De kans dat de terroristische organisatie die geleid werd door de Belgisch-Marokkaanse Abdelkader Belliraj zich ooit voor de Belgische rechter zal moeten verantwoorden, is nihil. Vermits Marokko geen eigen onderdanen uitlevert, is er geen andere mogelijkheid dan de dossiers van het Belgische gerecht over moorden en hold-ups in ons land, over te maken aan het Marokkaanse gerecht.
De Belgische politiedelegatie, bestaande uit zes speurders van de federale politie, begon gisteren in Marokko aan haar factfinding-missie. De delegatie heeft als opdracht contacten te leggen met de Marokkaanse politie en te evalueren of het al dan niet nuttig is later een of meerdere rogatoire commissies naar Marokko te sturen.
Belliraj, alias Ilyass, alias Abdelkrim, wordt door het Marokkaanse gerecht beschuldigd van de moorden in 1989 op Abdullah Al Ahdal, de imam van de Grote Moskee van Brussel, en diens medewerker, op Samir Gahel-Gasoul, een werknemer van de Saoedische ambassade in Brussel, en op de Joodse leider Joseph Wybran in Anderlecht. Daarnaast zou Belliraj ook verantwoordelijk zijn voor een of twee andere onopgehelderde politieke moorden op vooralsnog niet geïdentificeerde personen, die tussen 1986 en 1989 in ons land werden gepleegd.
Voorts wordt Belliraj beschuldigd van ten minste twee hold-ups op geldtransporten van Brink’s in de loop van 2000, in Zaventem en Luxemburg, en een reeks juwelendiefstallen in België. Volgens het Marokkaanse gerecht stond hij bovendien sinds 1992 aan het hoofd van een internationaal islamitisch terreurnetwerk, dat op het punt stond om aanslagen te plegen tegen Marokkaanse ministers, hoge militairen en Joodse prominenten.
Een hooggeplaatste politiebron noemt het ‘vrijwel zeker’ dat de beschuldigingen aan het adres van Belleraj kloppen. “Het gaat om een zeer ernstige zaak”, zegt hij. “Dit is een van de grootste, zo niet de grootste terrorismezaak die België ooit heeft gekend.”
De bron stelt dat de bekentenissen die Belliraj over deze misdaden heeft afgelegd aan het Marokkaanse gerecht “zeer gedetailleerd en zeer geloofwaardig” zijn. “Het is een feit dat het wapenarsenaal dat door de Marokkaanse politie werd ontdekt, betaald werd met de buit van de twee hold-ups in Zaventem en Luxemburg. Een ander deel van de buit werd geïnvesteerd in een hotel in Marrakech, dat diende als geheim hoofdkwartier van de terreurgroep. Het gaat om een zeer goed georganiseerde groepering, die op het punt stond om een soort guerrillaoorlog te ontketenen in Marokko.”
De politie noemt het voorts “zeer verontrustend dat voor het eerst in de geschiedenis van het moslimterrorisme een duidelijke link bestond tussen de politieke bovenwereld en de terroristische onderwereld”.
Het zichtbare deel van de ijsberg was de politieke partij Al Badil al Hadari, waarvan de volledige partijtop op 18 februari werd gearresteerd. Die partij, die inmiddels door de Marokkaanse regering buiten de wet is gesteld, fungeerde als de legale politieke arm van het clandestiene terreurnetwerk. Politiebronnen vergelijken het systeem met dat van de ETA in Spanje en de IRA in Noord-Ierland, die elk eveneens over een legale politieke bovenstructuur beschikken.
Naast Belliraj behoorden ook drie andere Belgische-Marokkanen tot de groep van bijna veertig aangehouden verdachten. Vermits Marokko nooit eigen onderdanen uitlevert, is de kans dat ze in ons land voor de rechtbank moeten verschijnen onbestaande.
Sinds vorige vrijdag bekend raakte dat Belliraj jarenlang werkte als informant voor de Belgische Staatsveiligheid is de kans op een succesrijk onderzoek in ons land trouwens definitief verknald: alle mogelijke sporen zijn sindsdien allicht uitgewist.
De enige mogelijkheid is het overmaken van de oude strafdossiers door het Belgische gerecht aan het Marokkaanse gerecht, waarna de verdachte in Marokko kunnen terechtstaan voor de in ons land gepleegde misdaden.
Deze techniek van denonciatie werd vorig jaar herhaaldelijk gebruikt om Belgisch-Marokkaanse misdadigers te kunnen berechten. “De Belgische overheid is evenwel niet zo happig om te denonceren”, zegt een hoge politiebron. “Een mogelijke verklaring zijn de bezwaren tegen Marokko op het vlak van de mensenrechten.”
Bron » De Morgen | Georges Timmerman