“Niemand zal ooit weten wie onze geheim agenten waren”

Maandag is het dertig jaar geleden dat de Bende van Nijvel in Aalst haar meest bloedige aanslag pleegde. Een van de meest intrigerende sporen in het onderzoek leidt tot op vandaag naar een geheimzinnig netwerk van ‘slapende’ geheim agenten dat vlak na de Tweede Wereldoorlog in ons land werd opgericht. Bernard Legrand was de laatste baas van dat zogenaamde Stay Behind-netwerk. Nu spreekt hij voor het eerst.

“Hier Radio Brussel… Beste Stay Behind-vrienden, de sectie SDRA8 geeft blijk van haar hoogste waardering en dankt u allen voor uw toewijding tegenover het land. Wij verzekeren u dat alle druk en bedreigingen tot niets dienen en dat wij ons gegeven woord alle eer aan doen. Adolf stelt het goed!”

In een opvallend manoeuvre slaagde luitenant-kolonel Bernard Legrand erin om een journalist van Le Soir dit enigmatisch bericht op de voorpagina van de krant te laten publiceren. Het bericht, dat zelfs in de twee landstalen verscheen, joeg een schokgolf door het parlement en de publieke opinie. Legrand getuigde op dat moment voor de parlementaire onderzoekscommissie die het bestaan onderzocht van een eventueel clandestien internationaal inlichtingennetwerk in België.

De onderzoekscommissie eiste dat Legrand de namen van de leden van zijn Belgische Stay ­Behind-netwerk zou bekendmaken. Op die manier wilde de commissie nagaan of er een verband kon zijn met de aanslagen van de Bende van Nijvel. Maar Legrand, die van 1983 tot bij het opdoeken in 1990 aan het hoofd van het Belgische Stay Behind alias SDRA8 (Service de Documentation, de Recherche et d’Action) stond, weigerde halstarrig.

Met het bericht in Le Soir liet hij de leden van Stay Behind weten dat ze zich geen zorgen moesten maken. Hij zou blijven zwijgen tot in het graf.

Vandaag, 25 jaar na de feiten, heeft Legrand nog altijd geen spijt van zijn stilzwijgen. Ook niet van zijn provocerende boodschap in Le Soir. “Die ‘Adolf stelt het goed’, was een knipoog naar mijn voorganger bij SDRA8, Adolphe Iseux”, zegt hij. “Maar bij de commissie waren er natuurlijk die er een verwijzing naar Adolf Hitler in zagen.”

SDRA8 – de Belgische tegenhanger van het Italiaanse Gladio – werd in 1949 opgericht binnen de schoot van de militaire veiligheidsdienst Adiv, die toen nog SGR heette. De geopolitieke context was helemaal anders dan vandaag. De Koude Oorlog woedde in alle hevigheid en de Britse veiligheidsdienst MI6 nam contact op met de Belgische premier Paul-Henri Spaak. De Britten stelden de Belgische regering voor om uit te wijken naar de VS of Groot-Brittannië als het Sovjetleger het grondgebied zou bezetten.

Om het contact vanuit België met die eventuele regering in ballingschap te onderhouden, werd een stay behind-netwerk opgericht. Dat netwerk bestond uit burgers die uitgekozen werden om voor speciaal opgerichte eenheden van zowel de Staatsveiligheid (STC/Mob) als de militaire inlichtingendienst (SDRA8) te werken.

“Ik kwam aan het hoofd van SDRA8 in 1983”, vertelt Bernard Legrand. “Het plan was dat ik aan het zou komen van het para-opleidingscentrum in Marche-les-Dames, maar toen vroeg de de baas van de militaire inlichtingendienst me voor ‘iets anders’. Ik wist niet wat hij bedoelde met ‘iets anders’, maar vertrouwde hem.”

“Pas toen ik er was, besefte ik dat ik aan het hoofd zou komen van SDRA8. Ik kende er mensen, van toen ik bij de para’s zat. Wij noemden hen in het Frans les mines de rien. Omdat ze altijd deden alsof ze van niets wisten en nooit zeiden waarmee ze bezig waren. We wisten dat het oud-para’s waren. Ze sprongen uit vliegtuigen vanop grote hoogte met zuurstofmaskers, ze perfectioneerden de tandemsprong en ze deden aan diepzeeduiken in duikpakken waaronder je burgerkleding kon dragen. Speciaal voor geheime operaties. Maar wat ze voor de rest deden, was een groot vraagteken.”

Clandestienen

Legrand kreeg bij SDRA8 een twintigtal van die ‘mines de rien’ onder zijn bevel. Toen pas besefte hij dat alles wat hij tot toen al had gezien van SDRA8 een dekmantel was voor wat ze echt deden. “Zij waren de ‘instructeurs’. Ze waren verantwoordelijk voor de rekrutering en de opleiding van de burgers die wij wilden voor ons Stay Behind-netwerk. Wij noemden die burgers onze ‘clandestiene vrienden’.”

