Experts waarschuwen voor langere celstraffen

Voortaan kan de strafrechter zelf de minimumduur van de celstraf bepalen. Daarover hebben de meerderheidspartijen een wetsontwerp goedgekeurd. Maar er is veel kritiek. “Zonder voorbereiding vrijkomen na een volledige straf is veel gevaarlijker dan vervroegd vrijkomen onder voorwaarden.”

Op dit moment kunnen gedetineerden na een derde van hun straf vrijkomen. Bij recidivisten is dat twee derde. Dat moet strenger, oordeelden de meerderheidspartijen, en dus komt er voor de zwaarste misdrijven een zogenoemde “beveiligingsperiode”. Het gaat onder meer om terreurmisdrijven, moord op politieagenten en ontvoering van minderjarigen. In die gevallen kan de rechter bepalen hoe lang iemand minstens in de cel moet blijven. Bij straffen tussen drie en dertig jaar mag de beveiligingsperiode maximaal twee derde van de straf zijn, vanaf 30 jaar mag de beveiligingsperiode maximaal 25 jaar bedragen.

De nieuwe wet doet bij professor criminologie Kristel Beyens (VUB) de wenkbrauwen fronsen. “Dit is een motie van wantrouwen ten opzichte van de strafuitvoeringsrechtbanken”, zegt ze. Beyens wijst erop dat amper tien jaar geleden, in 2006, de beslissing over de invrijheidstelling bij de strafuitvoeringsrechtbank werd gelegd, een gespecialiseerd orgaan dat zich buigt over de voortgang van de gedetineerde, en nagaat of die klaar is om terug in de samenleving te komen. “De beslissingsruimte van de strafuitvoeringsrechtbank, die gespecialiseerd is en zicht heeft op het detentietraject, wordt nu beperkt ten voordele van de strafrechter die daar veel minder zicht op heeft.”

Niet lichtzinnig

De strafuitvoeringsrechter die vandaag over vervroegde vrijlating moet beslissen, doet dat nochtans niet lichtzinnig, zegt ook Stefaan Van Hecke van oppositiepartij Groen. “Die rechters laten een Marc Dutroux of een Freddy Horion niet zomaar vrij. Maar voor alle anderen neem je een stuk perspectief weg. Die vervroegde vrijlating is een wortel die wordt voorgehouden, die gedetineerden motiveert om aan hun problemen te werken.” Van Hecke vreest dan ook dat de beveiligingsperiode contraproductief zal werken. “Als die wortel wegvalt, waarom zou je dan nog je best doen?”

Ook Beyens ziet het gevaar. “Nochtans blijkt uit onderzoek dat de voorwaardelijke invrijheidstelling een waarborg is voor een veilige reïntegratie in de maatschappij.” Gedetineerden die voorwaardelijk vrijkomen, worden strikt opgevolgd, zegt ook Liesbeth Wyseur, woordvoerster van de Vlaamse justitiehuizen.

“De ex-gedetineerden worden door middel van voorwaarden gecontroleerd, ze worden opgevolgd en begeleid. Het zijn de justitieassistenten die samen met hen bekijken welke voorwaarden ze hebben, en welke inspanningen ze leveren om aan die voorwaarden te voldoen. Zij rapporteren daarover aan de strafuitvoeringsrechtbanken.”

Rekensom

Die opvolging kan tot tien jaar of langer duren. Beyens denkt dan ook dat met de nieuwe wet heel wat mensen langer in de gevangenis zullen blijven. “Hoe dichter gedetineerden bij de einddatum van hun straf komen, hoe minder ze geneigd zullen zijn om voor voorwaardelijke invrijheidstelling te kiezen. Op het moment dat iemand nog vier jaar moet uitzitten, maakt hij de rekensom: ‘Als ik blijf zitten tot het einde, kom ik daarna vrij zonder voorwaarden, en heeft justitie niets meer over mij te zeggen’. Maar dat betekent ook dat je die gedetineerden kwijt bent als ze vrijkomen, en zonder voorbereiding vrijkomen na een volledige straf is veel gevaarlijker dan vervroegd vrijkomen onder voorwaarden.”

