Overlijden van generaal en PRL-senator Robert Close

Generaal en voormalig PRL-senator Robert Close is zaterdag in Brussel overleden. Dat werd zondag vernomen. Close is 81 jaar geworden. Close volgde studies aan de Belgische “Oorlogsschool” en de Hogere “Oorlogsschool” in Parijs. Daarna volgde hij een kandidatuur chemie aan de ULB en licenties economie en financiën enerzijds en politieke wetenschappen anderzijds aan dezelfde universiteit.

Close nam deel aan de campagne van 18 dagen in 1940 en werd gevangen genomen. In 1941 werd hij bevrijd, waarop hij in het gewapend verzet stapte. Tussen 1942 en ’45 was hij krijgsgevangene.

Tijdens zijn militaire carrière was Close onder meer militair attaché in Londen. Hij was ook commandant van de 17de pantserbrigade in Düren (Duitsland) tussen 1971 en ’74 en van de 16de pantserbrigade in Neheim (ook in Duitsland) in 1976. Close verliet de actieve legerdienst na een polemiek ovr het boek “L’Europe sans défense” (Europa zonder defensie) dat hij schreef. Daarop werd hij lid van de PRL. Voor de Franstalige liberalen zetelde hij als senator tussen 1981 en ’87.

Op het einde van zijn leven deed prinses Lilian een beroep op Close om de archieven van koning Leopold III te bestuderen. Op basis van die studie schreef hij het boek “Léopold III, onuitgegeven”.

Bron » Gazet van Antwerpen

“Ik heb een maand gezeten, voor niets”

Op de Boekenbeurs kon hij geen enkel exemplaar van zijn boek signeren. Hij zat in de gevangenis op beschuldiging van het trekken van een wapen in het kantoor van een Brusselse advocaat. “Denk je dat?”, repliceert de gewezen VRT-journalist Guy Bouten wanneer we opmerken dat er nu vast helemaal niemand meer is die hem nog ernstig neemt. Een zucht. “Toch ga ik door. Wat het afgelopen jaar gebeurde, beschouw ik als niet veel meer dan een fragment in mijn reportage over Nina en de Albanese maffia. En die reportage, geloof me, die komt er ooit nog.”

Uit een van de kranten van 24 oktober 2003: “Ex-VRT-journalist Guy Bouten is door de Brusselse onderzoeksrechter Freyne aangehouden voor bedreiging, valse naamdracht en poging tot afpersing. Eerder deze week drong hij onder valse naam binnen in een advocatenkabinet waar hij topadvocaat Guy François met een vuurwapen zou bedreigd hebben (…) Dinsdag sloeg de man kennelijk door. Hij trok naar het kantoor-François en geraakte onder een valse naam binnen.”

De 75-jarige advocaat, in een van de kranten: “Toen hij voor me zat, haalde hij zijn revolver boven. ‘Je geeft me geld of je sterft. Ofwel schiet ik je zelf dood ofwel laat ik twee Albanezen je afmaken.’ Daar slaap je niet van. Het minste wat ik kon doen, was klacht indienen.”

In een hotelbar in Kortrijk zit Guy Bouten op donderdagnamiddag ijverig te pennen in wat een dagboek lijkt te zijn. “Ik ben nu weer met een nieuw boek bezig”, mompelt hij. “Over mijn ontmoetingen met al die topcriminelen in de gevangenis. Ik zat op zeker ogenblik naast Andras Pandy. Ergens ben ik justitie dankbaar. Zo’n gelegenheid krijg je als journalist anders nooit. En anderzijds is het raar. Martin Coenen zat ooit enkele dagen in de cel, José Masschelyn van Het Laatste Nieuws vier: het land stond op stelten, en terecht. Ik ben vrij sinds 20 november, ik heb een maand gezeten. Als ik de kranten lees, krijg ik het gevoel dat men dat toejuicht.”

U werd er wel van beschuldigd iemand met een wapen te hebben bedreigd.

