Jean-Paul Dumont

De zaak Abbas

Fouad Abbas

Fouad Abbas, geboren in 1939, is een Pakistaanse crimineel die in België en Nederland bekend is geworden door drugshandel en door zijn rol als kroongetuige in het proces tegen Johan Verhoek. Abbas is de zoon van de “parelkoning” van Bombay. Zelf verdiende hij kapitalen met goudhandel en vastgoed in Dubai. Hij verloor echter al zijn rijkdom toen hij anderhalf miljard dollar leende voor de bouw van een vijfsterren-hotel in Dubai. Niet veel later brak de oorlog tussen Iran en Irak uit en stortte de economie van de Verenigde Arabische Emiraten in. Alle bezittingen van Abbas in Dubai werden in beslag genomen en hij week uit naar België.

In Antwerpen werd hij directeur van TTS Diamonds, een bedrijf zich bezig hield met het de handel in diamanten. Naast diamanten werd de firma ook gebruikt voor het smokkelen van softdrugs uit Pakistan naar vooral de Verenigde Staten en Canada. Via zijn rechterhand Rashid Ahmad kwam Abbas in contact met de Nederlandse drugshandelaren Johan Verhoek, alias “de Hakkelaar”, en Henk Rommy, alias “de Zwarte Cobra”. Abbas voorzag beide drugshandelaren exclusief van hasj en verdiende eind jaren ’80, begin jaren ’90 naar schatting zeker honderd miljoen dollar.

Op het hoogtepunt van zijn criminele loopbaan bezat Abbas diamantzaken in Antwerpen, Bombay, Genève, Londen en Tel Aviv. Ook bezat hij een diamantmijn in Guinee, en vastgoed in landen als de Verenigde Staten, het Verenigd Koninkrijk en Singapore. Ondanks zijn grote rijkdom slaagde Fouad Abbas erin volkomen onzichtbaar te blijven voor justitie en zijn schuldeisers. In deze tijd werd op sommige dagen meer dan 20 miljoen Belgische franken witgewassen. In 1994 kreeg de Nederlandse justitie Abbas in het oog en aan het einde van dat jaar werd een internationaal opsporingsbevel tegen hem uitgevaardigd. Hij vluchtte daarop naar Jordanië, waar Verhoek een villa voor hem had geregeld. Abbas kreeg echter al snel heimwee en keerde in 1995 terug naar Londen. Inmiddels werd hij ook belaagd door Pakistaanse drugshandelaren en zijn oude schuldeisers uit Dubai.

Bovendien kwam Willy van Mechelen, een chef van de drugsopsporing in Antwerpen die Abbas jarenlang had beschermd, zelf in de problemen. Abbas besloot daarom contact te zoeken met de Nederlandse justitie. Hij slaagde erin een deal te sluiten met de Nederlandse officieren van justitie M.R. Witteveen en Fred Teeven. In ruil voor vrijwaring van de beschuldigingen voor drugshandel betaalde Abbas een boete van 32 miljoen Belgische franken en werd hij kroongetuige in het proces tegen zijn oude kompaan Verhoek. Ook andere landen sloten zich aan bij deze deal, waardoor Abbas wereldwijd niet meer vervolgd kon worden voor zijn drugshandel. Verhoek werd mede op basis van de tien uur durende getuigenis van Abbas veroordeeld tot zes jaar cel.

In België werd vervolgens een internationaal aanhoudingsbevel tegen Abbas uitgevaardigd wegens witwasserij. Twee maanden na het proces tegen Verhoek werd Abbas in Londen gearresteerd door Scotland Yard. Hij zat enkele maanden in voorarrest, maar kwam in december 1996 op borgtocht vrij. Het zou nog drie jaar van onderhandelen duren voordat het Verenigd Koninkrijk Abbas uitleverde aan België. Daar werd hij direct gearresteerd. In 2001 werd hij veroordeeld tot vijf jaar gevangenisstraf.

