Levenslang in Marokko wegens 6 moorden in België, maar vermeende terrorist wordt straks bij ons wellicht buiten vervolging gesteld

Krijgt het federaal parket zijn zin, dan wordt Abdelkader Belliraj (63) donderdag door de Brusselse kamer van inbeschuldigingstelling (KI) buiten vervolging gesteld voor zes terroristische moorden die in Brussel gepleegd werden in 1988 en 1989. Raar maar waar: dat terwijl de man in Marokko een levenslange straf uitzit nadat hij er uitgerekend die zes moorden zou bekend hebben. Het lijkt niet te rijmen

Er is de Bende van Nijvel. En dan de zes onopgehelderde terreurmoorden in het Brusselse van eind de jaren 1980. Twee loodzware dossiers die al decennia op een ontknoping wachten. Twaalf jaar geleden leek de oplossing voor het tweede dossier uit Marokko te komen, waar Abdelkader Belliraj, een Belgisch-Marokkaanse man uit Evergem, bekentenissen zou afgelegd hebben. Maar dat is nu helemaal niet meer zo zeker als het toen leek.

Zes op rij

Eerst de feiten op een rijtje. Op 23 juli 1988 werd kruidenier Raoul Schouppe (65) vermoord achter de kassa van zijn zaak. Belliraj zou gedacht hebben dat hij van joodse afkomst was. Op 16 augustus 1989 werd Abdullah Al Ahdal (36), de imam van de Grote Moskee in Brussel, met een wapen van zelfde kaliber 7,65 mm doodgeschoten. Omdat hij de verzoening predikte tussen joden en moslims. Ook de bibliothecaris van de moskee, Salem Bahri (48), rechterhand van de imam, werd die dag vermoord.

Drie maanden later werd Samir Gahez-Rasoul (24), klusjesman op de ambassade van Saoedi-Arabië, van kortbij doodgeschoten. Zijn werkgever reageerde te lauw op De Duivelsverzen van auteur Salman Rushdie. En op 3 oktober 1989 werd het lichaam van dokter Joseph Wybran (49), voorzitter van Joodse Organisaties, levenloos op de parking van het Erasmusziekenhuis in Anderlecht aangetroffen.

Veel overeenkomsten

Haat, vergelding, een wapen van kaliber 7,65 mm, van dichtbij doodgeschoten, telkens een kogel in het hoofd. Overeenkomsten tussen de moorden waren er genoeg. Toch beten de speurders hun tanden stuk op de zaak. Tot die bekentenissen van Belliraj tijdens een verhoor in 2008 na zijn arrestatie op verdenking van staatsterrorisme in de Marokkaanse stad Fez.

Voor de nabestaanden van de zes slachtoffers bestaat er geen twijfel: “Belliraj legde omstandige verklaringen af over de manier waarop de moorden voltrokken werden. Hij was dader of opdrachtgever”, besluiten zij. “Mijn cliënt werd tijdens het verhoor gefolterd. Dat proces-verbaal is een vals bewijsstuk”, weerlegt meester Vincent Lurquin, advocaat van Belliraj.

Licence to kill

Het federaal parket spaarde kosten noch moeite, maar 12 jaar onderzoek en 100.000 bladzijdes later werd “geen bewijs gevonden van de betrokkenheid van Belliraj in de onopgehelderde moorden”. De nabestaanden leggen er zich niet bij neer. “Geen wonder”, sneerde meester Michèle Hirsch, de advocate van de weduwe van dokter Wybran onlangs in de Franstalige pers. “Belliraj werd in de jaren 1990 door de Staatsveiligheid ingehuurd als informant. De inlichtingendienst kan een proces, waarop zij zou moeten bekennen dat zij een moordenaar in dienst nam en in ruil daarvoor bescherming bood, missen als kiespijn.”

De Staatsveiligheid heeft altijd ontkend dat zij Belliraj een soort van “licence to kill après la lettre” zou gegeven hebben. De inlichtingendienst heeft Belliraj integendeel jaren als tegenstander van het regime van de Marokkaanse koning Hassan II in de gaten gehouden. Maar nooit is een link gevonden tussen Belliraj en een (islamitische) terreurbeweging. Belliraj werd ook nooit als informant ingehuurd. “Indien hij bescherming had genoten, had men toch alles in het werk gesteld om hem niet in zijn cel te laten verkommeren”, aldus meester Lurquin. “Dat is niet gebeurd.”