“Bullshit. Er was geen pistool. Dit is waar de Vlaamse pers zich nog slechts mee bezighoudt: anekdotes, aangeleverd door vriendjes bij de politie, uit wiens hand men eet. Het doet me denken aan die vergaderingen, op het laatst, bij de VRT. ‘De mensen willen lichte kost.’ Dus produceert men lichte kost.”

“Als ik met mijn materiaal over de Albanese maffia bij de BBC was gekomen, dan hadden ze me minstens een jaar tijd gegeven. Bij de VRT zijn alle uitzendingen waarin je aan onderzoeksjournalistiek kunt doen afgeschaft. Zie Panorama. Ik had weken zitten filmen en speuren. Ik ben twee keer naar Moldavië, Albanië en Macedonië afgereisd.”

Guy Bouten (57) was een kwarteeuw lang journalist bij de VRT. Hij was er de eerste die op de respectabele tv-nieuwsdienst aan de slag mocht zonder het beruchte journalistenexamen te hebben afgelegd. Dat was in 1987, nadat hij eerst tien jaar voor de Wereldomroep had gewerkt. Hij was betrokken bij het opstarten van Terzake, stapte later weer over naar de nieuwsdienst en keerde occasioneel terug naar Terzake waar hij zich onder meer deed opmerken met een reportage over de handel in jonge Afrikaanse voetballertjes.

“Na die reportage kwam er een nieuwe wet die de Belgische ploegen verplicht om niet-Europese voetballers minstens 60.000 euro per jaar te laten verdienen. Hoeveel journalisten kunnen op zo’n wetswijziging terugblikken?”

Toch weet ik wat de mensen in deze zaal zullen antwoorden als ik hen vraag of de naam Guy Bouten hen iets zegt.

“Wat dan?”

Diejen van de VRT die verliefd werd op dat hoertje.

“Dat is dan maar zo. Ik heb mijn verhaal verteld in mijn boek. Ik ben nooit verliefd geweest op Nina, er is nooit wat geweest. Mijn echtgenote wist op elk moment als eerste waar ik mee bezig was. Ik hield ook een dagboek bij en controleerde zo mezelf.”

Hoe verliep de arrestatie?

“Wij hebben – of liever: hadden – een eiken voordeur. Om vijf uur ’s ochtends hoorden mijn vrouw en ik een enorme knal. Ze hebben die deur ingebeukt. Ik zag licht, en zes gewapende mannen van de Speciale Eenheden van de federale politie. Ze stormden de trap op en drongen onze slaapkamer binnen. Ik was naakt, mijn vrouw had een nachtjapon aan.”

“Mijn eerste reflex was: ‘De Albanezen!’ Ik riep mijn zoon, die bij ons sliep. Hij is ex-paracommando. Ik dacht: ‘Het is zover.’ Echt, ik geloofde het eerst niet toen die man riep: ‘Politie!’. Hij zette zijn pistool tegen mijn hoofd en deed me voor de spiegel de handboeien om. We zijn een maand verder. Mijn huis is binnenstebuiten gekeerd, mijn namaak-Baretta is onderzocht in het politielab…”

U had een wapen in huis?

“Een namaakwapen, voor het geval dat de Albanese maffia langs zou komen. Ik wou tenminste íéts bij de hand te hebben. Maar dat wapen had ik bij mijn bezoek aan die advocaat niet bij me. Het parket moet nu schoorvoetend toegeven dat het verhaal waarmee François de politie mobiliseerde grotendeels verzonnen is.”

Wat is verzonnen, en wat niet?

“Ik heb me onder een valse naam in zijn kantoor aangemeld, dat klopt. Anders had men me daar nooit binnengelaten (lacht). Ik heb gezegd: ‘Kijk mijnheer François, het enthousiasme waarmee u die mensen van de Albanese maffia hebt verdedigd, datzelfde enthousiasme zou u wel eens kunnen ondervinden als u er niet voor zorgt dat al het geld dat jullie van Nina kregen teruggeven aan haar.'”