“In die tijd bestonden er nog clubs waar militairen en mensen uit het politiek-economisch leven elkaar vonden om te discussiëren. Onder andere daar zochten wij discreet mensen die we konden inzetten als agenten voor Stay Behind. Het waren allemaal vrijwilligers.”

SDRA8 rekruteerde, aldus ­Legrand, agenten in sectoren waar ze van belang konden zijn in oorlogstijd. “Ik mag u niet zeggen wie ze waren. Maar een van hen heeft na het opdoeken van SDRA8 een boek geschreven. Hij was ingenieur bij de spoorwegen. Ook in de haven van Antwerpen zochten we mensen. En in de Ardennen waren we dan weer op zoek naar mensen die van nut konden zijn bij ontsnappingslijnen. Zo hadden we België doorgesneden met lijnen: om neergestorte Navo­piloten terug naar Engeland te smokkelen bijvoorbeeld.”

De clandestienen werden speciaal geselecteerd. “Het waren burgers zonder uitgesproken politieke kleur, zonder uitgesproken profiel. Familievaders. Geen militairen of rijkswachters. Het moesten mensen zijn die nooit in het oog van de vijand zouden lopen. Onopvallend. Bij voorkeur van rond de veertig jaar.”

De Stay Behind-agenten moesten kunnen zwijgen als vermoord, tegen hun omgeving en zelfs tegen hun vrouw. “Maar ze moesten meer doen dan hun mond houden”, zegt Legrand. “Ze waren verplicht te liegen, want ze moesten geregeld opleidingen volgen, onder meer in het huis dat SDRA8 had in Meerdaal. Om die opleidingen bij te kunnen wonen, dienden ze een excuus te verzinnen voor hun directe omgeving.”

Zoals in films

De burgeragenten leerden onder andere morse. En ze kregen het Harpoon-systeem ter beschikking, een door SDRA8 ontworpen zendapparaat van – in die tijd – 1 miljoen Belgische frank (25.000 euro, red.) per stuk. “De burgeragenten kregen twee Harpoon-machines mee, een om direct te gebruiken in oorlogstijd en een dat ze moesten verbergen”, zegt Legrand.

“We leerden ze ook technieken om te kunnen ontdekken dat ze gevolgd werden: nooit bruusk omkijken, maar af en toe eens in een vitrine van een winkel kijken bijvoorbeeld. We brachten hen bij hoe ze achtervolgers moesten afschudden, of hoe ze post moesten halen uit wat wij een een ‘dead letter box’ noemen. Zoals je in films geheim agenten soms een document uit een huls onder een bank in het park ziet halen.”

SDRA8 bouwde veiligheidsschotten in. “Geen van onze clandestienen heeft ooit een andere clandestien ontmoet. Ze werkten stuk voor stuk alleen. Elke instructeur had maximum twee personen die hij begeleidde. Alleen hij kende hun namen. Als we ze trainden, deden we dat altijd apart, nooit samen met andere clandestienen. Ze kregen ook geen wapen.”

Toen SDRA8 in 1990 ontbonden werd, waren er 42 operationele Stay Behind-agenten. Zij die ermee stopten, werden vervangen door anderen. “Doorheen de jaren waren er al een honderdtal gestopt. Wij noemden hen de ‘slapende eenheden'”, zegt Legrand. “Iedere clandestien had een versleuteld dossier, verborgen in twee kisten die bijgehouden werden in de VS en het VK, bij de bevriende veiligheidsdiensten daar.”

“Dat was een maatregel die ik zelf heb ingevoerd bij mijn aantreden”, zegt Legrand. “Onze specialist had een niet te kraken code uitgewerkt. Ook de experts van de parlementaire commissie hebben ze nooit kunnen kraken.”

De Belgische Stay Behind-agenten werkten niet op een eiland. Van vlak na de Tweede Wereldoorlog maakten ze al deel uit van een internationaal circuit van Stay Behind-netwerken in vijf landen: België, Nederland, Luxemburg, Frankrijk en Groot-Brittannië. Later kwamen daar de VS bij en nog later ook Duitsland, Italië, Denemarken en Noorwegen. Het zogenaamd Allied Coordination Committee (ACC), waar alle betrokken geheime diensten een vertegenwoordiger in hadden, coördineerde de groep.

Gladio-schandaal

Maar in de herfst van 1990 barstte het schandaal uit bij een van die ACC-leden. Gladio, de Italiaanse tegenhanger van SDRA8, werd verdacht van betrokkenheid bij een reeks aanslagen.

“De toenmalige minster van Defensie Guy Coëme (PS) was in paniek”, herinnert Legrand zich. “Ik zat in Duitsland, maar ik moest onmiddellijk terugkeren.”

“Op 9 november hebben we elkaar een kwartier lang in de Senaat gezien. Ik heb de minister gezegd dat SDR8 niet te vergelijken was met Gladio in Italië. Ik had de Italianen aan het werk gezien in Sardinië. Hun Gladio-mensen trainden samen, ze leerden er sabotagetechnieken. Allemaal dingen die gevaarlijk zijn en die hen blootstelden aan infiltratie door de maffia en extreem-rechts. Bij ons was dat niet zo.”