Justitieminister Koen Geens (CD&V) denkt niet dat het zo’n vaart zal lopen. Op zijn kabinet wordt benadrukt dat de beveiligingsperiode facultatief is, en de strafrechter dus vrij is om ze al dan niet op te leggen. Bovendien geldt die enkel voor de allerzwaarste misdrijven. “De strafuitvoeringsrechtbank wordt niet buiten spel gezet,” onderstreept Geens nog, “ze wordt enkel iets later gevat. Daarna kan ze haar rol perfect spelen.”

Bron » De Morgen

Zware criminelen langer in de cel

Al jaren klinkt de roep om ‘niet-samendrukbare straffen’ naar Frans model, wat betekent dat de feitenrechter kan bepalen welk gedeelte van de door hem uitgesproken straf minstens moet worden uitgezeten. Vandaag kan een gedetineerde vrijkomen nadat hij een derde van zijn straf heeft uitgezeten, voor recidivisten is dat twee derde.

Na de vrijlating van Michelle Martin in 2012 werd de Wet-Lejeune (die de voorwaardelijke invrijheidstelling regelt, red.) al gevoelig verstrengd, maar het duurde tot de socialisten uit de federale regering waren voor de invoering van de ‘beveiligingsperiode’ het regeerakkoord haalde.

Als alles volgens plan verloopt, stemt de commissie Justitie dinsdag over het lang aangekondigde wetsontwerp van minister Koen Geens (CD&V) . Voor de zwaarste misdrijven – denk aan terrorisme, misdrijven tegen de veiligheid van de staat, moord op politieambtenaren, ontvoering en opsluiting van minderjarigen enzovoort – kan de rechter een minimumduur van opsluiting bepalen. Als hij een straf uitspreekt tussen drie en dertig jaar cel, mag de beveiligingsperiode maximum twee derde bedragen, vanaf dertig jaar cel is het maximum 25 jaar.

Geens wil dat de nieuwe wet onmiddellijk toepasbaar is op nieuwe veroordelingen, ook als de feiten vandaag al gepleegd zijn.

‘Contraproductief’

De oppositie heeft ernstige bedenkingen bij de tekst, onder meer omdat de beveiligingsperiode geen rekening houdt met goed gedrag van de gevangene. Stefaan Van Hecke (Groen) noemt het systeem contraproductief. ‘Meer gedetineerden zullen hun straf volledig uitzitten, al dan niet vrijwillig om aan voorwaarden te ontsnappen. Daarna kunnen we hen niet meer opvolgen. Is de maatschappij dan beter af?’

Bovendien is de drempel – vanaf 3 jaar cel – wel heel laag, aldus Van Hecke, en is het ‘niet duidelijk’ waarom moord op politieambtenaren in de lijst staat en moord op militairen of magistraten niet. Ook de Raad van State merkte dat op in zijn advies.

De Leuvense professor Frank Verbruggen is evenmin mals voor de beveiligingsperiode – een ‘opgestoken middelvinger naar de strafuitvoeringsrechtbanken’. Hij acht de kans groot dat de wet aangevochten wordt. ‘Bij de selectie van de misdrijven kunnen ernstige vragen worden gesteld, net als bij de toepassing in de tijd. Alvast het Europees Mensenrechtenhof heeft in 2013 geoordeeld dat de strafuitvoering achteraf niet zomaar de facto verzwaard kan worden. In mijn ogen is deze wet een politiek statement van een centrumrechtse regering, dat niet spoort met de rest van Geens’ beleid.’

Het kabinet-Geens benadrukt dat de beveiligingsperiode facultatief is en alleen voor de allerzwaarste misdrijven geldt. De toepassing in de tijd is conform het strafprocesrecht, luidt het. Bovendien wordt in hetzelfde ontwerp de drempel voor de onmiddellijke aanhouding verhoogd. ‘We voeren het regeerakkoord uit zoals het moet.’

