Doek valt definitief over proces-Cools

Het parket-generaal bij het Hof van Cassatie ziet geen reden om het arrest over de onontvankelijkheid van de strafvordering in het proces Cools te verbreken. Het hof van assisen van Namen had op 17 januari beslist dat de vervolgingen tegen Richard Taxquet (59) en Domenico Castellino (61) onontvankelijk waren omdat de redelijke termijn overschreden overschreden was. Dat arrest maakte een vroegtijdig einde aan het derde assisenproces in verband met de moord op PS-kopstuk André Cools.

Taxquet en Castellino werden ervan beschuldigd de opdrachtgevers te zijn voor de moord op 18 juli 1991 van André Cools, minister van Staat en toenmalig burgemeester van Flémalle. Het hof van assisen van Namen oordeelde op 17 januari echter dat de redelijke termijn overschreden was en de uitoefening van de rechten van de verdediging daardoor onherroepelijk in het gedrang kwam. Het nieuwe assisenproces kwam immers meer dan 25 jaren na de feiten en een aantal getuigen was inmiddels overleden.

Het Luikse parket-generaal was tegen die beslissing naar het Hof van Cassatie getrokken maar de advocaat-generaal bij Cassatie, Damien Vandermeersch, maakte vandaag duidelijk dat de argumenten van het Luikse parket-generaal in zijn ogen geen voldoende reden waren om het arrest van het Naamse assisenhof te verbreken. Het Hof van Cassatie spreekt deze namiddag zijn arrest uit.

Richard Taxquet werd reeds tot 20 jaar gevangenisstraf veroordeeld dor het hof van assisen van Luik. Domenico Castellino werd eveneens veroordeeld tot 20 jaar celstraf door het assisenhof van Luik, een eerste keer bij verstek in 2004, de tweede keer in 2007. Beiden trokken naar het Europees Hof voor de Rechten van de Mens en voerden daar met succes aan dat ze geen recht hadden gehad op een eerlijk proces, wat leidde naar het derde assisenproces in Namen.

Bron » De Morgen

Hoe de Luikse PS clanoorlog na clanoorlog haar macht verkwanselde

Nog altijd is de afdeling in Luik de grootste van de hele Parti Socialiste. Toch hebben de Luikse socialisten amper nog macht, niet in de partij, niet erbuiten. Een nieuw boek vertelt het zinderende verhaal van die neergang.

“And the butchery begins” – “Laat de slachtpartij starten”, aldus spreekt de vileine machtspoliticus Frank Underwood in de tv-serie ‘House of Cards’ over zijn bloedige mars door de instellingen. Het citaat had ook aan het begin van ‘Histoire secrète du PS Liègeois’ kunnen staan, een fascinerend verslag van opkomst en verval van de Parti Socialiste in Luik van François Brabant, politiek journalist bij het Franstalige weekblad Le Vif.

De woorden zijn er zelfs letterlijk van toepassing, want het boek begint met een bijna cinematografische reconstructie van de moord op André Cools op 18 juli 1991 op een parkeerplaats in Luik. Voor François Brabant is de gewelddadige dood van deze titaan van het Luikse socialisme de eerste dominosteen die valt in een adembenemende lange rij.

Die heeft uiteindelijk ’s lands grootse afdeling van de PS gebracht waar ze vandaag staat: op het zijspoor van de macht. De laatste Luikse PS-vicepremier was Laurette Onkelinx, maar die vluchtte naar Brussel in 2001. De laatste overblijvende sterke man, Jean-Claude Marcourt, mocht ook in deze regeerperiode alweer geen minister-president worden.

Dat de Luikse PS in de eigen partij gewantrouwd en geïsoleerd staat, heeft ze grotendeels aan zichzelf te danken. Met een smakelijk oog voor detail reconstrueert Brabant clanoorlog na clanoorlog. De onderlinge haat gaat ver. Zo zou Michel Daerden zijn rivaal en nierpatiënt Guy Mathot bewust afgemat hebben met slopende vergaderingen, tot de vervroegde dood erop volgt. In steeds wisselende allianties maken de Luikse socialisten elkaar af, tot angst en afkeer van de rest van de partij.