Tegengestelde besluiten?

De teerling is geworpen. De kans is reëel dat de KI Belliraj buiten vervolging stelt voor de zes moorden die hem al 12 jaar boven het hoofd hangen. Maar gaat daarmee zijn grote droom in vervulling? Het lijkt de wereld op zijn kop, maar Belliraj wil koste wat het kost voor een assisenhof in België verschijnen. Terwijl het openbaar ministerie, de aanklager dus, daar geen reden voor ziet bij gebrek aan bewijslast. Belliraj dreigt daardoor de kans te missen om in het openbaar zijn onschuld uit te schreeuwen. Want wat moet er met hem gebeuren indien België en Marokko tot twee totaal verschillende besluiten zouden komen?

Bron » Het Nieuwsblad

Afluisteren, post openen en stiekem plaatsen doorzoeken: Belgische inlichtingendiensten doen het steeds vaker

Nog nooit hebben de Belgische Staatsveiligheid en de militaire inlichtingendienst ADIV zoveel uitzonderlijke inlichtingenmethoden ingezet als vorig jaar. Dat staat in het Jaarverslag 2019 van toezichthouder Comité I, dat Knack en Le Soir konden inkijken.

De Staatsveiligheid deed vorig jaar 449 keer een beroep op uitzonderlijke inlichtingenmethoden, de ADIV 76 keer. Het gaat om de meest ‘intrusieve’ vorm van informatieverzameling. Denk aan afluisterapparatuur plaatsen, stiekem plaatsen doorzoeken, post openen, bankgegevens verzamelen en binnendringen in een informaticasysteem.

De cijfers van 2018 lagen een pak lager: 344 voor de Staatsveiligheid en 28 voor ADIV. Toezichthouder Comité I spreekt van een “opmerkelijke” stijging.

Daarnaast kunnen de Belgische inlichtingendiensten ook specifieke methoden aanwenden, zoals pakweg observatie in publiek toegankelijke plaatsen of het vorderen van reisgegevens. In 2019 gaf de Staatsveiligheid daarvoor 1.781 toelatingen, de ADIV 138.

De cijfers staan in het nieuwe jaarverslag van het Comité I, dat vrijdagnamiddag achter gesloten deuren is besproken door zijn parlementaire begeleidingscommissie. Het totaal van alle ingezette methoden in 2019 (alles samen waren het er 2.444) bleef stabiel in vergelijking met het jaar ervoor.

Bron » De Morgen

Staatsveiligheid moet ‘misdaden’ kunnen begaan op sociale media

Een terreuraanslag verheerlijken of een oproep liken om naar Syrië te vertrekken. Zulke zaken zijn voor infiltranten van de Staatsveiligheid nu verboden. Als het van minister van Justitie Vincent Van Quickenborne afhangt, moeten ze dat wel kunnen. ‘Zo win je het vertrouwen.’

Momenteel mogen infiltranten van de Staatsveiligheid online een vals profiel aanmaken om radicale moslims of extremisten in de gaten te houden. Maar van zodra de infiltranten een post zouden liken waarin IS wordt verheerlijkt, gaan ze over de schreef. En als ze iets zouden posten waarin ze zich positief uitlaten over Hitler, zijn ze strafbaar.

Dat maakt het voor de inlichtingendiensten bijzonder moeilijk om toe te treden tot de donkere krochten van het internet, waar extremisten met elkaar afspreken. Ook het feit dat die elkaar meer en meer treffen op geëncrypteerde apps als Telegram, bezorgt de inlichtingendiensten hoofdbrekens.

“Om toegang te krijgen tot deze geheime kamers moeten onze veiligheidsdiensten het vertrouwen kunnen winnen van hun doelwitten”, zegt Van Quickenborne. “Als een bekende potentiële terrorist online informeert naar de geloofsovertuiging van de infiltrant, moet die kunnen zeggen dat hij aan dezelfde kant staat.”

