Affaires

Het alibi van Nihoul

Wat nu volgt, is allemaal chronologisch toeval

“Ja, euh… ja.”
“Is het dringend?”
“Dat Dutroux mij vandaag belt. Er is geen probleem, zelfs al is het tien uur vanavond. Ik wil nieuws over mijn auto.”

Het is woensdag 14 augustus 1996, 19 uur. De dame die in het huis in Sars-la-Buissière de telefoon opneemt, is Henriette Puers, de schoonmoeder van Marc Dutroux. Zij is hier ingetrokken om zich over haar kleinzoon Frédéric (12) te ontfermen. Diens vader en moeder zijn de vorige dag gearresteerd op verdenking van de ontvoering van Laetitia Delhez (14) in Bertrix. De man aan de telefoon heeft zich voorgesteld als ‘Jean-Michel de Bruxelles’. Michel Nihoul moet die avond hebben geweten dat de kans dat Dutroux hem ooit nog zou terugbellen erg klein mocht worden geacht.

Hij had de vorige dag al een paar keer gebeld. In plaats van Dutroux kreeg hij een barse rijkswachter aan de lijn. Die nam deel aan een grootscheepse huiszoeking in het huis in Sars, want op dat ogenblik werd nog steeds verwoed gezocht naar Laetitia. Zelf had Nihoul diezelfde 14 augustus op zijn gsm een oproep gekregen van een speurder van de nationale brigade van de gerechtelijke politie. Die had hem in weinig vriendelijke bewoordingen medegedeeld dat in zijn flat in Brussel eveneens een huiszoeking aan de gang was, en dat hij zich onmiddellijk diende te melden bij de politie “in verband met de verdwijning van een tienermeisje”.

Los van de vraag of Nihoul iets te maken had met kinderontvoeringen heeft hij in de avond van 14 augustus 1996 geen gebrek aan redenen om in paniek te raken. In zijn flat ligt een immense hoeveelheid xtc-pillen. Die komen uit een partij van 5.000, waarvan hij er op 10 augustus 1.000 heeft overhandigd aan Michel Lelièvre, de handlanger van Dutroux die op 13 augustus eveneens is gearresteerd. Je hebt domme criminelen, en je hebt slimme. Nihoul wordt tot de laatste categorie gerekend. Na al wat hij in de loop van woensdag 14 augustus verneemt, zijn er drie dingen die hij zeker weet, of moet kunnen vermoeden.

  1. Dutroux en Lelièvre zitten vast.
  2. Het gerecht zet de grote middelen in voor de zoektocht naar een verdwenen kind.
  3. Logischerwijs worden alle telefoonlijnen van Dutroux afgetapt.

Wat horen de speurders Nihoul om 19 uur op het bandje zeggen? “Ik wil nieuws over mijn auto.” Dit telefoongesprek is het allerlaatste in een reeks van meer dan twintig van Nihoul naar Dutroux (of omgekeerd) tussen 6 en 14 augustus. In geen enkele daarvan wordt gesproken over een auto. Dat gebeurt nu wel. Toen Laetitia Delhez op zaterdag 10 augustus in Dutroux’ huis in Marcinelle uit haar Rohypnol-slaap ontwaakte, hoorde ze haar ontvoerder bellen met een man die hij aansprak als ‘Jean-Michel’. Ze hoorde Dutroux zeggen ‘ça à marché.’ (“Het is gelukt.”) Dit was de zaterdag waarop Nihoul in Brussel duizend xtc-pillen overhandigde aan Lelièvre.

Diezelfde Lelièvre zou een week later aan justitie verklaren dat Dutroux hem altijd had gezegd dat hij “op bestelling” kinderen schaakte. Er meldden zich acht getuigen die Nihoul kort voor de ontvoering van Laetitia in Bertrix meenden te hebben gezien in het gezelschap van Dutroux en co. Nadat de nationale brigade hem had gevraagd zich onmiddellijk te melden, was Nihoul op de vlucht geslagen, om zich 24 uur lang te verstoppen. Deze optelsom van feiten bracht onderzoeksrechter Jean-Marc Connerotte ertoe hem in staat van beschuldiging te stellen wegens “bendevorming” en medeplichtigheid aan de ontvoering van Laetitia.