André Cools is niet de enige die ook letterlijk ten onder gaat in die hevige interne strijd. Drie van zijn meest getalenteerde en populaire opvolgers overlijden vroegtijdig in verschillende omstandigheden. Eerst Alain Van der Biest, vanop wiens kabinet de moord op Cools werd geregeld. Van der Biest, een tijdlang zelf verdacht van betrokkenheid als opdrachtgever, kan de verdachtmakingen niet meer aan en pleegt in 2002 zelfmoord.

Maar ook over Guy Mathot en Michel Daerden moet inmiddels in de verleden tijd gepraat worden, allebei gestorven aan een te gulzig leven waarin macht niet de enige verslaving was. “Ik heb sloten geld verdiend. Ik heb geneukt met alle vrouwen die ik wou. Ik heb alle mandaten veroverd die ik najoeg. Maar ik heb een kloteleven gehad”, citeert Brabant de in 2012 overleden Daerden.

Van Daerden, maar ook van Van der Biest of Mathot toont ‘Histoire secrète’ een veelzijdiger, menselijk beeld dat zeker in Vlaanderen amper bekend is. Guy Mathot, gestorven in 2005, bijvoorbeeld blijkt behalve een magneet voor affaires, ook een erg gewaardeerd en sluw strateeg geweest te zijn. De slimste van allemaal, maar verraden door zijn temperament.

Michel Daerden, stinkend rijk geworden als revisor van door de PS gecontroleerde overheidsinstellingen, wordt dan weer neergezet als een ware machtspoliticus. Een Frank Underwood van vlees en bloed, die zich lang met machtsconcentratie achter de schermen moest tevreden stellen, omdat hij … geen déclic maakte bij het grote publiek. Tot zijn gefilmde en op YouTube verspreide dronkenmansinterview na de verkiezingen van 2006 en hij plots een symbool van rebelse antipolitiek wordt. Eindelijk is Daerden beroemd, maar politiek kalft zijn macht juist af en het resterende vedettisme betekent zijn fysieke ondergang: Caesar wordt Caligula.

Te makkelijk wordt de Maas-variant van de Parti Socialiste gevangen in het cliché van maffia. De PS in Luik is geen georganiseerde bende van misdadigers. Wat ze met de maffia wel gemeen heeft is de structuur in clans, die elkaar bekampen om de macht maar evengoed ook weer kunnen samenspannen tegen een gemeenschappelijke vijand, in dit geval meestal elders binnen de eigen partij. Dit boek nuanceert fel het (Vlaamse) beeld van de PS als een hiërarchische, eenkennige machine. Geen enkele voorzitter, ook Di Rupo niet, kan, durft of wil de Luikse afdeling onder de knoet houden.

Die brutale politieke stijl vindt wellicht mede haar oorsprong in de nog verse arbeidersachtergrond van de meeste protagonisten. Velen, zoals burgemeester Willy Demeyer, Gaston Onkelinx of Michel Daerden, komen uit een arbeidersbroek geschud, uit de ruwe, industriële agglomeratie van Luik.

Dat brengt ook machismo mee. Vergaderingen worden er belegd in achterafzaaltjes van de lokale sporthal, waar de enige gedulde vrouwelijke aanwezigheid komt van kortgerokte secretaresses die de overvloedige wijn aanreiken.

Geen wonder dat Laurette Onkelinx er, eens ze de top bereikt heeft als vice in de paars-groene regering, vertrekt. Haar verhuizing naar de hoofdstad heeft met haar privéleven te maken en met de (geslaagde) missie om de PS ook weer in Brussel op de kaart te krijgen maar ook met een vlucht voor die voortdurende en zelfvernietigende machtsstrijd.