Beleidsnota

In zijn beleidsnota voor justitie, die Van Quickenborne deze week in de kamer heeft voorgesteld, schrijft hij dat de inlichtingendiensten online meer armslag moeten hebben. Infiltranten moeten online even extremistisch of haatdragend uit de hoek kunnen komen als de personen die ze willen volgen. Maar daarvoor is er een wijziging nodig van de wet van 1998, die het doen en laten van de inlichtingendiensten regelt. Het parlement zal daar dan later over stemmen.

“Als er profielen zijn die enkel meekijken, maar zelf niets posten, dan is het snel duidelijk dat er een infiltrant achter zit”, zegt Kenneth Lasoen (UAntwerpen), die het werk van inlichtingendiensten bestudeert. “Ik merk dat Belgische inlichtingendiensten op sociale media bij wijze van spreken met hun armen op de rug vastgebonden opereren.”

Al enkele jaren heeft de Staatsveiligheid volgens Lasoen een speciale socialemediacel, maar die kan door de wettelijke beperkingen dus niet zoveel doen. Andere landen, zoals Groot-Brittannië, Frankrijk of Nederland hebben een streepje voor, omdat hun wetgeving meer toelaat. Nochtans is het al langer duidelijk dat ook de Belgische veiligheidsdiensten zich online meer zouden moeten kunnen permitteren. Zij zijn daarom al jaren vragende partij voor een wetswijziging.

Door de recente aanslagen in Frankrijk en Wenen, zien inlichtingendiensten de trafiek op sociale media zowel bij radicale moslims als bij extreemrechts trouwens toenemen. Twee weken geleden pakte de politie ook twee minderjarigen op in de Oostkantons, die in een videoboodschap trouw hadden gezworen aan IS, en zinden op een mesaanval op agenten.

BIM-Commissie

Maar aan de andere kant kan het ook gevaarlijk zijn om inlichtingendiensten carte blanche te geven om allerlei opruiende berichten op sociale media te zetten. Van Quickenborne stelt daarom voor om alle acties die de Staatsveiligheid in dat opzicht doet, te laten controleren door de BIM-commissie.

Dat is een commissie van drie magistraten, voorgezeten door een onderzoeksrechter, die toelating moeten geven om bijzondere methodes aan te wenden. Dat kan variëren van telefoontaps om iemand af te luisteren, tot het hacken van computers, of het openen van brieven.

“Van zodra we iets doen dat een gewone sterveling niet mag en een beroep doen op de bijzondere inlichtingenmethoden, moet de BIM-commissie daar inderdaad haar goedkeuring voor geven”, zegt een woordvoerder van de Staatsveiligheid. “Onze dienst moet dan heel duidelijk kunnen aangeven tegen welke persoon ze een bepaalde techniek willen gebruiken, om welke reden ze dat wil doen en voor hoelang. De magistraten oordelen dan of die actie proportioneel is.”

Bron » De Morgen

Waar het beroepsgeheim van een inlichtingenagent niet voor dient

Begin 2020 stelde het Brussels parket een proces-verbaal op wegens schending van het beroepsgeheim door Nicolas Ullens de Schooten, een gewezen inlichtingenagent van de Staatsveiligheid.

Ullens de Schooten trachtte als lid van de dienst bescherming van het economisch en wetenschappelijk potentieel van de Staatsveiligheid onderzoek te doen naar mogelijke corruptie en meende daarbij elementen te hebben tegen de toenmalige minister van Buitenlandse zaken Didier Reynders en één van zijn medewerkers. Hij werd echter in zijn onderzoek daarover door zijn onmiddellijke hiërarchie tegengewerkt.

Na zijn ontslag stapte hij naar het Vast Comité I. Daar botste hij echter op de tegenwerking van het hoofd van de enquêtedienst die hem zelfs zou bedreigd hebben. Uiteindelijk diende hij klacht in bij de federale politie. De klacht tegen Reynders werd door het parket snel geseponeerd zodat Reynders’ kandidatuur voor Europees commissaris voor justitie onbesproken bleef.

