Child Focus: “Daders langer straffen is zinloos”

Daders van zware misdrijven moeten niet extra lang in de cel blijven. Ze moeten in de gevangenis wel beter begeleid worden. Dat is het standpunt van Child Focus na een rondetafel- gesprek met ouders van vermiste en vermoorde kinderen.

De voorwaardelijke vrijlating van daders van geweld tegen kinderen hoeft niet verstrengd te worden. Maar daders moeten wel veel meer begeleid worden voor en na hun vrijlating. Er moet ook meer ingezet worden op therapie. Dat is de verrassende conclusie van een rondetafelgesprek dat Child Focus organiseerde met een aantal advocaten, hulpverleners en ouders van vermiste en vermoorde kinderen.

Het rondetafelgesprek kwam er naar aanleiding van de voorwaardelijke vrijlating van Michelle Martin eind augustus vorig jaar. “Voor de deelnemers aan de rondetafel bleek het niet de lengte van de straf te zijn die van tel is”, zegt Heidi De Pauw, de directeur-generaal van Child Focus. “Verschillende experts en ouders wezen erop dat er vooral een schrijnend gebrek is aan therapie en andere begeleiding, terwijl net dat van groot belang is voor het welslagen van hun re-integratie.”

“Onderzoek toont bovendien aan dat de kans op recidive lager is bij daders die voorwaardelijk in vrijheid zijn gesteld dan bij daders die hun straf volledig hebben uitgezeten. De laatste categorie moet zich namelijk aan geen enkele voorwaarde houden bij de vrijlating. Op hen is er helemaal geen controle.”

Een aantal oude verzuchtingen van slachtoffers en hun nabestaanden kwam ook tijdens de rondetafel opnieuw bovendrijven. “De slachtoffers vragen geen medebeslissingsrecht over de vrijlating”, zegt De Pauw.

“Maar ze willen wel beter op de hoogte gehouden worden van de strafuitvoering. Het gebeurt vandaag jammer genoeg nog altijd dat ouders de voorwaardelijke invrijheidstelling van de dader van een misdrijf ten aanzien van hun kind in de pers moeten vernemen. We pleiten ervoor dat slachtoffers en hun ouders automatisch geïnformeerd zouden worden over het verloop van het onderzoek en de strafuitvoering. Tenzij ze er uitdrukkelijk om gevraagd hebben om dat niet te worden. Vandaag is dat net het omgekeerde.”

Slachtoffers vragen ook inzage in de informatie die nodig is om het dossier beter te begrijpen. “Welk psychologisch parcours heeft de dader afgelegd? Welke inspanningen zijn er geleverd om de schade te vergoeden? Slachtoffers willen ook horen wat de dader daarover zegt voor de strafuitvoeringsrechtbank. Dan kunnen ze hem eventueel op leugens betrappen.”

“Als slachtoffers inzage krijgen in het volledige dossier, gehoord worden over hun visie erop en de volledige zitting mogen bijwonen, dan kan dat een meerwaarde betekenen voor de magistraat die een beslissing moet nemen. Maar de door ons gehoorde ouders zijn het erover eens dat het aan de magistraat moet blijven om de beslissing te nemen.”

De nota van Child Focus met de verzuchtingen van de slachtoffers is ondertussen overhandigd aan de minister van Justitie Annemie Turtelboom (Open VLD) en aan de leden van de commissie Justitie. “Wij beschouwen de nota voortaan als het officiële standpunt van Child Focus”, aldus De Pauw.

Opmerkelijk: het wetsontwerp van minister van Justitie Turtelboom om de wet Lejeune-strenger te maken werd gisteren in de Kamer besproken. De commissie Justitie keurde het ontwerp ondertussen al goed. En nog opmerkelijk: de toelagen voor centra die pedofielen behandelen, gingen drastisch naar beneden (DS 30 januari) . Dat alles lijkt alvast in tegenspraak met de conclusie die Child Focus haalt uit zijn rondetafelgesprek met experts en slachtoffers.

Bron » De Standaard

“We evolueren langzaam naar een politiestaat”

Ze kunnen u in de psychiatrie laten opnemen, uit uw huis zetten of naar hartenlust uw ondergoedlade doorzoeken. En dat allemaal zonder dat er ook maar één rechter bij te pas komt. Zo ontstaat er in ijltempo een parallelle justitie.

“De uitvoerende macht wordt uitgebreid ten koste van de rechterlijke macht”, zegt voormalig vrederechter en justitiewatcher Jan Nolf. “Dat is onder meer zo in verband met gedwongen opnames in de psychiatrie. Hoewel ook dat eigenlijk de bevoegdheid van een vrederechter is, mag het Openbaar Ministerie in dringende gevallen ingrijpen.”

