Het onwaarschijnlijke leven van de ‘Tarzan van Limburg’: dubbelspion en huurling voor de meestbiedende

Een nieuw boek reconstrueert het onwaarschijnlijke leven van de Belg Pierre Sweerts, die van WO II tot de jaren 60 voor de meestbiedende streed – van het verzet over de SS tot de Britse geheime dienst. ‘Hij was een marionet van allerlei inlichtingendiensten’, zegt de Nederlandse historicus Jochem Botman, die zijn levensloop reconstrueerde.

“In mei of juni 1941 bracht Pierre Sweerts ons op de hoogte dat hij zich als vrijwilliger zou aanmelden bij de SS en vroeg dat we ons niet tegen hem zouden keren omdat hij zou spioneren voor het verzet. Ik geloof dat hij oprecht was in zijn daad. Hij bracht slechts een aantal vrienden op de hoogte. Ik was één van hen.”

Aan het woord is Paul van Hoye, een Belgische weerstander van de verzetsgroep ZERO, in het binnenkort te verschijnen boek De Tarzan van Limburg. Daarin reconstrueert de Nederlandse historicus Jochem Botman de verbazingwekkende levensloop van de Belgische dubbelspion en meestersmokkelaar Pierre Sweerts. Eind 1918 geboren in Sint-Joost-ten-Node diende hij als 21-jarige in het Belgische leger op het moment dat de Duitse troepen België binnenvielen in mei 1940. Gewond werd hij naar Frankrijk gestuurd waar hij contacten legde om zich in België bij het verzet te voegen. Maar al een jaar later verliet hij het ‘ZERO’-netwerk om, naar eigen zeggen, te infiltreren in de SS. Vanaf dat moment zou zijn leven een thriller worden, waarin ook zijn grenzen tussen goed en kwaad voorgoed zouden vervagen.

Sweerts vervoegde in de zomer van 1941 de opleiding van de SS Standarte Nordwest in Arys (Oost-Pruisen). Tijdens zijn verlof thuis sprak Sweerts met zijn vroegere verzetskameraden en vroeg hen of hij niet naar Engeland zou vluchten, maar ze stuurden hem terug omdat zijn inlichtingen erg waardevol bleken. Ingedeeld bij het SS Freiwilligen Legioen Flandern kwam hij in dezelfde rangen terecht als beruchte Vlaamse collaborateurs, zoals de later gedode VNV-propagandaleider Reimond Tollenaere. Naar het Oostfront gestuurd verging het Obersturmführer Sweerts slecht: hij werd zwaargewond. De nazi’s stuurden hem terug naar België, waar zijn verzetsmakkers plots wél twijfelden aan zijn loyauteit.

“Toen hij SS’er was geworden bezocht hij ons in een Duits uniform. Hij was opgeklommen tot de rang van majoor. Rond deze tijd was hij vol lof over de Duitse oorlogsvoering. Hij verklaarde toen ook dat wie ook de oorlog won, hij er wel zonder kleerscheuren zou uitkomen”, vertelde zijn oud-strijdmakker Julien Barroo. “Ik vroeg of ik deze verrader mocht omleggen.”

Barroo kreeg van zijn leidinggevende, dr. Goffart, te horen dat Sweerts met rust moest worden gelaten, omdat zijn SS- dienstname op zijn bevel geschiedde. Enige tijd later werd Goffart opgepakt en verbrak Sweerts zijn contact met het verzet.

Tegelijk vertrouwden ook de Vlaamse SS’ers de Brusselaar niet. Bij zijn terugkeer in Brussel werd hij door de nazi’s even verhoord. Sweerts praatte zichzelf vrij en werd in de loop van 1942 naar Limburg gestuurd. Daar werd hij ingedeeld bij de douane maar ook gerekruteerd door de Staatsveiligheidsdienst (RSHA) van de nazi’s.

Roversbende van de Maaskant

Limburg was in de oorlogsjaren een knooppunt voor smokkel. Sweerts gebruikte zijn positie voor de zwarte handel in goederen, kunstwerken en deviezen. Hij werkte samen met Duitse officieren en de beruchte oorlogsburgemeester van Eisden, Paul Lambrichts. Hij omringde zich met de beruchte ‘Bende van de Maaskant’ die tussen 1942 en ’44 gezinnen brutaal beroofde.