Bron » De Standaard

Zwaarste criminelen kunnen niet meer vrijkomen na derde van straf

De regering-Michel heeft een reeks maatregelen klaar die het veiligheidsgevoel moeten versterken. De opvallendste is dat zware criminelen niet meer de facto gebruik kunnen maken van de wet-Lejeune. Wie veroordeeld wordt voor terrorisme of zware seksuele misdrijven zou niet meer na één derde van de straf kunnen vrijkomen.

Wie tot minder dan dertig jaar cel veroordeeld wordt, kan momenteel om vervroegde vrijlating vragen wanneer hij of zij er een derde van zijn straftijd heeft opzitten. De regering past daar nu een mouw aan, zegt minister van Justitie Koen Geens (CD&V). “We lassen een veiligheidsperiode in voor zware misdaden, zoals bijvoorbeeld terrorisme of seksueel misbruik.” Die daders zullen in de toekomst pas later een vervroegde invrijheidsstelling kunnen aanvragen.

Hoeveel later, dat laat de regering over aan de rechter die de strafmaat bepaalt. Tegelijk met de veroordeling, zal die rechter een minimale periode van strafuitvoering moeten bepalen. Die kan bijvoorbeeld beslissen dat een voorwaardelijke invrijheidsstelling pas kan nadat tweederde van de straf is uitgezeten. Een keer de rechter een termijn heeft vastgelegd, kan daar ook niet meer op teruggekomen worden.

Michelle Martin

Het is niet de eerste keer dat er gemorreld wordt aan de wet-Lejeune. De wet, die al bestaat sinds 1888, werd voor het eerst aangepast na de affaire-Dutroux en werd onder de regering-Di Rupo in 2013 opnieuw verstrengd. Concrete aanleiding was toen de voorwaardelijke vrijlating van Dutroux’ ex-vrouw Michelle Martin.

Nu liggen de terreuraanslagen rechtstreeks aan de basis van het nieuwe wetsontwerp. Ibrahim El Bakraoui, een van de daders van 22 maart, was vervroegd vrijgelaten maar schond zijn voorwaarden en had op het moment van de aanslagen namelijk in de cel moeten zitten. De regering wil een mogelijke herhaling ten allen prijze vermijden.

Overbodig

Maar volgens professor criminologie en expert strafrechterlijk beleid Sonja Snacken (VUB) is de wetsaanpassing compleet overbodig. “Wat men nu doet is tegemoetkomen aan de angst die leeft in de samenleving. Daders langer vasthouden, lijkt dan de logische reactie. Maar men denkt niet aan het moment dat die veroordeelden ook weer vrijkomen. Het is niet omdat iemand langer in de gevangenis heeft gezeten, dat de samenleving ook veiliger wordt. Wel integendeel.”

Het grootste probleem, vindt Snacken, is dat er in het nieuwe wetsontwerp geen rekening mee gehouden wordt dat mensen kunnen veranderen. “Precies daarom is in 2006 nochtans de strafuitvoeringsrechtbank in het leven geroepen. Zodat een onafhankelijke rechterlijke macht zou kunnen oordelen of iemand geëvolueerd is. Dan kunnen er overgangsmaatregelen vastgelegd worden, aangepast aan het risico op recidive.”

De Gentse strafpleiter Frank Scheerlinck vindt het ook geen goed idee om te sleutelen aan de wet-Lejeune. “Door sommige daders vanaf nu expliciet uit te sluiten van vervroegde vrijlating zonder dat je heldere regels hierover afspreekt, veroorzaak je rechtsonzekerheid. In sommige staten van de VS is levenslang écht levenslang, ik denk dat je zoiets dan nog beter invoert. Deze verstrenging van ons strafuitvoeringssysteem komt neer op een uitholling van de rechtstaat. We zijn bang voor terrorisme en antwoorden met terreur van rechtswege.”

