Spreekt Abdelkader Belliraj de waarheid? Je moet bijna hopen van niet, vindt Douglas De Coninck. In afwachting van een eerste materieel bewijs van schuld horen we misschien wel met iets meer aandacht te luisteren. Douglas De Coninck is journalist bij deze krant.
Stel. Nadat ze gedurende een maand of wat van de aardbol zijn verdwenen, en niemand ze nog heeft gezien, meldt het federale parket ons de collectieve arrestatie van Jean-Marie Dedecker, Gerolf Annemans, Michel Javaux, Rudy Aernoudts, Isabelle Durant, Marie-Rose Morel en iemand van het Front National. En ook nog een man wiens naam ons helemaal niets zegt, maar die nu wordt getypeerd als meervoudig moordenaar, meesterbrein en zéér, zéér, zéér gevaarlijk.
Al deze mensen, zegt men, vormden samen “de gevaarlijkste terreurgroep die we ooit hebben gekend”. Ze zijn zelfs zo gevaarlijk dat men deze mensen – in het belang van ons aller veiligheid – eerst gedurende een week of vier heeft moeten ondervragen op een aparte, geheime plek. Er was geen andere manier. Véél te gevaarlijk, anders.
Door en door corrupt gerecht
Tijdens die initiële ondervragingen, buiten elk toezicht van magistratuur of advocatuur, zijn de politici en hun kopstuk tot bekentenissen overgegaan. Het kopstuk heeft bekend dat hij zes moorden heeft gepleegd in een ander land. Een debiel land, ver weg van hier, met een door en door corrupt gerecht. Men wist, in dat debiele land, dat hij die zes moorden had gepleegd (onder meer op de voornaamste imam van het land én de leider van de Joodse gemeenschap) maar aangezien het kopstuk in dat debiele land informant was van de Staatsveiligheid, had men de moorden daar met de mantel der liefde toegedekt.
Dit is wat je ongeveer krijgt als je in de analyse van de zaak-Belliraj ‘Marokko’ vervangt door ‘België’ of vice versa. Dit is de schok die de Marokkaanse publieke opinie begin 2008 te verwerken kreeg: een aantal bekende tv-gezichten, vooraanstaande oppositieleiders, van helemaal niet zo radicale islamitische partijtjes, bleken opeens samen te heulen met een superterrorist, Abdelkader Belliraj. Mensen die al jaren vreedzaam politiek actief waren in wijk, gemeenteraad en parlement waren vriendjes met een zesvoudige moordenaar. Zesvoudige moordenaar, want: hij heeft bekentenissen afgelegd. Het staat, zoals de advocate van één van de slachtoffers gisteren nog eens herhaalde, “zwart op wit in het dossier”.
Nu zegt de man bij zijn allereerste gelegenheid om gedurende een uurtje vrijuit te praten met een journalist: “Ik heb nooit wat dan ook bekend. Ze pakten mijn geboeide hand en duwden daar een balpen in: ‘Tekenen!’ Dan doe je dat. Ze hingen me dagenlang ondersteboven.”
Moeten we Abdelkader Belliraj op zijn woord geloven? In dossiers rond terrorisme en inlichtingendiensten kun je dat in regel beter nooit. We kunnen wel andere dingen doen. Duizenden dingen. Op het lichaam van één van de zes vermeende slachtoffers van Belliraj, een Brusselse homoseksueel, is sperma aangetroffen. Het kan worden vergeleken met dat van Belliraj. Er zijn na de moorden van 1988 en 1989 kogels opgeraapt en hulzen. Er zijn in beslag genomen wapens die de Marokkaanse justitie aan de wereld liet zien. Passen de kogels in de wapens? De forensische technieken voor poepsimpele antwoorden zijn voorhanden. Het bewijsmateriaal ligt daar, in de kelders van het Brusselse justitiepaleis.
Twee volle jaren zijn verstreken sinds het moment waarop uit Rabat het bericht kwam dat het Marokkaanse gerecht in drie dagen tijd zes moorden had opgehelderd waar de Belgische politie al twintig jaar mee liep te sukkelen. Het minste wat we hadden mogen verwachten was een eerste dominosteen die ging vallen. Een materieel bewijs. Een vingerafdruk, een voetafdruk, een dna-staal. Een bewijsstuk boven alle verdenking. Iets waar wij, Belgen, zelf naar konden kijken. Iets dat we konden verifiëren zonder bij onze poging tot waarheidsvinding te moeten worden geholpen met iets dat ergens in een goed bewaakte bunker “zwart op wit op papier” is gezet.
Er is niets. Twee jaar onderzoek door het federale parket: niets. Marokko laat weten weinig of geen interesse te hebben in een toetsing van haar aanklacht tegen Belliraj en de forensische realiteit van de Brusselse moorddossiers. Want België is een debiel land dat zesvoudige moordenaars beschermt.
“Hoe klinkt zijn stem eigenlijk?”, wilde iemand gisteren weten. Ik liet het bandje draaien. Een gewone stem, een beetje opgewonden, Franstalig. Wel een coherent verhaal, een belezen man.
Er zijn enkele stappen achterwaarts nodig om die mogelijke andere realiteit onder ogen te zien: dat Abdelkader Belliraj een gewone, doodbrave vader van drie is uit Evergem. Die vanwege legitieme politieke activiteiten uit een ver verleden opeens het perfecte profiel bleek te hebben voor de hoofdrol in een wansmakelijke schertsvertoning van een regime dat op het gebied van mensenrechten en eerlijke rechtsbedeling misschien toch nog niet zoveel lessen te geven heeft aan andere.
Wat aandachtiger luisteren
In Marokko zijn twee opkomende politieke partijtjes van de kaart geveegd. Er is een hoogst kritisch rapport over het verloop van de zaak-Belliraj door Human Rights Watch, een organisatie die overal ter wereld geldt als bovengemiddeld betrouwbare barometer op het gebied van mensenrechten. Dit is de tussentijdse bilan. Tot zolang heeft Abdelkader Belliraj recht om te worden gehoord. En hebben wij misschien de plicht om wat aandachtiger te luisteren dan we tot nu toe deden.
De zes moorden zijn in België gepleegd. De meeste getroffen families zijn Belgen. De moordenaars die vrij rondliepen, liepen rond in België. Het bewijsmateriaal over wie de moorden kan hebben gepleegd en wie niet, bevinden zich in België. Ermee instemmen dat Marokko hier even de rol van onze rechtbanken overneemt – zoals justitie tot hiertoe liet gebeuren – heeft het voordeel dat onze politiediensten zich van deze cold cases niks meer hoeven aan te trekken. Er is ook een nadeel. Het nadeel is dat België zich vanaf dat punt ten aanzien van de rest van de wereld bekeert tot de debiliteit.
Bron » De Morgen | Douglas De Coninck