteit hoever mensenrechten zoals een gelijke behandeling reiken. Niet verwonderlijk dus dat elke groep vreest voor de botsing. Iedereen wil hervormen, maar niemand wil veranderen.’
Bron » De Standaard