Nolf is niet de enige die een procureur niet meteen de aangewezen persoon vindt om dat soort beslissingen te nemen. “In elke zaak moet kunnen worden gegarandeerd dat het onderzoek zowel à charge als à décharge wordt gevoerd”, zegt strafpleiter Sven Mary. “Maar in de praktijk zien we dat het parket een doel voor ogen heeft en dus per definitie subjectief is.”

Een andere wet die de macht van de parketten anderhalf jaar geleden aanzienlijk heeft vergroot, is die op de verruimde minnelijke schikking. Daardoor kan het Openbaar Ministerie in om het even welke fase van het strafproces een minnelijke schikking voorstellen voor vergrijpen waar hoogstens twintig jaar celstraf op staat. In de praktijk gaat het vooral om fiscale en financiële misdrijven.

Niet alleen het Openbaar Ministerie trekt taken naar zich toe die eigenlijk de rechterlijke macht toebehoren. Ook de minister van Justitie doet daar gretig aan mee. Zoals onlangs nog met de verstrenging van de beruchte wet-Lejeune: wie tot meer dan dertig jaar is veroordeeld, zal voortaan minstens de helft van zijn straf moeten uitzitten. Daarmee komt Turtelboom tegemoet aan de verontwaardiging die vorig jaar in alle heftigheid oplaaide na de voorwaardelijke invrijheidstelling van Michèle Martin.

De rechters van de denktank Magistratuur en Maatschappij zijn ervan overtuigd dat er nog ontelbare voorbeelden te vinden zijn en dus organiseren ze in het najaar een studiedag over het fenomeen van de parallelle justitie.

“Op dit moment zijn we een inventaris aan het opmaken”, zegt voorzitter Pierre Lefranc. “Ons buikgevoel zegt ons dat er veel meer gevallen zijn dan je op het eerste gezicht zou denken. Veel komt wellicht doordat men tegenwoordig vooral wil dat er snel wordt gehandeld, snel recht wordt gesproken ook.”

Toch is het niet alleen de gerechtelijke achterstand die aan de basis van al die bevoegdheidsverschuivingen ligt. Minstens even belangrijk is de publieke opinie. En die wil dezer dagen vooral dat gevaarlijke mensen veilig worden opgeborgen vóór ze iets kunnen uithalen.

“Ja, de man in de straat heeft enkel nog oog voor straffen”, zegt Mary. “Maar gelukkig voor ons allemaal is rechtvaardigheidsgevoel nog net iets anders dan wetten en rechterlijke procedures.”

Bron » Knack

Voorwaardelijke vrijlating en wet-Lejeune worden strenger

De strafuitvoeringsrechtbank moet voortaan unaniem beslissen over de voorwaardelijke invrijheidstelling van een zwaar veroordeelde. Bovendien zullen vijf in plaats van drie rechters moeten oordelen over de voorwaardelijke vrijlating van zwaar veroordeelden. Dat bepaalt een wetsontwerp dat vandaag groen licht kreeg van de ministerraad en voor hoogdringende behandeling naar het parlement gestuurd wordt.

Het ontwerp voorziet ook in een aanpassing van de termijn waarna zwaar veroordeelden een aanvraag kunnen indienen om voorwaardelijk vrij te komen, een regeling die nog bekend is onder de oude benaming ‘wet-Lejeune’.

Iemand die tot 30 jaar of levenslang veroordeeld werd, zal de helft van zijn straf moeten uitzitten voor hij een aanvraag kan doen, tegen een derde van de straf vandaag. Dat betekent dat hij voortaan minimaal 15 jaar moet uitzitten in plaats van 10 jaar vandaag.

Bij recidive wordt de termijn verder opgetrokken. Iemand die eerder veroordeeld werd voor een wanbedrijf waarvoor hij minstens drie jaar cel kreeg, moet bij een nieuwe veroordeling tot 30 jaar of levenslang voor 19 jaar in de cel (nu 10 jaar). Bij een eerste veroordeling tot een criminele straf van minstens vijf jaar stijgt de termijn van 16 naar 23 jaar. Deze termijnen zijn enkel van toepassing op nieuwe veroordelingen.

Het ontwerp verstrengt voorts het beslissingsproces van de strafuitvoeringsrechtbanken. Voortaan moet de veroordeelde zelfs expliciet een aanvraag indienen om in aanmerking te komen voor voorwaardelijke invrijheidstelling, elektronisch toezicht of een regime van beperkte detentie.