De klacht van Ullens voor bedreigingen door het hoofd van de enquêtedienst van Comité I is nog in onderzoek bij onderzoeksrechter Michel Claise. Het gehele verhaal volgt een gekend verloop: naast het snel geseponeerde dossier over mogelijke corruptie, wordt er een ander geopend voor schending van beroepsgeheim zodat de kans groot is dat de klokkenluider bestraft wordt en het eerste dossier in de vergetelheid geraakt. Er zijn echter wel enkele belangrijke vragen die door dergelijke wijze van afhandeling zonder antwoord blijven.

De werking van de dienst bescherming van het wetenschappelijk en economisch potentieel van de Staatsveiligheid is een oud zeer. Het Vast Comité I maakte er een uitvoerig verslag over en stelde vast dat er bij de Staatsveiligheid erg weinig belangstelling was voor deze nieuwe opdracht. De dienst bestond slechts uit enkele leden en die moesten het doen met de schaarse middelen die zij kregen.

Ook het onderzoek door het Vast Comité I, dat grondig was voorbereid, en dat aanvankelijk op de steun van justitieminister Marc Verwilghen kon rekenen, stuitte in de Wetstraat 16 op het njet van Brice De Ruyver, de toenmalige veiligheidsadviseur van premier Guy Verhofstadt: geen pottenkijkers. Het was toen de tijd dat onze economische kroonjuwelen werden verpatst en het wetenschappelijk potentieel als dat van Lernhout & Hauspie onbeschermd bleef voor de vreemde inlichtingenagenten die in het bedrijf zelf zaten.

Ook over het nut en de werkwijze van een inlichtingendienst heeft het Vast Comité I meermaals gerapporteerd. Daarbij werd gewezen op het verschil tussen de gerechtelijke en de bestuurlijke benadering, het eerste met de noodzaak van bewijzen het tweede als informatie door aanwijzingen voor het beleid.

Manke corruptiebestrijding

Dat het politiek beleid zelf weinig belangstelling had voor de door een inlichtingendienst aangeleverde inlichtingen over mogelijke disfuncties, is in zowat alle verslagen van het Vast Comité I een steeds terugkomend element.

Ook uit het jaarverslag van het CFI, de Belgische witwascel, van 2017 blijkt duidelijk wat er met de meldingen van fraude en mogelijke corruptie gebeurde. In 2017 werden gegevens of informatie uit 3.285 meldingen uit 2017 of eerder na analyse aan de gerechtelijke overheden doorgegeven. Deze 3.285 meldingen hadden betrekking op verrichtingen in verband met witwassen of financiering van terrorisme voor een totaalbedrag van 1.415,95 miljoen euro.

Het federaal parket slaagde er in van de 423 dossiers 8 veroordelingen te maken. In Dendermonde kwam er van de 191 dossiers geen enkele veroordeling, en van de in totaal 5.354 overgemaakte dossiers eindigden er 53 met een veroordeling. Dat 5.354 dossiers tot slechts 53 veroordelingen en tot enkel 7.085.394 euro aan boetes hebben geleid moet toch tot nadenken aanzetten?

Het gebrek aan belangstelling van de Belgische diensten, meer bepaald voor de corruptiebestrijding, is ook de Europese instellingen niet ontgaan. De Groep van Staten tegen Corruptie (GRECO), onderdeel van de Raad van Europa, stelt in het jaarverslag dat van de vijftien aanbevelingen die twee jaar geleden zijn gelanceerd, België er geen enkel voldoende in de praktijk heeft gebracht. Slechts vier keer is dat gedeeltelijk gebeurd, in de overige gevallen helemaal niet.

Dat er in dit land weinig of niets tegen corruptie wordt gedaan is dus geen losse bewering en is op zich reeds een aanwijzing om een klacht als deze van een inlichtingenagent ernstig te nemen, en er minstens een behoorlijk onderzoek naar te doen.

Anderzijds is er ook het tweede dossier, dat over de beweerde schending van het beroepsgeheim. Ook daaromtrent is het sterk onvoldoende om vast te stellen dat er geheimen werden verklapt om tot bestraffing over te gaan. Vooreerst is er de werkwijze van de diensten zelf die voor kritiek vatbaar is. Het zijn de diensten die bepalen wat geheim is en enkel zij kunnen die classificatie wijzigen. Dat maakt de vraag of wat als geheim geclassificeerd werd wel geheim is, zo goed als onzinnig.