“Ik vind het hemeltergend dat die advocaten zich laten betalen door een meisje van twintig hele nachten na elkaar de ene man na de andere te doen afwerken. Ik heb daar de bewijzen van. Ik heb de geldoverdrachten zelf gefilmd. Dat wou ik toch even hardop tegen die advocaat gaan zeggen. Waarop hij een heel verhaal bij elkaar heeft geweven als zou ik hem met een pistool hebben bedreigd en twee huurmoordenaars hebben geëngageerd. Ze hebben al mijn telefoongesprekken nagetrokken: niets. Dáárvoor hebben ze mij een maand opgesloten in Vorst. Wie is hier gek?”

Guy François is de advocaat van Zharin Nurce, de Albanese pooier van het Moldavische tienermeisje Nina Mantea. Bouten zag haar voor het eerst op een fragment in een reportage van Telefacts over een razzia in de Brusselse hoerenbuurt in het voorjaar van 2002. Hij was meteen geïntrigeerd door haar, ging naar haar op zoek en slaagde er ook in contact te leggen. Het doel, zegt Bouten, was een reportage maken over Albanese en Moldavische vrouwenhandel. Met Nina als kroongetuige.

Probleem. Ze wou niet. Of toch wel. Of dan toch weer niet. Ja, ze zou uit de prostitutie stappen. En dan toch weer niet.

In zijn pogingen haar voor de camera te krijgen, lapte Bouten nogal wat regels aan zijn laars. Hij zette het meisje onder druk door informatie over haar door te spelen aan de federale politie. Hij stelde haar voor om op zijn kosten een flat te huren en vond zelfs werk voor haar. “Wat misschien naïef was”, zegt hij nu. “In Moldavië bedraagt het gemiddelde maandloon 100 dollar. In de Aarschotstraat (de rosse buurt naast het Brusselse Noordstation) verdiende Nina 25.000 euro per maand.”

Onmiddellijk stoppen hiermee, zei VRT-hoofdredacteur Leo De Bock halfweg 2002. Journalisten horen hun rol te kennen, vond hij. Bouten ging door, op eigen kosten. “In mijn vrije tijd doe ik wat ik wil.” Hij stopte zelf 40.000 euro in het project en vond VLD-senator Jean-Marie Dedecker bereid om daar 20.000 euro bij te leggen. Kort nadat het Brusselse gerecht, vooral op basis van zijn inlichtingen, Zharin Nurce arresteerde, begonnen de problemen.

Nina Mantea nodigde hem uit in haar flatje en maakte met een verborgen camera beelden van hoe hij haar lieve woorden toefluisterde en een carrière als actrice in het vooruitzicht stelde. “Ik heb het al hónderd keer gezegd”, zegt hij. “Ik speelde die avond theater. Ik had alles geprobeerd en probeerde het nu door me voor te doen als de verliefde journalist. Die camera werd geplaatst op aansturen van de medewerkers van François. De bewijzen zijn daar: een van zijn assistentes pendelde in die tijd voortdurend op en neer tussen Nurce, die in de gevangenis zat, en Nina.”

Kort nadat Het Nieuwsblad melding maakte van het bestaan van de tape werd Guy Bouten op 14 november 2002 op staande voet ontslagen bij de VRT. Verliefd worden op een mooi meisje is, gesteld dat dat het geval zou zijn, geen deontologische fout. Als journalist met je ontdekkingen naar de politie stappen, is dat volgens mij wél.

“Het was de enige mogelijkheid. Dit was gevaarlijk terrein. Die lui waren gevaarlijk. Ik wou me toch ergens indekken. Ik ben door die lui bestolen en bedreigd. Men heeft in mijn huis proberen in te breken. Leg dat maar eens uit aan Leo De Bock, die overigens – zoals ik voorspelde – werd gewipt. Hij snapt helemaal niks van journalistiek. En het is waar, het is achteraf geen verstandige beslissing gebleken om naar de federale politie te stappen. Die lui hebben me uiteindelijk ook laten vallen als een baksteen. Ze laten die Albanezen maar doen.”

U maakte ook, zonder dat zij dat wist, bandopnamen van uw gesprekken met Nina.

“Ook daar weer: het kwam erop aan bewijzen te verzamelen. Zij sprak tegenover een andere Moldavische vrouw Roemeens. Ik wou kunnen weten wat zij elkaar vertelden, zodat ik kon checken of dat overeenstemde met wat zij mij vertelde. Het was niet mijn bedoeling om die passages uit te zenden.”

