Het ketje was ook een beetje Siciliaan

De tofste Siciliaan van Brussel. Zo omschreef wijlen Frans Verleyen bijna twintig jaar geleden Paul Vanden Boeynants. Als ooit een toppoliticus la Belgitude in zijn grote en zijn heel kleine kantjes heeft vertegenwoordigd, dan is het wel VdB. Dinsdag verloor de man die fier was op zijn bijnaam de krokodil zijn laatste gevecht. Hij laat een levensverhaal achter waarin stof zit voor meer dan één roman. Het genre kan vrij gekozen worden: politieke thriller, detective of schelmenroman.

“Wat is er nu verkeerd aan wat pensen en een beetje compôte?” “Trop is teveel, teveel is trop.” “Ik had de Albert Frère van de vleessector kunnen worden.” “VdB, tu vas pas crever comme ça.” Weinig politici zullen zoveel gevleugelde uitspraken in het collectieve geheugen achterlaten als Paul Vanden Boeynants. In een tijdperk dat het politieke bedrijf nog vooral een zaak was van deftige heren, was Vanden Boeynants de gedroomde reddingsboei voor politieke cartoonisten en imitatoren. Hun onderwerp had daar geen enkel probleem mee. VdB was dan ook de eerste om het belang van public relations in te zien en verkiezingscampagnes in Amerikaanse stijl te voeren. Maar journalisten die al te kritische artikels schreven, konden steevast een recht van antwoord verwachten. Een bekend Vlaams televisieweekblad kreeg er in de jaren zeventig genoeg om er een vaste rubriek mee te beginnen.

De volkse afkomst van Paul vanden Boeynants is geen fabeltje. Slagerszoon VdB studeerde maar tot zijn zestiende en ging toen in de familiezaak werken. Kort na het einde van de Tweede Wereldoorlog, in 1946, laat hij voor het eerst van zich horen door een succesvolle staking van de middenstand te organiseren tegen de communistische minister van Bevoorrading. Het zal lang niet de laatste keer zijn dat VdB tegen het rode gevaar ten strijde trekt. Voorzitter August de Schrijver van de dan nog unitaire CVP-PSC is maar al te blij dat hij de populaire leider van de Brusselse slagersbond binnenhaalt. In 1949 wordt de dertigjarige VdB voor de eerste keer volksvertegenwoordiger.

Ondertussen wordt het familiebedrijf uitgebouwd tot een bloeiende KMO met 250 werknemers. In 1952 wordt VdB ook schepen van Stadseigendom in Brussel. Het is het begin van een innige relatie met de Brusselse immobiliënsector.

In 1958, het jaar van de mee door hem voorbereide wereldtentoonstelling, brengt hij het in de regering van Gaston Eyskens tot minister van Middenstand. Na een niet zo geslaagd intermezzo als partijvoorzitter – zelfs de toenmalige jongerenvoorzitter Charles-Ferdinand Nothomb verweet hem als een eenmansorkest op te treden – volgt in 1965 de apotheose. VdB wordt premier van een rooms-blauwe regering. De droom ontaardt al snel in een nachtmerrie. De behoudsgezinde en aan het unitaire België verknochte Brusselaar is wel heel slecht geplaatst om het hoofd te bieden aan de contestatiegolf van de jaren zestig en de aanzwellende roep voor Leuven Vlaams.

In februari 1968 valt de regering over de communautaire bananenschillen. Bij de verkiezingen haalt Vanden Boeynants met 116.700 voorkeursstemmen een eclatant persoonlijk succes. Maar hij kan niet verhinderen dat zijn eigen partij uit elkaar valt.

Defensie

Toch volgt in 1972 een comeback. VdB zal gedurende zeven jaar de meest opvallende en omstreden minister van Landsverdediging zijn die ons land ooit gekend heeft. Zijn ijverige aankooppolitiek en zijn plannen voor een beroepsleger maken de man met de pijp en de krakende stem definitief tot de kop van jut voor alles wat links is in dit land.

Een generatie groeit op terwijl ze slogans zoals “VdB, weg ermee” en “Neen aan de 30 miljard” (voor nieuwe jachtvliegtuigen) scandeert. De minister maakt er geen geheim van dat al dat protest volgens hem geïnspireerd is door communistische agitatoren en bestelt rustig voort vliegtuigen, pantsers, antitanksystemen en escorteschepen. Een flink deel van de uitrusting van het Belgische leger dateert nog altijd uit die periode. Beschuldigingen over belangenvermenging met sommige leveranciers, zoals het Asco van Roger Boas, duiken geregeld op maar blijven zonder gerechtelijk vervolg.

Eind 1978 beleeft VdB een laatste gloriemoment als hij gedurende drie maanden een overgangsregering mag leiden. Hij zal daarna nog heel even opduiken als vice-premier en als partijvoorzitter. Maar in de Wetstraat wordt de krokodil steeds meer een anachronisme. Politiek komt hij onder vuur te liggen voor de banden die hij via de CEPIC, de rechtervleugel van de PSC, onderhoudt met extreem-rechtse figuren zoals baron de Bonvoisin. Er kan amper een complotverhaal verschijnen of Vanden Boeynants wordt er een prominente rol in toebedeeld: geruchten over staatsgrepen, de Bende van Nijvel, roze balletten, meer recentelijk nog de X1-story, het is allemaal niet compleet zonder gastoptreden van VdB. Die wuift dat allemaal boos weg als absurde verzinsels.