Daarom moet steeds gekeken worden naar het doel van het beroepsgeheim: dat dient nooit om ‘disfuncties’ en zeker niet om misdrijven te verbergen. En dan is er de bescherming van klokkenluiders tegen onbehoorlijke vervolging. Ook daaromtrent is de Belgische wet slechts een aanzet om de Verklaring van Parijs van 3 december 2019 over de bescherming van de klokkenluiders ernstig te nemen. Daarenboven moet worden vastgesteld dat het Belgisch politiek beleid heel wat actiever was om schending van het beroepsgeheim te kunnen bestraffen door verhoogde opsporing en verzwaring van de straffen.

Bedrog ondermijnt alles

De vervolging van een inlichtingenagent kan zich dus niet beperken tot een eenzijdige en kortzichtige invulling van de theoretische elementen van het beweerde misdrijf. De voorafgaande vraag of wat door die agent bij de verschillende diensten werd ter kennis gebracht, of er al dan niet aanwijzingen van corruptie zijn, is maatschappelijk gezien belangrijker dan de vervolging van de agent. Het is immers uit alle onderzoeken over de verschillende schandalen, te veel om op te noemen, gebleken dat er in dit land een echte ‘graaicultuur’ bestaat en dat sommige politiekers als ambtenaren daar duchtig aan meedoen.

Er is ook de noodzaak om deze dossiers af te handelen naar de vereisten van het eerlijk proces. Dat het om handelingen van openbare ambtenaren gaat verhoogt nog de noodzaak tot openbare behandeling. Dat is niet het geval bij seponering of behandeling voor een raadkamer of nog door een debat voor de strafrechter met gesloten deuren.

Tot slot mag ook gewezen worden op de pleinvrees van het parket in dergelijke dossiers. Door het Franse parket worden soortgelijke dossiers anders afgehandeld. Dat leidde recentelijk nog tot de veroordeling van een gewezen eerste minister, kandidaat voor het presidentschap, tot vijf jaar waarvan twee effectief. Het roept de vraag op waarom het in Frankrijk wél en hier niet kan.

Het parlementair onderzoek op de afkoopwet, het zogeheten Kazachgate, toonde immers aan dat wanneer het in Parijs regent het in Brussel minstens druppelt. In het Belgische onderdeel van het grotere Franse onderzoek lijkt, na het overlijden van de gewezen Senaatsvoorzitter Armand De Decker, het vet van de soep.

Ondertussen zoeken de ‘Drie Koningen’ hoe zij met hun geschenk tot in de kerststal kunnen geraken om er de geboorte van een regering te kunnen vieren. Niemand, zelfs de Koningen zelf, schijnt daar voldoende vertrouwen in te hebben. Hoe zou dat komen? De kiezer zal er wel een antwoord voor hebben: ‘bedrog ondermijnt alles’.

Bron » Apache | Walter De Smedt

Onthuld na meer dan 100 jaar: hoe Staatsveiligheid anarchisten bestreed, met behulp van de tsaar

In het grootste geheim werkte de Staatsveiligheid eind negentiende eeuw nauw samen met de Ochrana, de beruchte spionagedienst van de tsaren. Dat brengt professor Kenneth Lasoen aan het licht in zijn nieuwe boek Geheim België: een geschiedenis van de inlichtingendiensten. Het doel dat de middelen moest heiligen: de terreur van de anarchisten stoppen.

Februari 1883. In het park van Ganshoren blaast een jonge Fransman zich per ongeluk op. De 19-jarige Paul Métayer is, samen met zijn landgenoot Antoine Cyvoct, vanuit Brussel op pad met een zelfgemaakte bom. Hij struikelt en vliegt de lucht in. Cyvoct haalt snel een dokter voor zijn gewonde kompaan en haast zich terug naar Brussel, om zijn medestanders te waarschuwen dat ze al het bewijsmateriaal moeten vernietigen. Als Cyvoct terugkeert in Ganshoren, om nieuws over de onfortuinlijke Métayer te vernemen, wordt hij opgepakt.