Wat wou u precies bewijzen?

“Ik wou tonen hoe de Albanese maffia functioneert. Hoe deze kanker onze samenleving binnensluipt en zich aan het ontplooien is tot een economische macht. Ga maar eens kijken in de badstad Dürres, de buitenwijken van Tirana of het Albanese deel van Macedonië. Daar rijzen honderden waanzinnig chique hotels en appartementen uit het niets op. Het is ongelofelijk. Hier in België merk je weinig van hun rijkdom. Ze lopen rond in een jeans en met een sjofele trui.”

“Maar kijk dan eens naar zo’n Zharin Nurce, van wie we met al zijn paspoorten overigens niet eens weten of dat zijn werkelijke naam is. Hij huurt zeven advocaten in, met François aan het hoofd, en de zoon van VRT-baas Tony Mary (Sven Mary) als een van die zeven. De maffiosi zijn oppermachtig aan het worden, ze doen wat ze willen. Iedereen danst naar hun pijpen.”

Als ik uw boek lees, kan ik me niet van de indruk ontdoen dat u vooral met Nina bezig was.

“Haar getuigenis was cruciaal. Als je zo’n case kunt analyseren, kom je ver en maak je de structuren van de maffia zichtbaar. Daar was het mij om te doen. Kijk, Nina is geen sloerie, zij is niet het soort meisje zoals in de boeken van Chris De Stoop. Dit was een meisje dat intelligent was, mooi en enorm productief. Ze sprak vier talen: Russisch, Roemeens, Albanees en Frans.”

“Nina bracht een miljoen frank per maand binnen, daar had ik de bewijzen van. Toch werd zij nog steeds uitgebuit. Vrijwel al dat geld stond ze, tot april 2002, af aan die pooier, die daarmee auto’s kocht en ze exporteerde. Met die opbrengst kocht hij heroïne uit Turkije en Afghanistan, die dan via Zwitserland en de Scandinavische landen Europa binnenkwam. Het was een hele trafiek, die ik in kaart heb gebracht.

“Nina betaalde 150 euro per dag, alleen al voor haar vitrine in de Aarschotstraat. Ze werken er in vier shifts. Elk hoertje betaalde 150 euro. Tel al die bars op en je komt aan gigantische bedragen. Tel daar dan nog eens de winsten uit de prostitutie zelf bij, de heroïnehandel. Je spreekt over een enorme geldstroom, die begint vanuit de portefeuille van de nietsvermoedende bordeelbezoeker in Brussel, Luik, Charleroi of Rijsel. In Antwerpen niet meer, want daar heeft justitie keihard opgetreden. Dáárvoor had ik de getuigenis van Nina nodig, on the record. Daarvoor moest ik haar uit de prostitutie halen.

Dat is toch niet de taak van een journalist?

“Er was geen andere weg. Willen we informatie over de Albanese maffia, dan moet het zo. Je kan zo’n meisje na een getuigenis op de televisie ook niet aan haar lot overlaten. De druk die ze op haar uitoefenden, was een deel van het verhaal dat ik wou brengen: hoe ze haar familie in Moldavië bedreigden en haar zo geen enkele kans gaven om er zelf uit te stappen. Oké, ben je dan nog journalist? Geen idee. Ik deed het uiteindelijk allemaal in mijn vrije tijd. Noem me dan maar producer of zo. Ik ben geen journalist van negen tot vijf, zoals veel van mijn collega’s. Als ik in een project geloof, dan ga ik ervoor.”

Aan zijn vrijlating zijn voorwaarden verbonden. Hij moet uit de buurt blijven van advocaat François en zijn medewerkers, en hij moet zich eens per week melden bij de psychiater. “Dat zetten ze dan zo gauw in dat rapport en lekken dat naar de pers, zodat men je met recht en reden gek kan noemen.” Volgens een van de krantenberichten mag hij ook geen contact hebben met de pers.