Bron » De Morgen

In naam van onze veiligheid: opvallendste maatregelen uit superministerraad

Een eenheidsprijs voor advocaten, vingerafdrukken op uw identiteitskaart, meer mogelijkheden voor burgerinfiltranten en gevangenen die minder snel vrijkomen. Het zijn enkele opvallende ingrepen uit de 28 maatregelen die de regering voorstelde na de ‘superministerraad’ over justitie en veiligheid van afgelopen weekend. Maar zijn ze allemaal even zinvol?

Verzekering rechtsbijstand is iets minder goed voor advocaten

Wie een rechtsbijstandverzekering neemt, wordt fiscaal beloond. Zo wordt de stap naar een advocaat kleiner. “Maar de toegang tot de rechter wordt zo geprivatiseerd”, zegt advocaat Hugo Lamon.

De kosten van een rechtzaak zijn de afgelopen jaren flink gestegen. Zo moeten advocaten sinds enkele jaren 21 procent BTW aanrekenen, een beslissing op Europees niveau, waardoor ze een hogere prijs doorrekenen aan hun cliënten. Ook de kosten om een procedure te mogen opstarten – de rolrechten – zijn flink gestegen.

In plaats van die heffingen aan te pakken, komt de regering nu met een andere oplossing: een fiscale aftrek voor mensen die een rechtsbijstandsverzekering nemen. De dekking daarvan wordt uitgebreid naar echtscheidingen en bouwgeschillen. Daarnaast kunnen advocaten zich vrijwillig houden aan prijsafspraken.

Voor burgers en verzekeraars is dat goed nieuws, maar onder advocaten zijn de meningen verdeeld. De Orde van Vlaamse Balies staat erop dat advocaten hun ereloon vrij moeten kunnen bepalen. Maar zelfs als advocaten zich niét aan de prijsafspraken houden, dan worden ze door de maatregel geraakt. Advocaat Hugo Lamon: “De overheidstarieven worden de referentie voor wat ‘normaal’ is. Daardoor neemt de rest van de markt die tarieven automatisch over.”

Weg naar databank met vingerafdrukken ligt open

Vanaf 2019 worden op elke nieuwe identiteitskaart ook twee vingerafdrukken opgeslagen. “Als er een eerste stap gezet wordt, dan volgen er vaak meer.” De bedoeling van de regering is identiteitsfraude en vervalsingen tegen te gaan. Iets wat vaak voorkomt bij mensenhandel, sociale fraude en in terreurdossiers.

De ingreep levert volgens binnenlandminister Jan Jambon (N-VA) nauwelijks extra kosten op. De bakjes om de vingerafdrukken in te lezen, staan nu al in elk gemeentehuis en worden sinds 2013 gebruikt voor internationale reispaspoorten.

Enkel agenten, douanebeambten en mensen in het gemeentehuis zullen de vingerafdruk kunnen uitlezen met de nodige apparatuur. Zij hebben zo een bijkomend verificatiemiddel: komt de persoon die voor me staat overeen met de man of vrouw op de ID-kaart?

De gegevens worden niet gebruikt voor politieonderzoek. Het is dus niet zo dat als er ergens een overval of diefstal gepleegd wordt, de rechercheurs de gevonden vingerafdrukken door een databank kunnen jagen met de gegevens van alle Belgen. De N-VA droomt daarvan, maar stuitte op een njet van Open Vld: de privacy komt anders in gevaar.

Maar zijn de bezwaren van de baan? Eerder liet Willem Debeuckelaere, de voorzitter van de Privacycommissie, zich kritisch uit over zo’n databank, maar hij wil zich nu nog niet uitspreken. “We moeten straks nog een advies uitbrengen.” Wel weet hij: eens een eerste stap gezet wordt, volgen er vaak nog. “In de jaren 90 werden de vingerafdrukken van vluchtelingen voor het eerst afgenomen. Die zouden niet in een databank belanden en niet veel later gebeurde dat toch.”