Cyvoct en Métayer – die ’s anderendaags in het ziekenhuis overlijdt – blijken anarchisten uit Lyon. In de groep van het duo zitten nog een Fransman en twee Russische studenten. Het incident met de studenten leidt het onderzoek van de Staatsveiligheid naar Odessa in Oekraïne, naar een aftakking van de Narodnaja Volja. Die beweging zat twee jaar eerder achter de geslaagde bomaanslag op tsaar Alexander II. In België speculeren de kranten over een mislukte aanslag op koning Leopold II.

Door de zaak legt de Staatsveiligheid voor het eerst rechtstreeks contact met de Russische Ochrana, de omstreden politieke politie van de tsaren. “Die dienst was berucht om zijn macht, reikwijdte, brutaliteit en totale gebrek aan scrupules”, vertelt professor Kenneth Lasoen (UAntwerpen), die in Geheim België als eerste deze twijfelachtige bladzijde uit de geschiedenis van de Staatsveiligheid bij elkaar puzzelt. Hij baseert zich daarvoor op archiefmateriaal van de Ochrana dat na de Eerste Wereldoorlog in de Verenigde Staten verzeild is geraakt.

Lasoen: “Russische dissidenten die aan de klauwen van de Ochrana konden ontsnappen, emigreerden vaak naar het buitenland om daar de oppositie in stand te houden. Om die reden besliste de Ochrana om een bureau te openen in Parijs.” Het is via dit bureau dat de Staatsveiligheid begin 1883 om informatie vraagt. Het duurt niet lang voordat Brussel en Sint-Petersburg uitvoerig communiceren over Russische vluchtelingen. Het gaat vaak over standaardinlichtingen over de achtergrond van de inwijkeling, zoals een crimineel of politiek verleden.

Revolutie

Eind 19de eeuw zijn ‘de revolutionairen’ vijand nummer een van de Staatsveiligheid. Het is de periode waarin de arbeidersbeweging versplintert in het marxisme, communisme, anarchisme en nihilisme. Een aantal van die stromingen staat een totaal nieuwe orde voor. En daarom moet de oude desnoods met geweld worden omvergeworpen. Gezagsdragers, koningen en regeringsleiders moeten worden gedood vanwege hun misdaden tegen hun onderdrukte onderdanen. Vooral vanuit Italië en Rusland wordt de gewelddadige revolutie gepredikt. In Rusland drukken de tsaren elke tegenstem hardhandig de kop in.

Ook in België brengen de aanslagen van de anarchisten een psychose teweeg onder de machthebbers. “De overheid zag overal radicale spoken: in alles wat ook maar enigszins met de arbeidersbeweging te maken had, zag ze een samenzwering”, zegt Lasoen. “De gematigde socialisten distantieerden zich wel van de gewelddaden en veroordeelden die, maar niemand geloofde hen. De oprichting van de Belgische Werklieden Partij in 1885 werd alleen maar op argwaan onthaald.”

Luik is in die tijd een broeihaard van het anarchisme. In de industriestad bevindt zich een grote kolonie Russische inwijkelingen die gevlucht zijn voor de Ochrana. In maart 1892, wanneer Parijs geteisterd wordt door een reeks explosies uit wraak voor de harde bestraffing van anarchisten, knettert het ook in Luik. Nadat drie beklaagden berecht worden voor een poging tot diefstal van een grote hoeveelheid dynamiet, vinden er aanslagen plaats op de huizen van rechters, de openbare aanklager en andere Luikse prominenten. De explosies veroorzaken schade maar geen slachtoffers. Twee jaar later, in 1894, is dat anders. Dan ontploft op 1 mei een bom aan de voordeur van een dokter die dezelfde achternaam heeft als de openbare aanklager van het proces twee jaar eerder en per ongeluk met hem verward wordt.

In het onderzoek naar de aanslagen volgt de Staatsveiligheid een financieel spoor dat via ene Arkadi Harting, een medewerker van de Russische ambassade in Parijs, naar de Ochrana leidt. Wat blijkt? De spionnendienst van de tsaren heeft via Harting een agent-provocateur ingehuurd – iemand die undercover is geïnfiltreerd in de Luikse anarchistische milieus om mee aanslagen te organiseren. In die tijd is provocatie een veelgebruikte truc van de Ochrana om revolutionairen op heterdaad te kunnen betrappen. De Staatsveiligheid maakt er echter geen punt van. Integendeel: de contacten met de Ochrana worden rond de eeuwwisseling alleen intenser, als de terreur in heel Europa oplaait.