De Octopus-bende

De octopus-bende is een grote Nederlandse criminele organisatie die zich toelegde op de invoer van hasj. De bekendste leden van de bende zouden zijn: Johan Verhoek bijgenaamd De Hakkelaar, de Pakistaan Fouad Abbas, Koos Reuvers en Bertus Kwarten. Een van hun transporteurs zou Martin Swennen zijn geweest. Verhoek, Reuvers en Kwarten zitten sinds begin 1996 in de gevangenis. Ze zijn ervan beschuldigd meer dan tweehonderdvijftig ton Pakistaanse hasj te hebben verhandeld tussen 1987 en 1995. Op 7 februari 1997 werd Johan Verhoek veroordeeld tot zes jaar celstraf, Koos Reuvens kreeg vijf en Bertus Kwarten drie jaar. Ze gingen in beroep. Piet Doedens, de advocaat van Bertus Kwarten, beweert dat ook de Belgische rijkswachters Willy Van Mechelen en zijn broer Hugo betrokken waren bij de drugstransporten van de octopus-bende.

Van Fouad Abbas beweert een ex-medewerker dat hij een top-crimineel is die optrad als tussenpersoon tussen de Pakistaande hasjproducenten en de Nederlandse afnemers, dat hijzelf drugshandels gefinancierd en honderden miljoenen drugsgeld witgewassen zou hebben. Diezelfde Abbas ontpopt zich in 1995 tot spijtoptant. Hij is nu bereid te getuigen tegen Verhoek en zijn kompanen en koopt daarmee zijn eigen vrijheid. Hij moet zich niet langer verantwoorden voor al wat hem eventueel kan worden aangewreven. Niet iedereen is enthousiast over die beslissing van justitie. De rechtbank die Verhoek en kompanen veroordeelt, vindt dat Abbas en een andere spijtoptant niet voldoen aan de definitie van kroongetuige “omdat de twee niet helemaal gevrijwaard zijn van strafvervolging”.

Fouad Abbas zou zijn drugshandel al die jaren hebben geleid vanuit zijn diamanthandel in Antwerpen, TTS Diamonds. Een medewerker van hem was de Pakistaan Rashid Ahmad. Ahmad werd gezocht door de Amerikaanse DEA, hij werd gearresteerd in 1990 en legde belastende verklaringen af voor Abbas. Maar het Antwerpse gerecht liet Abbas met rust. In 1991 werd Ahmad uitgeleverd en zat bijna zes jaar in een Amerikaanse gevangenis, tot eind 1996. Hij verblijft dan een tijdje in België waarna hij in maart 1997 uitwijkt naar Pakistan. Half april 1997 raakt bekend dat Faoed Abbas op 7 april is aangehouden in Londen. België vraagt zijn uitlevering, hij is hier verdacht van drugshandel, diamantsmokkel en witwaspraktijken. Hij zou zo’n zes miljard frank drugsgeld hebben witgewassen. En hij zou ook een rol hebben gespeeld in het faillissement van de Max Fischer-bank. Via die bank zou een miljard zijn witgewassen.

Dumont en een internationale drugszaak

Dumont werkt graag achter de schermen met louche lieden. En die laten hem graag opdraven in allerlei onderhandse deals, waarbij ze liever niet laten merken dat Dumont voor hen werkt. Dat blijkt bijvoorbeeld uit de bemoeienissen van Dumont in de drugsaffaires van de Antwerpse Pakistaan Fouad Abbas en zijn vroegere partner in de diamantbusiness Rashid Ahmat. In 1996 werd de Antwerpse diamantair en drugshandelaar Fouad Abbas benoemd nadat de Nederlandse politie het reusachtige drugssmokkelnetwerk had blootgelegd dat hij in samenwerking met onder anderen de Nederlander Johannes ‘De Hakkelaar’ Verhoek had opgezet.