Onze buurlanden gingen niet zo ver als wij. In Duitsland worden vingerafdrukken opgeslagen op de identiteitskaart, maar daar heeft de burger de optie om hier niet aan mee te doen. In Nederland werd een eerder voorstel afgeketst omwille van privacyredenen.

En hoe veilig is die chip? In tijden waarin we smartphones ontgrendelen en bankverrichtingen ondertekenen met een vingerafdruk is de identiteitskaart extra interessant voor wie slechte bedoelingen heeft. De chip zal stevig beveiligd worden, klinkt het bij Jambon.

“Zoiets kraken is altijd mogelijk”, zegt Dirk Preneel, expert cyberveiligheid aan de KU Leuven. “Maar een vingerafdruk kan je eenvoudiger stelen: via een glas dat je net vasthad of zelfs via een foto van je handpalm.” Hij wijst er net als Debeuckelaere op dat dit de deur openzet naar een grote databank, maar wijst op grotere bedreigingen voor onze privacy, zoals Facebook en Google.

Burgerinfiltranten mogen kleine misdrijven plegen

Straks mogen behalve politieagenten ook burgers infiltreren in de georganiseerde misdaad. Om niet door de mand te vallen, zullen ze kleine misdrijven mogen plegen. “Het moet tot in de puntjes geregeld zijn, anders is de kans groot dat het misgaat.”

Burgers die misdrijven mogen plegen: het doet de wenkbrauwen fronsen. Maar waarover spreken we? Zullen burgerinfiltranten bijvoorbeeld wa­pens mogen gebruiken? Een exact antwoord krijgen we niet op het kabinet van justitieminister Koen Geens (CD&V). “Denk eerder aan het huren van een auto of flat voor gekende terroristen of aan het vervoeren van criminelen”, klinkt het.

Iedereen lijkt het er roerend over eens dat het inzetten van burgerinfiltranten noodzakelijk is, want politie-infiltranten botsen op hun limieten. “De multiculturaliteit is zeer beperkt binnen de eenheden die instaan voor infiltratie. Bij de Albanese maffia of bij terreurgroepen geraakt de politie bijvoorbeeld niet binnen”, weet Brice De Ruyver, professor strafrecht aan de UGent. “Daarom is het in extreme situaties aangewezen om burgerinfiltranten te gebruiken.”

Uitwassen

Maar, voegt De Ruyver eraan toe, “het moet tot in de puntjes geregeld zijn, anders is de kans groot dat het misgaat”. Het is immers niet de eerste keer dat het gebruik van burgerinfiltranten in ons land mogelijk gemaakt wordt.

In 1971 waagde toenmalig minister van Justitie Alfons Vranckx een poging, maar dat liep met een sisser af omdat niet duidelijk omschreven was wat die infiltranten precies mochten doen. “Ze werden volledig aan hun lot overgelaten, en werden dus weleens gerold in het criminele milieu. Sommigen begonnen zelf een drugstrafiek te organiseren.”

Geens is beducht voor dergelijke uitwassen. Zijn woordvoerster benadrukt dat burgerinfiltranten enkel bij de zwaarste misdrijven zullen worden ingezet, zoals de voorbereiding van terroristische handelingen, én pas als politionele infiltratie onmogelijk is. Er is ook een uitgebreide controle voorzien: zowel het Openbaar Ministerie als het federaal parket moet telkens toestemming geven en die toestemming moet maandelijks worden herzien.

Toch zijn er nog heel wat vragen, zegt onderzoeksrechter Karel Van Cauwenberghe. “Wie komt in aanmerking? Hoe worden die mensen gerekruteerd en opgeleid? Het is geen eenvoudige opdracht om burgers te vinden die dergelijke opdracht goed kunnen uitvoeren. Bij politieagenten vereist dat al een specifieke opleiding.”