“Zoals ik al zei: geen van onze agenten kende een andere. We hebben ze ook nooit wapens gegeven. Ik zei de minister dat er geen verband kon zijn tussen SDRA8 en de Bende van Nijvel. Onmogelijk.” Maar nog diezelfde avond verscheen Coëme op de RTBF en zei: “Er is een mogelijke verklaring voor de Bende van Nijvel.”

“Vanaf dan was niet meer te ­houden”, zegt Legrand. “De 23ste november werd onze dienst afgeschaft. Ze wilden zelfs niet meer luisteren naar onze argumenten.”

Onderzoekscommissie

De maanden daarna werd in de Senaat een bits debat gevoerd. Een parlementaire onderzoekscommissie wilde per se weten wie de 42 SDRA8-leden waren. Om elk verband met de Bende van Nijvel uit te sluiten. Maar Legrand weigerde namen te noemen. “Er waren geen serieuze verdenkingen. Er was alleen paniek. En dat ging ver.”

“Ik had ooit als para een opleiding van drie maanden gevolgd bij de special forces in de VS. In de parlementaire commissie vroegen ze of ik misschien geen CIA-agent was. Onze stafchef, generaal José Charlier, is in die periode speciaal naar SDRA8 gekomen om te melden dat we ontslagen werden van onze plicht tot geheimhouding tegenover de clandestienen en dat we dus mochten spreken in de commissie.”

“Een van mijn onderofficieren, een instructeur, heeft toen gezegd tegen Charlier: ‘Als ik de namen van mijn mensen prijsgeef, kan ik mezelf nooit meer aankijken in de spiegel.’ En Charlier is weggegaan. Ik moest dus niks meer zeggen. Maar uiteraard zou ik hem hetzelfde geantwoord hebben.”

Luitenant-kolonel Legrand ziet er tot op vandaag geen been in dat hij de namen van de 42 clandestienen niet vrijgegeven heeft. “Natuurlijk is het belangrijk dat de Bende van Nijvel opgepakt wordt. Maar het was onmogelijk dat het onze mensen waren. Er is daar geen enkele aanwijzing voor. Niemand heeft er mij ooit maar één kunnen geven. Als die er was geweest, dan had ik zeker gepraat.”

“Wij rekruteerden in heel andere middens dan die waaruit al de verdachten die ooit in het Bendedossier werden geciteerd afkomstig waren. Onze mensen waren patriotten die elkaar zelfs niet kenden. Ze hadden geen wapens. Niets van wat de Bende van Nijvel deed, was in de verste verte te rijmen met wat wij onze mensen hadden geleerd.”

“Toen we hen rekruteerden hadden we bovendien ons woord gegeven dat we hun identiteit niet zouden prijsgeven. Het kon hun carrière breken.”

De versleutelde gegevens over de clandestienen van de SDRA8 werden tot op vandaag niet ontcijferd. De niet-versleutelde namen van mensen die de Staatsveiligheid had gerekruteerd, vond de parlementaire commissie wel terug in een kist in Londen en Washington. Een paar dagen later stonden een reeks namen al in de pers.

“Uiteraard hadden ze niets met de Bende te maken”, zegt Legrand. “Om het met de woorden van de toenmalige administrateur-generaal van de Staatsveiligheid Albert Raes te zeggen: ‘In een commissie achter gesloten deuren, staan de ramen open.’ Vanaf toen was ik nog vastbeslotener om niets te zeggen.”

Leugendetector

De parlementaire commissie eindigde haar werkzaamheden op 1 oktober 1991 met de conclusie dat er geen aanwijzingen waren dat Stay Behind-agenten bij de aanslagen van de Bende van Nijvel betrokken waren. Maar de verdenkingen blijven tot op vandaag sluimeren.

Legrand heeft de voorbije jaren nog verschillende keren de speurders op bezoek gehad die de misdaden van de Bende van Nijvel onderzoeken. “Begin dit jaar zijn ze hier nog eens geweest. Maar ze verontschuldigden zich bijna op voorhand en ze zijn snel weggegaan. Ik had hen ook niets kunnen vertellen. Ik heb zelf nooit alle namen gekend van de Stay Behind-leden. En ik heb nog voor de zittingen van de commissie de sleutels vernietigd die nodig zijn om de code te kraken.”

“In 2013 hebben de onderzoekers me zelfs gevraagd of ze me aan de polygraaf mochten leggen. Ik heb gezegd dat ze dat mochten als ze ook de toenmalige minister van Defensie Guy Coëme aan de polygraaf zouden leggen. Hij heeft voor de commissie altijd volgehouden dat hij nooit op de hoogte is geweest van het bestaan van SDRA8, terwijl hij dat wél wist. Daarna heb ik niets meer gehoord van die test.”

Adiv, de militaire inlichtingendienst, bestaat 100 jaar. Op een tentoonstelling in het Instituut voor Veteranen in Brussel blikt de dienst terug. Ook de geschiedenis van SDRA8 wordt belicht.

Bron » De Standaard