“Ik ben een gevoelsmens”, zucht hij. “Ik heb Italiaans bloed in me, denk ik. Wat het afgelopen jaar gebeurde, beschouw ik als niet veel meer dan een fragment in mijn reportage over Nina en de Albanese maffia. En die reportage, geloof me, die komt er ooit nog. Justitie heeft dan wel beslag gelegd op een deel van het materiaal, maar ooit krijg ik dat terug in handen en ga ik aan het monteren. Ik ben 57 jaar, de VRT heeft me correct uitbetaald. Ik amuseer me rot, sinds er geen deadlines en geen VRT-hiërarchie meer is, sinds ik vrijuit kan werken en boeken schrijven. Het leven zoals het nu is bevalt me wel. Meer dan ik had verwacht.”

Bron » De Morgen

Guy Mathot ontkent moeiteloos betrokkenheid bij moord op Cools

Guy Mathot (62) rekende gisteren op het proces-Cools moeiteloos af met alle geruchten en verdachtmakingen die in de zaak-Cools over hem de ronde doen. “Ik word al twintig jaar achtervolgd door dit soort verhalen. Noem het ‘ongeluk’ als u wil. Zelf meen ik dat ‘men’ mij systematisch zoekt. Ik ben het slachtoffer van kwade trouw”, vond Mathot.

Guy Mathot, burgemeester van Seraing en voorzitter van de Luikse PS-federatie, kwam fluitend en met de vingers in de neus getuigen op het proces Cools. Hij vertelde in detail en zonder aarzelen over het hoe en waarom van zijn conflicten met André Cools.

“Ruzies waren er genoeg, maar ik zou nooit meegedaan hebben aan een complot om Cools te vermoorden. Ik zou de eerste geweest zijn om het hem te vertellen.” Mathot had zijn succes gisteren in de eerste plaats te danken aan het gestuntel op de zitting van spijtoptant Carlo Todarello, één van de zes beschuldigden.

Todarello was de man die in juni 1992 voor het eerst wees naar de entourage van Alain Van der Biest als opdrachtgevers van de moord op André Cools. Hij noemde in zijn verklaringen toen ook Guy Mathot en een zekere “Schmitt of Schlitz” als opdrachtgever.

Voorzitter Luc Lambrecht vroeg Todarello tijdens het getuigenis van Mathot recht te staan en nog eens te verduidelijken wat hij eigenlijk had willen zeggen met die verklaringen over Mathot. Verklaringen die hij in de loop der jaren bovendien verschillende keren wijzigde.

Een stotterende Todarello zei dat het een andere beschuldigde, Pino Di Mauro, was die hem over Mathot had gesproken. “Had Di Mauro dan Mathot de opdrachtgever van de moord genoemd”, wilde Lambrecht weten. “Neen, ik heb dat afgeleid uit zijn woorden”, zei Todarello. “Voor mij stond het na de gesprekken met Di Mauro vast dat Van der Biest onder druk stond van hogerhand. Ik dacht dat het om Mathot ging.”

Di Mauro zelf ontkende meteen formeel dat hij ooit over Mathot zou gesproken hebben. “Ik heb Mathot pas na de moord voor het eerst gezien en gesproken. Dat was in mijn functie van chauffeur van Alain Van Der Biest.”

Meteen was de meest formele aanwijzing dat Guy Mathot betrokken zou zijn geweest bij de moord op André Cools van tafel geveegd. Eerder op het proces waren twee getuigen al komen ontkennen dat zij ooit tegen zoon Marcel Cools hadden gezegd dat Mathot en Spitaels op de hoogte waren van de moord. Volgens zoon Cools is dat wel zo.

Guy Mathot ontkende niet dat de PS -vooral dan in Luik- begin jaren ’90 een krabbenmand was waar iedereen mekaar naar de verdoemenis wenste. Hij bevestigde dat André Cools en hijzelf in de periode voor de dood van Cools grote ruzies hadden. “Ik wilde de ruzies binnen de Luikse PS tussen de clan Happart-Dehousse aan de ene kant en de clan Cools aan de andere kant, sussen. Guy Spitaels wilde dat ook. Cools niet. Daar gingen die ruzies over. Het is ook waar dat André Cools niet wilde dat ik nog minister zou worden.”