Wat dit boek vandaag politiek relevant maakt, is het inzicht dat er met de sneuvelende poppetjes in Luik ook een methode van politiek bedrijven aan het verdwijnen is. De neergang van de Luikse (en Waalse) economie afstoppen was de oprechte politieke drijfveer van de generatie-Cools.

Als linkse interventionisten dachten Cools en zijn volgelingen dat te bereiken door de overheid in zo veel mogelijk sectoren zelf te laten tussenkomen. Het marshallplan van Marcourt in de Waalse regering is daar de, zeg maar, links-liberale update van.

Het palmares van de authentieke ‘Luikse’ variant van overheidseconomie is op zijn best verdeeld te noemen. De creatie van de Waalse nutsmastodont Tecteo, actief in windmolens en digitale tv en alles daartussen, zou je een succes kunnen noemen. De besteding van het vele overheidsgeld heeft daarnaast ook aangezet tot misbruik en onkunde. Luik zelf is een prachtig gerenoveerde stad, maar de grensgemeentes als Seraing, Herstal of Saint-Nicolas blijven industriële kerkhoven van massawerkloosheid.

Niet alleen de nazaten van Cools zijn ‘op’, ook hun verhaal is dat. De opkomst van de radicale PTB in de Luikse buitenwijken illustreert pijnlijk dat veel kiezers de beperkingen van het bestuurlijke PS-discours inzien. En nu de partij federaal in de oppositie zit, wordt zelfs dat bestuurlijke verhaal moeilijker om te vertellen.

Een politieke thriller die smeekt om verfilming, een brutaal shakespeareaans machtsdrama en bovenal een uitzonderlijk voorbeeld van hedendaagse politieke geschiedschrijving: Histoire secrète du PS Liègeois is het allemaal.

De vaderlandse politiek heeft een literaire geschiedenis van wegwerpboekjes uit kiescampagnes en interessante memoires, maar amper van journalistieke geschiedschrijving – Hugo De Ridder terzijde. François Brabant illustreert treffend hoe jammerlijk dat is. Zoals ze op Twitter zeggen: #mustread.

Bron » De Morgen

Bernard Cheynel: “Ik heb de PS vier miljoen euro smeergeld betaald”

Een Franse tussenpersoon, Bernard Cheynel, bevestigt in een boek dat hij smeergeld heeft betaald voor wapencontracten. In het boek zegt Cheynel dat hij in het verleden ongeveer 4 miljoen euro heeft betaald aan de PS in het dossier van het vernieuwingsprogramma Sagem-Mirsip van de gevechtsvliegtuigen Mirage V. Dat schrijft de krant Le Soir vandaag.

Cheynel beschuldigt onder meer wijlen PS-voorzitter Guy Spitaels, maar ook gewezen minister van Defensie Guy Coëme en Merry Hermanus. Die twee laatsten ontkennen de beschuldigingen. Ook de voormalige kabinetschef van Coëme, Jean-Louis Mazy, wordt genoemd.

Volgens Cheynel werd in het contract van Sagem-Mirsip ter waarde van 100 miljoen euro een commissie van 4 à 5 procent betaald. De betaling verliep via Sabca, het Belgische bedrijf dat voor de helft in handen is van het Franse concern Dassault.

Het Belgische gerecht heeft lang gedacht dat er in het dossier smeergeld is betaald, maar de onderzoeksrechters zijn er nooit in geslaagd om dat hard te maken. Het dossier verjaarde in 2008.

Bron » De Morgen

Krijgen spionnen hun ‘M’?

De Franstalige socialisten zijn ontevreden over de manier waarop de Staatsveiligheid functioneert. Ze hebben een kandidate klaar om de inlichtingendienst te gaan leiden. ‘Een vrouw aan het hoofd zou een sterk signaal zijn.’

Het vijfjarige mandaat van Alain Winants, de topman van de Staatsveiligheid die een uitgesproken liberaal etiket draagt, verstreek al in 2011. Sindsdien is hij administrateur-generaal ad interim. De kans dat hij een nieuw mandaat krijgt, is zo goed als onbestaand. Het Comité I, het orgaan dat de inlichtingendiensten controleert, publiceerde in augustus een vernietigend rapport over de veiligheidsdienst.