Zes jaar en zes maanden later beoordeelde Francis Moinet, de voorzitter van de raadkamer van Neufchâteau, de hele optelsom als een chronologisch toeval. De getuigen hebben het zich collectief ingebeeld, de xtc-handel staat totaal los van de kinderontvoeringen, aldus Moinet vorige week vrijdag. In zijn beschikking staat: “De verschillende telefonische contacten tussen diverse protagonisten houden verband met de problematiek van de Audi 80 van Nihoul, die in panne stond. Niets laat toe te stellen dat deze communicaties iets te maken zouden kunnen hebben met een ontvoering. Er bestaat geen enkele contradictie tussen de verklaringen van Nihoul, Dutroux, Lelièvre en Randazzo.”

Veel geld voor een wrak

Michel Nihoul heeft Lelièvre in de zomer van 1996 inderdaad de sleutels van zijn Audi 80 toevertrouwd. En het vehikel verkeert inderdaad in een zorgwekkende staat. Op 31 juli 1996 zijn Lelièvre en Damien Randazzo inderdaad naar Brussel gereden om de Audi 80 op te halen. Randazzo is een vriend van Lelièvre, carjacker en zelfverklaard “reparateur van auto’s” uit Fleurus. Daar zal de wagen moeten worden hersteld. Het loopt op 31 juli echter helemaal fout. Lelièvre en Randazzo vallen met de Audi in panne aan de Naamse Poort. Takelfirma Radar moet de Audi komen ophalen en de Brusselse politie houdt Lelièvre een tijdlang vast omdat die geseind staat wegens een niet uitgezeten celstraf.

Elf dagen zullen hierna verstrijken. Op zondag 11 augustus, de dag na de xtc-transactie, komt dan vanuit Sars-la-Buissière Marc Dutroux aangereden met een eigen takelwagen. Hij haalt de Audi 80 op bij Radar en brengt het voertuig over naar Fleurus, waar hij het neerzet voor de woning van Randazzo. De verklaringen van de diverse protagonisten in het dossier-Dutroux zijn inderdaad eensluidend. Randazzo zou op 15 augustus op vakantie vertrekken. “Vandaar”, zegt Nihoul, “dat ik in die periode de hele tijd naar Dutroux zat te bellen. Die Randazzo had geen telefoon.” Eén ding is moeilijk te begrijpen. De reparatie van de Audi 80, zeggen alle protagonisten, zal worden “gefinancierd” met de opbrengst van xtc-pillen, waarmee Lelièvre een paar dancings zal aandoen.

De reparatie, zo zegt Randazzo tijdens een van zijn verhoren, zou 8.000 frank kosten. Lelièvre krijgt echter van Nihoul duizend xtc-pillen. Naar rato van een marktprijs van 500 frank per pil in 1996, bedraagt de straatwaarde… een half miljoen frank. Dekte dat alleen de kosten aan de Audi? Wou Nihoul en passant als tipgever van de rijkswacht de bende-Dutroux infiltreren, zoals hij op het laatst zelf aanvoerde? Of heeft Bourlet het bij het rechte eind als die stelt dat de chronologische samenhang tussen xtc en ontvoering zo frappant is dat ze moet worden beoordeeld door een assisenjury? “Het is een kwestie van interpretatie”, zei Victor Hissel, de advocaat van de familie Marchal, vorige week vrijdag. “Je kunt de elementen in het dossier op twee manieren lezen.”

Een invloedrijke man

Bepaalde elementen uit het dossier zijn nooit geïnterpreteerd. De grijze kaart en alle andere boorddocumenten van de Audi 80 werden door de speurders van Connerotte teruggevonden in het huis van Dutroux. De factuur van Radar wordt op 1 september 1996 door de BOB van Charleroi teruggevonden bij Dutroux. Het kan dan ook bijna niet anders dan dat hij, hoewel bekendstaand als extreem krenterig, op 12 augustus uit eigen zak de factuur bij Radar heeft betaald.

Zoals elke automobilist weet, bestaat er bij Brusselse takelfirma’s geen mogelijkheid om een auto te recupereren zonder dat je cash betaalt. Elke journalist die op 16 augustus 1996 in Sars-la-Buissière neerstreek, kon vaststellen hoe Dutroux een zekere verzamelwoede had ontwikkeld voor auto’s en wrakken waarmee hij ooit nog iets van plan dacht te zijn.