“Hij heeft me drie keer verraden”, was één van bekendste uitspraken die André Cools ooit over Guy Mathot heeft gedaan. “Ik denk dat ik weet waarover hij het had”, zegt Mathot. “Mijn positie in zijn ruzie met de Happarts vond hij ‘verraad’, net als mijn relatie met een persoon van wie hij vond dat dat niet kon ( Eliane Van Vreckom, nvdr). Ook dat ik de Luikse zakenman Leon Deferm kende die hij onbetrouwbaar vond, was hem een doorn in het oog.”

Mathot gaf toe dat hij in mei 1991 op het kantoor van André Cools was geroepen en daar een ferme bolwassing had gekregen. “Cools noemde mij toen ‘een ferailleur’ (schroothandelaar) omdat hij meende dat ik een gifschandaal bij Van Saint-Lambert in de doofpot had gestopt. Dat was maar één van de dingen die hij me verweet. Naar dat gifschandaal is toen een onderzoek geweest en er bleek, zoals zo vaak, niets aan de hand.”

Volgens Guy Mathot probeerde Alain Van Der Biest in de maanden die aan de dood van Cools voorafgingen een coalitie tegen Cools te smeden. “Van Der Biest wilde zelf de macht grijpen maar het was duidelijk dat hij daar niet de man toe was. Iedereen weet wat zijn problemen waren.”

Op het einde van zijn getuigenis peperde Mathot het de aanwezigen nog eens goed in. “Na twintig jaar roddels en verdachtmakingen wil ik er toch even op wijzen dat ik een blanco strafregister heb. In de zaak Agusta-Dassault ben ik de enige van de drie Guy’s die vrijuit gaat. Er is tegen niemand méér en harder onderzoek, gevoerd dan tegen mij. Het wordt tijd dat die verdachtmakingen stoppen.”

Bron » De Standaard

Analyse: Waarom Guy Mathot het altijd gedaan heeft

Er ging de voorbije weken op het proces-Cools geen dag voorbij of de naam van Guy Mathot ging over de tongen. Volgens sommigen is de burgemeester van Seraing en niemand anders de enige ware opdrachtgever van de moord op André Cools. De man achter de schermen die, zoals zo vaak in het verleden, de dans ontspringt. Vandaag krijgt Mathot, het enfant terrible van de Luikse politiek, op het proces-Cools eindelijk zelf het woord.

De kans is bijzonder groot dat Guy Mathot vandaag tijdens zijn getuigenis op het proces-Cools de gelegenheid aangrijpt om uitgebreid zijn hart te luchten. Mathot, die geen beschuldigde is in de zaak, heeft de voorbije weken op het proces-Cools en in de pers heel wat verdachtmakingen moeten slikken. De burgerlijke partijen, zoon Marcel Cools in de eerste plaats, steken niet onder stoelen of banken dat zij menen dat Guy Mathot op zijn minst vooraf op de hoogte was van de moord op André Cools.

Volgens Marcel Cools hebben getuigen hem een paar weken na de moord, op de kermis van de Luikse wijk Outremeuse, zelfs verteld dat Guy Mathot en Guy Spitaels wisten dat André Cools vermoord zou worden. Het is maar een van de tientallen sterke verhalen die de voorbije 30 jaar over de flamboyante Guy Mathot de ronde gedaan hebben.

In een van de verkiezingscampagnes begin jaren 80, in een periode toen de regeringen elkaar in snel tempo opvolgden, wachtte in Seraing ooit een volle zaal met PS-militanten op Guy Mathot. De minister kwam uit Brussel en zou de grote toespraak houden.

Mathot kwam anderhalf uur te laat en zichtbaar dronken de zaal binnen. Niemand in de zaal was echt verwonderd. Mathot was altijd te laat en dikwijls dronken. Bovendien had de halve zaal ondertussen al anderhalf uur aan de grote bar achteraan in de zaal doorgebracht. Het waren de tijden toen het socialisme nog echt plezant was

Toen hij aan zijn speech begon, raakte Guy Mathot maar moeilijk uit zijn woorden, tot groot jolijt van zijn militanten. Na enkele minuten was de metamorfose compleet: plots stond er een krachtig en waarachtig minister op het podium.