De bende trad ook op als militie voor de nazibezetter. Talloze gevluchte Joden, geallieerde piloten, zwarthandelaren, ondergedoken krijgsgevangenen én communistische verzetslui vielen ten prooi aan Sweerts’ groep. Een deel ervan werd naar de concentratiekampen afgevoerd en kwam niet meer terug.

“Sweerts verdedigde zich later dat hij ook mensen probeerde te redden. Het klopt dat hij in sommige gevallen enkele mensen waarschuwde, maar tegelijk omringde hij zich met een roversbende, die geen scrupules had om mensen standrechtelijk te executeren. Tarzan zelf trad bruut op en verhoorde gevangenen hardhandig.” zegt Botman. “Het is in die periode dat Sweerts als repressief figuur berucht werd onder de bijnaam ‘Tarzan van Limburg’, al is hij voor sommige feiten verward geweest met collaborateur Emiel Van Thielen.”

Zijn toenmalige Limburgse vrouw, Simone Hoeven, een telefoniste uit Lanklaar, zou later verklaren dat Sweerts al ‘Tarzan’ werd genoemd in het Belgische leger “omdat hij een hond had die zo heette en zelf zoveel mogelijk in het kanaal zwom”.

Toen de geallieerden Europa binnenvielen probeerde Sweerts zelf het grote Kanaal over te steken, naar Groot-Brittannië.

SS’er wordt Brits agent

In de ochtend van 11 september 1944 liep Sweerts zonder enige moeite het bevrijde Antwerpen binnen. Hij gaf zich over aan de eerste de beste geallieerde controlepost, met de mededeling dat hij geheim agent van het Belgische verzet was. Botman: “Hij wist net op het nippertje over te lopen. Enkele dagen later hadden ze hem gevierendeeld.”

Door zijn kennis van de Duitse geheime dienst werd Sweerts voor verder verhoor naar Engeland gezonden. De Britse geheime dienst (MI5) besloot hem en zijn kennis in te zetten om achtergebleven, ondergrondse, sabotage-eenheden van de Duitse contraspionage op te rollen.

Omdat de Britten toen al wisten dat Sweerts in België gezocht werd als collaborateur, stuurden ze hem onder een dekmantel naar ons land. Tegelijk, blijkt uit rapporten die Botman kon inzien, bepleitten ze zijn zaak bij de Belgische overheid. “We wilden de auditeur-generaal ervan overtuigen dat Sweerts zich op bevel van de Belgische ondergrondse ZERO vrijwillig bij de SS en later SD aanmeldde om de desbetreffende organisaties te bespioneren van binnenuit”, schreef de MI-5-commandant van verhoorcentrum 020, R. Stephens. “Gedurende zijn verhoor gaf hij een enorme hoeveelheid betrouwbare en waardevolle inlichtingen vrij.”

Tegelijk twijfelde Stephens aan zijn karakter: “Wat het meest opvalt aan hem is zijn hang naar avontuur, zijn onstuimigheid, zijn banale grootspraak en zijn fatale praatzieke karakter”, schreef hij in een rapport. “Daarnaast is hij erg lichtzinnig, gevoelig voor vrouwelijk schoon en uiterst slordig met geld. Eigenschappen die hem ongeschikt maken om enig inlichtingenwerk in het veld te kunnen uitvoeren. Berlijn was niet zo veeleisend wat dat betreft.

Kort resumerend, zou ik van Sweerts’ persoonlijkheid willen zeggen, dat hij de belichaming van de menselijke tragedie vertegenwoordigt. Ondanks alles ben ik van mening dat Sweerts, wanneer hij ingezet wordt in sabotageoperaties, wel extreem gevaarlijk kan zijn.”

De Britten zetten hem daarop een tijd in om in detentiekampen in Nederland Duitse inlichtingenagenten en collaborateurs te ontmaskeren.

Ondanks doodstraf naar Indonesië

In Nederland sloot hij zich dan aan bij anticommunistische weergroepen die zich verzetten tegen het aanstaande verlies van de koloniën, zoals Nederlands-Indië. In 1946 werd hij bij verstek ter dood veroordeeld door het Oorlogstribunaal van Tongeren. Ondanks de Nederlandse vraag weigerde België zijn uitlevering, mogelijk op voorspraak van de Britse geheime dienst.