Wat als Nihoul de Audi 80 liever kwijt was dan rijk? Wat als hij de auto aan Dutroux wou schenken? Dan hebben de protagonisten 6,5 jaar lang gelogen, en was het telefoontje van Nihoul in de avond van 14 augustus (“Ik wil nieuws over mijn auto”) opgezet spel, met als doel zichzelf in te dekken. Waarom beamen Lelièvre, Dutroux en Randazzo dan volmondig de versie van Nihoul?

Misschien wel omdat hij hen heeft verteld dat hij een invloedrijk man is en dat het op termijn in hun voordeel zal spelen als ze hem uit de wind zetten. Het is een kwestie van interpretatie. Mensen geven niet zomaar auto’s weg, toch niet alleen maar omdat er kosten aan zijn. Zondag onthulde Gino Russo, de vader van de vermoorde Mélissa, in het RTBF-programma Mise au Point dat de Audi eigenlijk nooit eigendom was van Nihoul. Gino Russo verwonderde er zich over “dat dit nooit is uitgelekt in de pers”.

De Audi 80 komt op 29 juli 1988 in gebruik en wordt bij de Dienst Inschrijving der Voertuigen (DIV) geregistreerd als eigendom van de nv Intres Management. Dat is in die tijd een van de bedrijfjes van niemand minder dan Léon-François Deferm, de man die in 1993 alle schijnwerpers op zich gericht krijgt tijdens het onderzoek naar de moord op minister van Staat André Cools (PS).

Deferm begon zijn loopbaan ooit als kelner, maar werkte zich in de jaren zeventig mede via zijn vriendschap met het PS-kopstuk Guy Mathot op tot internationaal gerespecteerd zakenman in de farmaceutische branche. Nadat hij een paar lang de wereld afreisde, vestigde Deferm zich begin jaren tachtig opnieuw in België, nu als ‘wonderdokter’ voor in nood verkerende bedrijven. De man heeft een neus voor zaken.

In november 1988 hevelt hij alle auto’s van zijn bedrijven over naar een nieuwe vennootschap, de Management Car Company. Dat is fiscaal interessanter, en zo kan hij nu ook aan autoleasing doen. Het volledige wagenpark van Intres Management verhuist mee, en ook de Audi 80 met nummerplaat FBD 444.

Een reddende engel

Eind 1987 zien de 300 personeelsleden bij het noodlijdende Luikse technologiebedrijf Unisys in Deferm hun reddende engel. Deferm neemt het bedrijf over voor duizend frank en doopt het om tot Trident Technology Holding. Hij incasseert een subsidie van 70 miljoen frank van het Waalse Gewest en wordt de uitverkorene voor het Waalse deel van de “economische compensaties” die zijn verbonden aan het miljardencontract voor de aankoop van 46 gevechtshelikopters voor de landmacht bij het Italiaanse Agusta. Oud-PS-minister André Cools is daarover zelf gaan onderhandelen met de Italianen en heeft de belofte gekregen dat Trident zal worden begiftigd met een reeks helikopter-gebonden contracten voor 500 miljoen frank. Cools droomt hardop van “een Barco in Luik”.

Hoewel Deferm in het Cools-onderzoek nooit in staat van beschuldiging werd gesteld, is het na al die jaren nog steeds moeilijk om blind te blijven voor een mogelijk verband tussen de moord en hoe het Trident verder verging. Op 10 juli 1989 gaat Deferm doodleuk over tot de vereffening van Trident en alle verbonden bedrijven. De hele winkel wordt in 24 uur tijd opgedoekt.

Cools is zonder meer ziedend en verdenkt Deferm ervan dubbel spel te hebben gespeeld. Volgens hem doekte hij Trident op in ruil voor 175 miljoen frank cash van Agusta, waardoor de helikopterbouwer werd verlost van de verplichting om in Luik te investeren. In een van de vele boeken die achteraf over het Agusta-schandaal verschenen, staat te lezen hoe Cools later met opgegeven vinger Deferm zou hebben toegesproken: “U bent dood.” Het draaide anders uit.


Bron » De Morgen | 25 Januari 2003 | Douglas De Coninck