Het onderzoek naar de manier waarop organisaties als Scientology en Sahaja Yoga politici benaderen, werd als ‘problematisch’ omschreven. De inhoud van dat geheime rapport van de geheime dienst – inclusief de namen van de genoemde politici – lekte dit voorjaar uit in deze krant.

De Franstalige socialisten schuiven nu Pascale Vandernacht naar voor als opvolger. Vandernacht is sinds 2007 aan de slag als magistraat bij de Raad van State. Daarvoor was ze kabinetsmedewerker van PS-vicepremier Laurette Onkelinx toen die bevoegd was voor Justitie.

Op het kabinet-Onkelinx schreef Vandernacht het wetsontwerp over de bijzondere opsporingsmethodes voor de inlichtingendiensten. Dat ontwerp raakte in eerste instantie niet tijdig door het parlement, maar werd uiteindelijk in 2010 goedgekeurd.

Sindsdien mogen de Staatsveiligheid en de militaire inlichtingendienst ADIV woningen doorzoeken en er voorwerpen wegnemen zonder dat de eigenaars op de hoogte zijn. Ze mogen valse vennootschappen oprichten, binnenbreken in computersystemen en grasduinen in alle databanken van de overheid, zelfs die van de politie.

De enige keer dat er een vrouw de inlichtingendienst leidde, was tussen 2000 en 2002 met Godelieve Timmermans. “Een nieuwe vrouw aan het hoofd van de Staatsveiligheid zou een sterk signaal zijn”, klinkt het in regeringskringen.

Onnozelaars

Belangrijker is evenwel dat de PS, en premier Elio Di Rupo in het bijzonder, er op staan om een vertrouwensband met de geheime diensten te hebben. In de Wetstraat 16 heerst grote ontevredenheid over de manier waarop de Staatsveiligheid omgegaan is met het dossier van de hacking bij Belgacom.

“Op de vergadering waar die zaak besproken werd, kregen we nagenoeg geen informatie. Ofwel wilden ze die niet geven en proberen ze de controle van politici te ontvluchten, ofwel hebben ze niets gezien en zijn het onnozelaars”, klinkt het.

Over de hacking bij de kanselarij van de eerste minister en het departement Buitenlandse Zaken valt dezelfde kritiek te horen. De nieuwe administrateur-generaal wordt normaal gezien een Franstalige. Mocht het toch een Vlaming worden, dan heeft de PS ook een kandidaat om de nummer 2 van de organisatie te worden: Pascal Petry, de veiligheidsadviseur op het kabinet van de premier.

Bron » De Morgen

PS wil vrouw aan hoofd Staatsveiligheid

De Franstalige socialisten zijn niet alleen ontevreden over de manier waarop de Staatsveiligheid functioneert. Ze hebben ook een kandidate klaar om de dienst te gaan leiden: Pascale Vandernacht.

Deze magistrate bij de Raad van State was in een vorig leven kabinetsmedewerkster van PS-vicepremier Laurette Onkelinx. Vandernacht schreef er onder meer het wetsontwerp over de bijzondere opsporingsmethoden voor de inlichtingendiensten. Bij de PS en premier Di Rupo wordt het belang van een vertrouwensrelatie met de inlichtingendiensten benadrukt.

In de Wetstraat 16 valt zware kritiek te horen op de manier waarop de Staatsveiligheid het dossier van de hacking bij Belgacom heeft opgevolgd. “Op de vergadering waar die zaak besproken werd, kregen we nagenoeg geen informatie. Ofwel wilden ze die niet geven en proberen ze de controle van politici te ontvluchten, ofwel hebben ze niets gezien en zijn het onnozelaars”, klinkt het scherp. Over de hacking bij de kanselarij van de eerste minister valt dezelfde kritiek te horen.

Bron » De Morgen