Veel kritiek op ‘beveiligingsperiode’ van zware misdadigers

Daders van zware misdrijven langer vasthouden tijdens een zogenaamde ‘beveiligings­periode’: dat idee kan op weinig genade rekenen in de gerechtelijke wereld.

Frank Verbruggen, docent Strafrecht (KU Leuven) noemt de hervorming van de voorwaardelijke invrijheidstelling “geen gelukkige keuze”. “De strafuitvoeringsrechtbank heeft een veel beter zicht op de persoonlijkheid en het traject van een veroordeelde dan de strafrechter aan het begin. Beweren dat die beter geplaatst is om hierover te beslissen, is onzin. Dit is vooral een symbolische maatregel om een signaal te geven aan de publieke opinie die denkt dat iedereen automatisch na een derde vrijkomt.”

De voorwaardelijke invrijheidstelling komt voort uit de wet-Lejeune uit 1888. Het idee achter de verstrenging stond al in het regeerakkoord. Rechters zullen voortaan een ‘beveiligingsperiode’ kunnen inlassen bij zeer ernstige misdrijven zoals terroristische feiten, verkrachting met de dood tot gevolg of moord.

De periode is niet verplicht en zou maximaal kunnen voor twee derde van de straf of tot twintig jaar.

“In feite is dit een opgestoken middenvinger naar de strafuitvoeringsrechtbanken”, zegt Verbruggen nog. De rechtbanken werden net opgericht om de voorwaardelijke invrijheidstelling te objectiveren, omdat onafhankelijke rechters het best geplaatst zijn om de evolutie van een gedetineerde te beoordelen. “Nu gaat de strafrechter jaren in de toekomst moeten kijken hoe iemand zal evolueren. Dit wringt langs alle kanten.”

Het regeerakkoord voorziet naast de beveiligingsperiode nog een hervorming waarbij niemand nog op een derde van de straf vrij kan komen en iedereen minstens de helft zou moeten uitzitten. Dat idee kan bij Verbruggen op meer genade rekenen. “Dat voorstel heeft het voordeel van de duidelijkheid, en behoudt de verantwoordelijkheid van de strafuitvoeringsrechtbanken.”

Geens

Volgens minister van Justitie Geens sluiten de twee voorstellen elkaar niet uit. “De strafuitvoeringsrechtbanken blijven hun rol spelen, zij het in een heel beperkt aantal gevallen na een beveiligingsperiode.”

Bron » De Morgen

Geens schaft celstraffen van één jaar of korter af

Minister van Justitie Koen Geens (CD&V) wil celstraffen onder het jaar afschaffen. In plaats daarvan krijgen die veroordeelden een andere straf, zoals de enkelband. Dat en andere maatregelen moet leiden tot een sterke verlaging van het aantal gedetineerden. “De bevolking in de gevangenissen moet de komende jaren duurzaam onder de tienduizend zakken”, vindt Geens.

Woensdag stelde Geens zijn alomvattend Justitieplan voor en daar zit een aantal maatregelen in die een grote verandering voor het strafbeleid inhouden.

De belangrijkste veranderingen kort samengevat:

  • Gevangenisstraffen tot één jaar worden afgeschaft, ter compensatie wordt het (alternatieve) straffenarsenaal uitgebreid.
  • Naast het elektronisch toezicht en de probatie wil minister Geens ook de verbeurdverklaring, de verplichte ontwenning en de verwijdering van het grondgebied als autonome straffen.
  • De voorlopige hechtenis wordt drastisch ingeperkt. Voor feiten die bestraft worden met een celstraf tot drie jaar krijgt een beklaagde automatisch een enkelband voor zijn proces, voor misdrijven waar straffen op staan tot vijf jaar cel mag de voorlopige hechtenis maximum vier maanden duren.
  • De vervroegde vrijlating wordt aangepast. Weg met de Wet-Lejeune: in plaats van na één derde van zijn straf, zal een veroordeelde pas kunnen vrijkomen na minstens de helft van zijn straf. Recidivisten, die vandaag twee derde moeten uitzitten, moeten ook minstens de helft uitzitten, maar worden verplicht begeleid met het oog op hun re-integratie in de maatschappij.