Aanvragen voor voorwaardelijke invrijheidstelling van iemand die veroordeeld is tot 30 jaar of levenslang zullen voortaan behandeld worden door vijf rechters – drie beroeps- en twee lekenrechters – in plaats van drie. Zij moeten unaniem beslissen. Deze regeling treedt onmiddellijk in werking.

De minister van Justitie krijgt ten slotte een injunctierecht waardoor hij of zij het Openbaar Minister kan opleggen in beroep te gaan tegen een beslissing van de strafuitvoeringsrechtbank.

CD&V-senator Rik Torfs heeft grondwettelijke bezwaren tegen de verstrenging van de voorwaardelijke invrijheidstelling. De grondwet stelt dat het openbaar ministerie onafhankelijk is in de individuele opsporing en vervolging, merkt Torfs op.

Artikel 151§1 van de grondwet stelt: “Het openbaar ministerie is onafhankelijk in de individuele opsporing en vervolging onverminderd het recht van de bevoegde minister om de vervolging te bevelen en om de bindende richtlijnen van het strafrechtelijk beleid, inclusief die van het opsporings- en vervolgingsbeleid, vast te leggen”.

Doordat de minister van Justitie het Openbaar Ministerie de opdracht kan geven om in beroep te gaan tegen een beslissing van de SURB, wordt volgens Rik Torfs de onafhankelijkheid van het Openbaar Ministerie beperkt op een manier die in tegenspraak is met de Grondwet.

Daarnaast druist het injunctierecht ook in tegen de filosofie van de strafuitvoeringsrechtbanken. Die werden destijds ingevoerd om de minister van Justitie niet langer te laten beslissen over de voorwaardelijke vrijlatingen.

Bron » De Morgen

Michèle Martin mogelijk dinsdag opnieuw vrij

Michèle Martin kan dinsdag opnieuw op vrije voeten komen. Martin was in 2004 veroordeeld tot dertig jaar cel voor haar betrokkenheid in de zaak-Dutroux. Het Openbaar Ministerie kan nog tot dinsdagmiddag cassatieberoep aantekenen, maar verwacht wordt dat dat niets zal uithalen.

Vorige week werd het vierde verzoek tot de vervroegde vrijlating van Michèle Martin ingediend. De strafuitvoeringsrechtbank zou oorspronkelijk op 12 mei een oordeel vellen, maar heeft nu vervroegd in het voordeel van Martin beslist. Dat heeft de procureur-generaal van Bergen bevestigd.

Het Openbaar Ministerie liet intussen weten dat het niet akkoord is met de beslissing van de strafuitvoeringsrechtbank. Het heeft nu tot dinsdagmiddag 16 uur de tijd om in cassatieberoep te gaan tegen de uitspraak en zal dat hoogstwaarschijnlijk ook doen.

Doet het dat niet, dan komt Martin onmiddellijk vrij. Het cassatieberoep richt zich evenwel enkel op vormelijke fouten. De kans dat die zullen worden aangetroffen en de vrijlating zal worden ingetrokken, is eerder klein. Het beroep werkt wel opschortend: áls er cassatieberoep komt, blijft Martin veertien dagen langer in de cel.

Als Martin vrijkomt, gebeurt dat onder strikte voorwaarden. Zo mag ze geen contact hebben met de slachtoffers of hun families. Ook mag ze niet in de buurt van de plaatsen komen die verband houden met de misdrijven. Concreet gaat het over Hasselt, de kust en de provincie Luik.

Voorts moet Martin haar schadevergoeding blijven betalen en mag ze geen contact hebben met de media. Joris Vercraeye, advocaat van de familie Lambrecks, heeft de feiten intussen bevestigd. Advocaat Olivier Haenecour liet zijn ongenoegen al blijken over een mogelijk vervroegde vrijlating. “Martin heeft nooit oprecht spijt betoond over haar daden”, aldus Haenecour.

Martin, geboren in 1960, zit al sinds 1996 in de cel. Ze was de echtgenote van Marc Dutroux en werd in augustus 1996 aangehouden voor medeplichtigheid aan de misdrijven van de bende van Dutroux, onder meer ontvoering, seksueel misbruik en moord.

Martin werd in 2004 veroordeeld tot 30 jaar gevangenisstraf en zat intussen de helft van haar straf uit. Martin werd in 1989 al veroordeeld voor verkrachting van minderjarige meisjes. Ze kreeg toen een celstraf van vijf jaar, maar werd in 1992 vervroegd vrijgelaten door toepassing van de Wet Lejeune.

Bron » De Standaard