Herman Wachtelaer
Levensboom
Aan de vooravond van het losbarsten van het WNP-schandaal in de zomer van 1983 is de breuk tussen Michel Libert en Herman Wachtelaer onvermijdelijk geworden. Beiden kennen elkaar dan al enkele jaren. Eind jaren ’70 richt Wachtelaer, een taxichauffeur uit Brussel, het obscure extreem-rechtse clubje Union Nationale et Sociale (UNS) op. Libert wordt er lid van en het is in dit kader dat hij Paul Latinus, de maarschalk van Westland New Post, leert kennen. Maar de UNS gaat al vlug ten onder aan interne strubbelingen. In 1980 sticht Wachtelaer een nieuwe organisatie, die pas op 18 april 1983 als vereniging zonder winstoogmerk zal opgericht worden. Deze vereniging draagt de naam Yggdrasil – Levensboom – Arbre de Vie – Irminsul, vier verschillende woorden in evenveel verschillende talen die hetzelfde betekenen.
Wachtelaer’s groep ijvert voor een natuurlijke biologische levensopvatting, reden waarom men zich bezig houdt met biologische landbouw op een lap grond In Haacht, een gemeente halverwege Mechelen en Leuven. De groep telt eveneens een afdeling voor jongeren, die gevormd worden volgens de richtlijnen van Baden-Powell, de stichter van de padvinderij. Een en ander spreekt Michel Libert wel aan. Hij houdt zich vrij intens bezig met Keltische en andere mythologische toestanden. Deze belangstelling, die nogal algemeen is in bepaalde rechts-radicale kringen, heeft te maken met het zoeken naar een eigen culturcle identiteit voor een gespierd rechts Europa om een dam te kunnen opwerpen tegen het materialisme dat vanuit de Sovjetunie en de Verenigde Staten wordt gepropageerd. Bovendien is Libert een boy-scout in hart en nieren.
Op 12-jarige leeftijd is hij scout geworden en dat is hij anno nu, 17 jaar later, eigenlijk nog altijd. De oorspronkelijke idealen van Baden-Powell, die volgens Libert in de huidige padvinderij helemaal niet meer aan bod komen, zijn voor hem dermate heilig dat hij de grondlegger van de scoutsbeweging tot in het uiterste als voorbeeld stelt. Evenals Baden-Powell, die destijds werkte voor rekening van de Britse geheime dienst, speelt Libert graag spionnetje. Dat veronderstelt het gebruik van allerhande codenamen, weshalve Libert zich ook wel eens von Grafenberg, Wagner, Michel Leduc of Tamanoir laat noemen. Hij zegt tevens aan eenieder die het wil horen dat hij als informant de Staatsveiligheid.
In de jaren die de openbaring van de WNP-affaire vooraf gaan, heeft Libert in een ijssalon nabij het Brusselse Zuidstation inderdaad geregeld contact met Joseph Kausse, een agent van de Belgische Sureté die in het Brusselse belast is geweest met het volgen van rechts-extremistische groeperingen. Kausse, alias Lapin, een relatie van de “Zwarte baron” de Bonvoisin, kwam op het proces tegen Barbier en Lammers getuigen tegen Christian Smets, zijn collega bij de Staatsveiligheid.
De hele WNP-affaire lijkt er trouwens op gericht Smets (en zijn baas, administrateur-generaal Albert Raes van de Staatsveiligheid) in diskrediet te brengen door de inlichtingendienst in verband te brengen met de dubbele moord. Smets geeft toe dat hij in het kader van zijn infiltratieopdracht bij de WNP cursussen in schaduwtechnieken heeft gegeven, maar dat hij van de praktische oefening op de avond van de dubbele moord hoegenaamd niet op de hoogte is geweest. Libert verklaart op 10 oktober 1983 dat die praktische oefening precies was opgezet om Smets te schaduwen.
Libert heeft niet alleen relaties met de Staatsveiligheid. Hij onderhoudt contacten met D. van de militaire veiligheidsdienst SDRA en met de rijkswachters G. en D.P. die deel uitmaken van de sectie (politieke) informatie van de Brusselse BOB. Vooral laatstgenoemde BOB’er lijkt erg vertrouwd met het extreem-rechtse milieu in de hoofdstad. Zo staat op 19 februari 1986 een voormalig militant van het Front de la Jeunesse foto’s te nemen van betogers. Als de manifestanten de gelegenheidsfotograaf vriendelijk verzoeken om zijn filmpje af ie geven, wordt hij door D.P. in bescherming genomen. Als Libert in 1985 van oordeel is dal een aantal gewezen WNP-mllitanten een lastercampagne tegen hem voeren, klaagt hij dat prompt aan in een brief aan de infosectie van de Brusselse BOB.