Sweerts voegde zich daarop bij ex-kolonialen die zich verzetten tegen de Indonesische ona’ankelijkheid en schopte het tot bevelvoerder van een huurlingenleger dat, met steun van westerse elites en inlichtingendiensten, de ona’ankelijke Republiek der Zuid-Molukken (RMS) wou afscheiden. Hij faciliteerde tevens wapensmokkel, ook vanuit België. Onwettig wapenbezit en bezit van valse paspoorten op doorreis in Brussel leken hem dan de kop te kosten. De dan 33-jarige Sweerts belandde op 28 juni 1951 voor een Belgische rechter. Hij kreeg een jaar cel en werd overgedragen aan het krijgshof in Luik, dat zijn naoorlogs doodvonnis omzette in levenslang.

Toch kwam hij dankzij advocaat Corneil Briquet in hoger beroep vrij in 1957. Een Britse contraspionage-agent droeg discreet een steentje bij door in een informele brief aan Sweerts’ advocaat de “loyauteit van Sweerts aan de geallieerde zaak te bepleiten”.

De inlichtingendiensten hadden hem ook nodig voor ‘clandestiene’ opdrachten. Sweerts mocht meteen weer aansluiting zoeken bij de Indonesische revolutionaire regering (PRRI) in ballingschap, die zouden proberen om Soekarno omver te werpen. Sweerts liet in Elsene bij drukker Michel Snijkers zelfs al nieuw PPRI-geld drukken, via een oud contact: ex-Oostfronter en letterzetter Henri van den Brempt. De geplande coup van 1958 zou uiteindelijk mislukken.

Belgische huurlingen in Congo

Officieel werd daarna van Sweerts niets meer vernomen. Tot historicus Botman twee boodschappentassen vol documenten, foto’s, agenda’s en persoonlijke eigendommen van Sweerts zelf in handen kreeg.

Daarin zaten ook nota’s over Belgische huurlingen in Congo. Zo bewijst Botman in zijn nieuw te verschijnen boek dat Sweerts in de jaren 60 in Brussel contact had met kringen rond huurlingen Jean Schramme en Bob Denard, die Katanga wilden afscheiden met als doel de pro-westerse Moïse Tshombé aan de macht te brengen.

Botman: “Sweerts had in Brussel contact met twee huurlingen die onder Schramme en Denard opereerden, namelijk een jonge Hongaar die Bela Szabados heette en een ervaren Belgische beroepsmilitair Bob Noddyn, die tussen 1962 en ’64 in Katanga actief was. Van beiden beschikte hij over een persoonsdossier, foto’s en documenten.” Szabados werd in 1963 uitgewezen naar Angola en vestigde zich daarna in België, met Sweerts als tussenpersoon.

Uit privédocumenten en getuigenissen blijkt volgens Botman ook dat Sweerts in de jaren 60 en later diverse Belgische ministers kende die voor het ministerie van Defensie, Buitenlandse Zaken en de NAVO werkten. De bekendste is volgens Botman wijlen Paul Van den Boeynants, die bij Sweerts over de vloer kwam. Hoe beiden elkaar leerden kennen blijft tot nu onduidelijk, maar het is bekend dat ‘VdB’ in die tijd, net zoals Sweerts, anticommunistische praatgroepen frequenteerde.
Botman besluit dat het niet uit te sluiten valt dat Sweerts, gezien zijn verleden, actief was als lid van het ‘stay behind’-netwerk Gladio dat in het geval van een communistische invasie het verzet moest organiseren. Sommige Gladio-leden voerden voor inlichtingendiensten ook clandestiene acties uit. Botman is er ook van overtuigd dat de Belgische geheime diensten over Sweerts activiteiten meer informatie hebben. Deze archieven zijn vooralsnog niet vrijgegeven.

Sweerts stierf in 1989 berooid aan kanker na een laatste mislukte baan als whisky-importeur. Botman: “Uiteindelijk is hij altijd een marionet geweest van allerlei inlichtingendiensten, zowel van staten als de privésector, tot ze hem niet meer nodig hadden.”

De Tarzan van Limburg door Jochem Botman verschijnt deze maand bij Uitgeverij Aspekt, 526 pagina’s.

Bron » De Morgen | Maarten Rabaey

Hoe een Franse huurling de geschiedenis van de Comoren schreef

De eilandenarchipel van de Comoren heeft op zijn zachtst gezegd een bewogen geschiedenis: er waren maar liefst negentien staatsgrepen sinds de archipel in 1974 ona!ankelijk werd van Frankrijk. De meeste coups waren het werk van pro-Franse huurlingen die in de Koude Oorlog het communisme bestreden. Ook vandaag zijn de fortuinsoldaten nooit ver weg. Alleen zijn hun broodheren deze keer privé-investeerders. ‘Ze willen er een belastingloze vrijhandelszone van maken in de Straat van Mozambique.’