Een man die volgens de aanwezige journalisten toen de beste toespraak over de staatshervorming – het thema bij uitstek van die jaren – hield die in die periode ooit gehouden werd. Het is een anekdote die typisch is voor Mathot. Achter zijn vele gebreken die hij heeft gecultiveerd, gaat een grote persoonlijkheid schuil.

Net als zijn grote voorbeeld André Cools werd Guy Mathot in een socialistisch nest geboren. Mathot haalde een licentie in de botanische wetenschappen aan de Luikse universiteit. En dan gebeurde wat niet kon uitblijven: de talentvolle Guy Mathot werd opgemerkt door partijvoorzitter André Cools. Hij maakte Mathot meteen politiek secretaris van de toen nog unitaire BSP.

In 1971 werd Guy Mathot kamerlid, dankzij zijn piston André Cools. Mathot was de jongste politiek secretaris (27), de jongste burgemeester (29) én het jongste kamerlid (30) ooit. In 1977 werd hij in de regering-Tindemans ook de jongste minister ooit.

En, zoals het vaker met de kroonprinsen bij de Parti Socialiste gebeurde, liep het vanaf dat moment lelijk mis. Als minister begon Guy Mathot geregeld op te duiken in de schandaalkronieken. Het Rekenhof maakte brandhout van zijn te kwistig beleid en was ook niet mals voor de uitgaven voor drank, spijs en schoenen op de kabinetten van de minister.

Mathot vond te veel geld uitgeven niet echt een probleem. “Het begrotingstekort is er vanzelf gekomen. Het zal vanzelf ook weer verdwijnen”, was een van zijn legendarische uitspraken.

Mathot leek schandalen aan te trekken: als de minister van Openbare Werken in 1977 op wintersport vertrok, miste hij (uiteraard) zijn trein. Hij nam de volgende, maar de NMBS hing voor de minister meteen een extra luxewagon aan de trein. Een schandaal was geboren.

Voor het imago van deze nog altijd veelbelovende jonge god was dat allemaal niet dodelijk. Hem werd veel vergeven. Zo werd Guy Mathot nog in 1981 de PS-vice-eerste minister in de regering van Mark Eyskens, en behield hij (voorlopig) het vertrouwen van André Cools.

Maar na 1982 ging het om meer dan drank en schoenen. Eliane Van Vreckom, een min of meer officiële vriendin van Mathot, werd toen door het gerecht ondervraagd in verband met de louche verkoop van een schilderij, waarbij ook Mathot zou zijn betrokken.

Mathot zelf bracht een weekend in de gevangenis door omdat hij geknoeid zou hebben met de aankoop van zijn BMW en met subsidies voor de plaatselijke voetbalclub. In 1985 dwong PS-voorzitter Guy Spitaels Mathot af te zien van zijn kandidatuur voor de Kamer, en Mathot trok zich terug in Seraing.

Maar een kat heeft negen levens en in 1988 kwam Guy Mathot terug in de Senaat. In 1993 riep hij zich voor de verzamelde pers in een rommelig Luiks restaurant met een rommelige lunch (américain frites voor iedereen, en Mathot zoals altijd te laat) uit tot grote baas van de PS in Luik.

Tot de Agusta-affaire ook hem achterhaalde en onderzoeksrechter Véronique Ancia in 1993 de opheffing vroeg van de parlementaire onschendbaarheid van de heren Spitaels, Coëme en Mathot. De mythe van de “drie Guy’s” was geboren. En de loopbaan van Guy Mathot was gebroken.

Maar Guy Mathot werd, ondanks vele gerechtelijke onderzoeken, nooit veroordeeld. Dat zijn naam ook in de zaak-Cools opdook, is, meer dan op feiten, gebaseerd op zijn groezelige reputatie. Ondertussen is Guy Mathot, naast burgemeester van Seraing, ook voorzitter van de Luikse PS-federatie.

Bron » De Standaard