Abbas werd in Nederland de grote pentito die Verhoek en zijn kompanen de cel inpraatte, en daarom nam de Nederlandse justitie hem – ondanks de verontwaardiging van de publieke opinie – in bescherming. De hele affaire werd breed uitgesmeerd in de kranten. Maar blijkbaar heeft men nooit in de gaten gehad dat de Antwerpse groep rond Abbas al in het begin van de jaren negentig problemen had gekregen met de Amerikaanse justitie.

Toen werd Rashid Ahmat, de Antwerpse ‘business partner’ van Abbas, gearresteerd en uitgeleverd aan de Verenigde Staten, waar hij ervan werd beschuldigd betrokken te zijn in een internationale drugssmokkel naar de VS en Canada. Ahmat werd in de VS wegens drugssmokkel en bendevorming veroordeeld tot een gevangenisstraf van zeven jaar. Toen het schandaal rond Abbas vorig jaar ontplofte en grote koppen haalde, zat Rashid Ahmat al vijf jaar vast in de VS. En wie was in het begin van de jaren negentig de advocaat van Ahmat? Inderdaad, Jean-Paul Dumont. En wie gedroeg zich daarbij weer totaal niet zoals een advocaat zich hoort te gedragen? Inderdaad. Lieve Nys, de vrouw van Rashid Ahmat vertelt.

“Vijf Antwerpse politiemensen zijn Rashid toen komen arresteren. Niemand deed zelfs maar de moeite om zich te legitimeren of om ons een arrestatiebevel voor te leggen. Ik was in paniek. Zo gauw ze weg waren, ben ik hulp gaan zoeken bij Fouad Abbas, met wie mijn man samenwerkte in de diamanthandel. Ik wist toen niet dat Abbas een grote drugssmokkelaar was die mijn man heeft meegesleurd in zijn criminele bezigheden. Abbas zei dat hij me zou helpen. Maar ik moest eerst even zijn kantoor uit. want hij wilde een aantal mensen consulteren. Toen ik terug binnen mocht, gaf hij me de naam van een advocaat. Maar ik mocht die man in geen geval bellen vanuit zijn kantoor, ik moest naar een telefooncel in de buurt van het park gaan. Ik belde en ik kreeg advocaat Jean-Paul Dumont aan de lijn.”

“Ik deed wat Abbas me had opgedragen: ik deed Dumont de groeten van Meneer André. Vanaf toen hield Dumont supervisie over de zaak van mijn man, al besteedde hij ze voor de rest uit aan één van de vele advocaten uit zijn vriendenkring. Het hielp niet veel, Rashid werd aan de VS uitgeleverd en veroordeeld. Daar had men ook voor een advocaat gezorgd, maar die ging zelfs niet in beroep tegen het vonnis. En zijn twee Belgische advocaten, Dumont en zijn vriendje, gaven evenmin een kik. Ze hebben me nooit willen vertellen waarom ze zelfs niet geprobeerd hebben in beroep te gaan. Hun redenering was: ‘Wij hebben niets met Lieve Nys te maken. Zij is onze cliënte niet. Wij worden niet betaald om haar belangen of die van haar man te verdedigen.'”

“Ik heb Dumont en co inderdaad niet hoeven te betalen. Fouad Abbas heeft dat gedaan. Hij heeft Dumont in dienst genomen en betaald. Later heeft hij met verteld dat Rashid hem uiteindelijk drie miljoen heeft gekost. Abbas en Dumont volgden daarbij klaarblijkelijk een strategie die de belangen van Abbas diende, niet die van Rashid. Maar Rashid is verdomme mijn man! Ik wilde weten wat er met hem ging gebeuren. Dus heb ik zelf een advocaat onder de arm genomen, Victor Van Aelst. Die heeft geprobeerd om via de strafhouder contact te krijgen met die andere advocaten en hun opdrachtgever. De strafhouder liet weten dat ze handelden in opdracht van een ‘meneer J’. Ik had het recht niet te weten wie die ‘meneer J’ was.” Fouad Abbas was ‘Meneer J’.