De Comoren hebben in de loop van vorige week zeven vermoedelijke huurlingen uitgewezen naar Frankrijk. Die zaten daar in de cel nadat ze in december 2001 opgepakt waren op beschuldiging van betrokkenheid bij een mislukte staatsgreep.

Toen probeerde een groep van dertien gewapende huurlingen, vooral Fransen, de controle te verwerven over het kleinste Comoreneiland Moheli en het regime van de militaire leider Assoumani omver te werpen. De fortuinsoldaten liepen evenwel in een hinderlaag van Comorese soldaten. Drie huurlingen werden doodgeschoten en drie anderen gelyncht.

De rest werd zonder enige vorm van proces opgesloten in de hoofdstad Moroni. Na hun arrestatie bekenden de overlevenden dat ze gerekruteerd waren door tussenpersonen die handelden in opdracht van de gewezen Comorese minister van Binnenlandse Zaken Saïd Achim Achirafi, die in Frankrijk in ballingschap leeft.

Niemand keek nog op van de couppoging. Huurlingenoperaties en staatsgrepen zijn de laatste decennia gebruikelijk geworden in de Comorese machtspolitiek, tot scha en schande van de lokale bevolking. Dat pad werd vooral uitgetekend door de Franse huurling Bob Denard.

De huurlingen van Denard (73), die in de jaren zestig vocht aan de zijde van de secessionisten in de Kongolese ertsprovincie Katanga, werden ‘les affreux’, de verschrikkelijken, genoemd en kregen door die reputatie meerdere ‘opdrachten’ in Afrika. Die vonden, zoals hij zelf toegeeft, plaats in opdracht van Frankrijk en de VS. Denard landde voor het eerst op de Comoreneilanden in 1975, waar hij een staatsgreep steunde. In 1979 keerde hij terug naar de Comoren om er president Abdallah aan de macht te brengen.

De wereld bevond zich toen in het putje van de Koude Oorlog en het rechtse apartheidsregime in Pretoria en de Amerikaanse inlichtingendienst CIA wilde koste wat het kost de controle behouden over de Comoren, wegens zijn strategische ligging ten opzichte van communistisch Mozambique. In dat noordoostelijke buurland van Zuid-Afrika bevocht het door de USSR gesteunde Frelimo de door Pretoria gesteunde rebellen van Renamo. Denard bewaakte er onder meer een communicatie-installatie die Zuid- Afrika gebruikte om het Frelimo af te luisteren. Denard zou er tot 1989 hoofd van de presidentiële garde zijn maar moest halsoverkop vertrekken na de dood van Abdallah, die wellicht in zijn opdracht werd vermoord. De laatste keer liet hij van zich horen in 1995 bij een nieuwe staatsgreep op de Comoren, die door het Franse leger werd onderdrukt. Hij verscheen toen uiteindelijk voor een Frans hof van assisen voor de moord op Abdallah maar werd vrijgesproken.

Denards geest is echter nooit meer uit de Comoren verdwenen. Alleen worden zijn methodes nu niet alleen gebruikt door staten maar ook door private financiële kringen. “Toen in 1997 Servische huurlingen op het punt stonden om secessionisten te helpen op het Comoreneiland Anjouan was dat vooral om ten gunste van zekere financiële milieus een oud idee van Denard te verwezenlijken: een belastingloze vrijhandelsszone maken van het eiland, dat met zijn uiterst diepe haven op een strategische handelsroute ligt aan het begin van het Kanaal van Mozambique”, schreven Philippe Chapleau en François Misser in hun boek Mercenaires S.A. in 1998. Anjouans secessieplannen hebben uiteindelijk vorm gegeven aan de huidige ‘Unie van de Comoren’.

In een omstreden referendum spraken de bewoners zich uit voor afscheiding in januari 2000, maar lang duurde dat niet: de militaire junta liet het eiland weer innemen. Coupleider Azali Assoumani liet zich in april vorig jaar verkiezen tot president bij frauduleuze verkiezingen en stond Anjouan en Moheli beperkte autonomie toe. Het land zit sindsdien in een fragiele transitiefase en is dan ook nog altijd beducht voor een nieuwe staatsgreep. De recente uitwijzing van de zeven Franse huurlingen zette die vrees nog eens extra in de verf.

Bron » De Morgen | Maarten Rabaey