In 1986 wordt de minister van staat wel veroordeeld voor een meer aardse zonde. Een op 200 miljoen frank geschatte fiscale fraude levert hem een veroordeling op tot drie jaar voorwaardelijke gevangenisstraf. De Brusselse rechter bestempelt de gewezen premier zonder verpinken als een verstokt en onverbeterlijk fraudeur.

Sjerp

De verbitterde politicus plooit zich terug op Brussel. Maar ook zijn laatste politieke droom, de Brusselse burgemeesterssjerp, gaat ondanks een verkiezingsoverwinning in 1988, niet in vervulling, nadat minister van Binnenlandse Zaken Louis Tobback gezegd heeft dat burgemeesters boven elke verdenking moeten staan.

In 1989 volgt het bevreemdende naspel in een bewogen carrière. VdB wordt ontvoerd door de bende van Patrick Hamers en komt pas vrij na het betalen van een losgeld van 68 miljoen frank. De persconferentie na zijn bevrijding is zijn laatste grote publieke verschijning. In de officiële politiek is zijn rol dan al zo goed als uitgespeeld. Maar zakelijk blijft hij nog jaren een spilfiguur in de Brusselse immobiliënwereld. Vooral via zijn alliantie met betontycoon Charlie de Pauw en diens opvolgers is VdB direct of indirect verbonden geweest met bijna elk groot immobiliënproject dat de hoofdstad sinds het einde van de jaren vijftig gekend heeft, met de WTC-operatie in het Noordkwartier als omstreden hoogtepunt.

Vanuit die machtspositie, die gesymboliseerd wordt door het voorzitterschap van de vzw Heizel, kan hij tot het midden van de jaren negentig achter de schermen nog zwaar wegen op het Brusselse stadsbestuur. Maar als de weggedeemsterde PSC in 1994 naar de oppositiebanken verwezen wordt, komt ook daaraan een einde.

VdB trekt zich terug in zijn Knokse villa. Tijdens de jongste gemeenteraadsverkiezingen beperkte zijn rol zich tot een video waarin hij zijn steun toezegde aan zijn ondertussen ook al overleden beschermeling Michel Demaret, die toen kandideerde met een weinig succesvolle scheurlijst. Heel wat toppolitici brachten gisteren hulde aan de warme persoonlijkheid en de vaderlandsliefde van de overledene. Geen enkele deed moeite om zich uit te roepen tot zijn politieke erfgenaam.

Bron » De Tijd

Hugo De Ridder over VDB: “Een schelm”

Hugo De Ridder leerde, als privésecretaris van CVP-partijsecretaris Leo Tindemans, VDB kennen tijdens diens voorzitterschap van de christen-democratische partij, tussen 1961 en 1965. Dra schreef hij ook zijn Nederlandstalige toespraken.

“Ik denk het liefst aan hem terug als de man die vertrouwen kon geven, equipes kon bijeen brengen en leiden zoals ik nadien zelden heb meegemaakt. Een bezielend CVP-voorzitter ook die je af en toe moest intomen, want hij dweepte met de Rex- en Verdinaso-stijl voor politieke congressen.”

“VDB was voor ons de emanatie van wat we nu nieuwe politieke cultuur zouden noemen. Wat een verademing tegenover de oude kliek á la vader Eyskens, PW Segers, Léon Servais. Om van le père Harmel nog maar te zwijgen.”

“Later is hij als mens veranderd. Hij heeft het contact met de doorsnee-Belg verloren, is in een vrienden- en kennissenkring terechtgekomen die in hem vooral een machtig en welgesteld man zag. Hij begon de politiek in dienst te stellen van het zakelijk en het eigenbelang. Hij evolueerde van idealist tot opportunist, een evolutie die je bij heel wat politici meemaakt, zeker als ze het tot premier hebben gebracht.”

“Maar ik geloof niets van de verhalen dat hij de spin in een web was van staatsgrepen, de Bende van Nijvel en zo. Ik vermoed dat velen in die dossiers zijn naam hebben vernoemd om zich in te dekken. En je kan niet ontkennen dat hij daar aanleiding toe gaf, hij cultiveerde dat image van sterke man.”

“Ik heb in een van mijn boeken de anekdote verteld waarbij hij mij een perslek liet organiseren, nadien naar het publiek toe vreselijk verontwaardigd deed over het lek en onmiddellijk een onderzoekscommissie oprichtte die hij zou voorzitten, met mij als secretaris. Dat schelm-zijn, de komediant uithangen, was iets typisch van hem. Ik heb daar dikwijls aan teruggedacht toen hij ontvoerd was. Zelfs toen hij met tranen in de ogen zijn verhaal bracht, bleef er bij mij een ietsje twijfel.”

Bron » De Standaard