Veruit het meest opvallend is de afschaffing van de celstraf korter dan of tot één jaar. Vandaag worden die vonnissen in de praktijk al erg vaak omgezet in een thuisdetentie met enkelband. Dat wordt volgens de plannen van Geens de algemene regel. Door de celstraf voor veroordelingen tot een jaar af te schaffen, wil Geens de gevangenisbevolking verkleinen. Nu zijn er ongeveer 11.400 mensen opgesloten, terwijl er maar plaats is voor 10.185.

Geens is ook van plan het aantal mensen in hechtenis te verminderen. “Onze gevangenissen zijn voor een derde bevolkt met mensen in voorlopige hechtenis”, zegt Geens. “Dat komt deels doordat die dikwijls wordt gezien als een soort voorafname op de eigenlijke straf. Dat kan de bedoeling niet zijn.”

Als iemand wordt aangehouden voor feiten waar één tot drie jaar gevangenis op staat, zal de voorlopige hechtenis gebeuren met een enkelband. Als er drie tot vijf jaar op de feiten staat, is er een maximumtermijn van bijvoorbeeld vier maanden voor de voorlopige hechtenis.

In de plannen staat ook een diepgaande verandering van de vervroegde vrijlatingen. Nu is dat na minimum een derde van de opgelegde straf, Geens zal dat optrekken naar de helft. Wie voor de tweede keer voor hetzelfde soort misdrijft wordt veroordeeld, kan nu na twee derde van de straf vrij komen als hij zich dan aan voorwaarden houdt. Die termijn wordt verlaagd tot de helft.

Volgens Geens kiezen recidivisten er nu te vaak voor om hun volledige straf uit te zitten en dan zonder voorwaarden de gevangenis te verlaten. “We moeten veel meer inzetten op re-integratie”, vindt hij. “Als iemand na de helft van de straf vrij kan komen, is dat een stimulans om te werken aan zijn re-integratie.”

Door de strafuitvoering aan te passen, wil Geens een logischer strafbeleid uit de grond stampen. De kern daarvan is een aanpassing van de strafmaten. Het Strafwetboek dateert uit de negentiende eeuw, toen geldmisdrijven ernstiger werden gevonden en dus zwaarder bestraft dan bepaalde misdrijven met geweld. Een update moet die verhoudingen omkeren.

De overbevolking van de gevangenissen moet daarnaast ook dalen door geïnterneerden zoveel mogelijk te verhuizen naar forensische psychiatrische centra en aangepaste gevangenisvleugels.

Illegale migranten die in de gevangenis verblijven, zo’n 2.000 personen in totaal, wil Geens vlotter laten repatriëren. “Nu wordt zo’n dossier twee maanden voor de vrijlating opgestart bij de Dienst Vreemdelingenzaken”, zegt Geens. “Dat zou zes maanden moeten zijn. Ik werk op dat vlak goed samen met staatssecretaris voor Asiel en Migratie Theo Francken (N-VA).”

Ook door meer in te zetten op alternatieve straffen moet de instroom in gevangenissen verminderen. “Daarbij denk ik aan een rechter die vonnist dat iemand het land uit wordt gezet”, geeft Geens als voorbeeld. “Dat zou moeten kunnen wanneer de veroordeelde niet de Belgische nationaliteit heeft.”

Bepaalde straffen die rechters nu enkel als extra sanctie op kunnen leggen, zullen op zichzelf komen te staan. Het was al bekend dat probatie, zoals bijvoorbeeld het opleggen van een afkick-programma, een zelfstandige straf wordt. Dat moet ook het geval zijn met de verbeurdverklaring.

Bron » De Standaard