Leugen

In België vuurt in 1902 een Italiaanse anarchist met een pistool op koning Leopold II. In 1904 worden twee politieagenten in Luik geviseerd bij een bomaanslag. In 1906 wordt in de Gentse Vooruit een heuse wapenopslagplaats ontdekt, vol geweren en munitie, bedoeld voor een opstand in Rusland. In 1909 ontploft een bom op de Square Marguerite in Brussel. Datzelfde jaar worden in Gent explosieven gevonden voor een aanslag op de minister van Justitie, Jules Renkin. Twee agenten raken dodelijk gewond bij de arrestatie van een Russische bommenmaker. Als de Britse kroonprins Edward België bezoekt, wordt hij in het station Brussel-Noord beschoten.

Telkens vraagt de Staatsveiligheid de Ochrana om hulp, aangezien er bijna altijd Russen mee in het complot zitten. Er worden gezamenlijke acties op touw gezet, met mensen van de Staatsveiligheid, Ochrana en de Brusselse politie. De toplui van de Russische politieke politie bezoeken het hoofdkwartier van de Staatsveiligheid.

“Er was een broederschap ontstaan van mensen die er oprecht om bekommerd waren de orde en hun landgenoten te beschermen”, zegt Lasoen. “De terroristen vormden een gezamenlijke vijand. Van een dienst als de Ochrana was zeker geweten op welke manier die opereerde, maar als de samenwerking onschuldige levens kon redden, werden de filosofische verschillen over concepten als de rechtsstaat en de individuele vrijheden terzijde gelaten. Het was wel problematisch dat de uitvoerende macht niets wist van dat alles.”

Meer zelfs: de Staatsveiligheid liegt – flagrant – tegen de politiek over de nauwe banden met de Ochrana. Als in 1909 uitkomt dat Arkadi Harting, die intussen gepromoveerd is tot het hoofd van de Ochrana in Parijs, zelf terreuraanslagen heeft laten uitlokken door agents-provocateurs in België en Frankrijk, barst een internationaal schandaal los. De minister van Justitie wordt in het parlement gevraagd naar eventuele contacten tussen de Staatsveiligheid, de Ochrana en Harting. De top van de Staatsveiligheid laat daarop weten dat die zeer zeldzaam en oppervlakkig waren. Er was bovendien “nooit rechtstreeks contact” met Ochrana-spionnen, luidt het.

In werkelijkheid is Harting op dat eigenste moment ondergedoken in Brussel, met behulp van de Staatsveiligheid. Zijn adres wordt verborgen uit vrees voor wraakacties van de anarchisten. Er wordt een agent van de Staatsveiligheid afgevaardigd om hem te beschermen. Later helpt de dienst hem ontkomen naar het buitenland.

Uiteindelijk zullen Brussel en Sint-Petersburg tot aan het einde van de Eerste Wereldoorlog, inlichtingen blijven uitwisselen. De lijn wordt pas verbroken door de Oktoberrevolutie eind 1917, wanneer het tsarenrijk implodeert. Op de dubieuze praktijken van de Ochrana wordt daarna voortgebouwd door de Tsjeka, NKVD en KGB van de Sovjet-Unie.

“De Staatsveiligheid zelf toonde zich eerst heel bereidwillig om mijn boek vooruit te helpen door toegang te verlenen tot haar dossiers. Maar daar kwam finaal weinig tot niets van in huis”, vertelt Lasoen. “Dat roept vragen op over de geheimhouding en het overdreven classificatiebeleid in België. Om meer te weten moet je vaak op zoek gaan in buitenlandse archieven, die wel openbaar toegankelijk zijn, zoals dat van de Ochrana. Vermoedelijk is er zo op nog veel andere plaatsen materiaal terug te vinden dat wij niet kennen.”

Kenneth Lasoen, ‘Geheim België: een geschiedenis van de inlichtingendiensten’, Lannoo, 24,99 euro.

Bron » De Morgen