Heerszuchtig
Libert probeert de organisatie van Wachtelaer naar zijn hand te zetten. Eerst beweegt hij Karel De Lombaerde ertoe lid te worden van de groep. De Lombaerde, die ooit als een held aan het Oostfront voor zijn idealen ging vechten, kan als voorbeeld worden gesteld voor de jongeren,zo meent Libert. Wachtelaer weigert echter in te gaan op het verzoek van De Lombaerde. Libert heeft inmiddels ook nogal wat invloed verworven bij een scoutsgroepering, die geregeld samenkomsten organiseert in Waals-Brabant. Dat wordt door Journalist René Haquin wereldkundig gemaakt in Le Soir van 6 oktober 1983. Dit bericht veroorzaakt opschudding bij de ouders van de kinderen, die aldus in verband worden gebracht met de WNP-affaire, dan al enkele weken in de belangstelling.
Libert is trouwens ontzettend boos op Latinus omdat die een journalist liet kennismaken met “zijn” scouts en de daaruit ontstane drukte. Een aantal leden van de scoutsgroep zijn voordien op initiatief van Libert enkele keren in de tuin van Wachtelaer in Haacht geweest, waar ook Latinus wel eens een bezoek bracht. Libert, verschrikkelijk heerszuchtig, eist de leiding op van de jongerenafdeling. Dat wordt echter op 28 augustus 1983 op een algemene vergadering unaniem afgewezen. Tevens wordt beslist Libert uit de vereniging te stoten.
Twaalf dagen eerder, op 16 augustus 1983, staat WNP-militant Marcel Barbier met een revolver te zwaaien tijdens een straatruzie. Hij wordt door de politie gearresteerd. Tijdens een huiszoeking bij Barbier vinden de politieagenten onder andere geheime NATO-telexen, die gestolen blijken te zijn op het transmissiecentrum van de Generale Staf van “het leger. Op 13 september wordt Libert aangehouden als medeplichtige aan deze diefstal. Zeven dagen later publiceert René Haquin zijn allereerste artikel over de WNP-affaire in Le Soir.
Op 23 september biedt Paul Latinus zich spontaan aan bij commissaris Marnette van de Gerechtelijke Politie te Brussel. Aan de politieman onthult hij het bestaan van een tot dan toe onbekende militie, de WNP. Tegelijk duidt hij Barbier en Lammers als de daders van de dubbele moord. De opengebarsten etter heeft nu een naam: Westland New Post, waarvan volgens Latinus de eigenlijke benaming Westland National Socialtsttschen Ordnung luidt. Het minste van wat kan worden gezegd dat het gerecht zijn handen meer dan vol heeft met de WNP-affaire. Een eerste gerechtelijk dossier heeft betrekking op de straatruzie met Marcel Barbier.
Barbier is daarvoor op 30 oktober 1984 veroordeeld tot 22 maanden gevangenisstraf, waarvan de helft met uitstel, evenals een geldboete van 12.000 frank. Er is vervolgens het dossier van de dubbele moord,dat op 25 mei 1987 wordt afgesloten met de veroordeling van Marcel Barbier tot levenslange dwangarbeid en de vrijspraak van Eric Lammers. Lammers werd nochtans al op 15 oktober 1985 veroordeeld tot 5 jaar gevangenis en 5 jaar ontzetting uit zijn burgerrechten als medeplichtige aan een reeks diefstallen. Het is overigens bij Lammers dat de politie een kogelvrije vest heeft gevonden, die in 1983 gestolen werd in het bedrijf Wittock-Van Landeghem in Temse, een diefstal die wordt toegeschreven aan de ongrijpbare Bende van Nijvel.
Lammers heeft gezegd dat hij die vest – in feite een prototype, want de uiteindelijke vorm van de vesten was op het moment van de diefstal nog niet af – gekocht heeft bij een voormalig lid van het Front de la Jeunesse. Lammers en zijn vader onderhielden ook contacten met Jean Bultot, de inmiddels gevluchte adjunct-gevongenisdirekteur waarover al zoveel te doen is geweest. Er is vervolgens het dossier van de “zelfmoord” van WNP-leider Paul Latinus. Zijn ontzielde lichaam werd op 26 april 1984 gevonden.