Staatsveiligheid mag binnenkort afluisteren

Ook Belgische inlichtingendiensten mogen binnenkort bijzondere opsporingsmethodes gebruiken. Het Ministerieel comité voor Inlichtingen en Veiligheid heeft een wetsontwerp goedgekeurd dat de Staatsveiligheid en de militaire inlichtingendienst ADIV de mogelijkheid geeft bijzondere opsporingsmethodes (BOM) te gebruiken.

Dat betekent niet alleen het aftappen van telefoonverkeer en andere communicatie, maar ook infiltratie met undercoveragenten, het opzetten van dekmantelfirma’s, inkijk- en afluisteroperaties in woningen zonder dat de bewoners daar weet van hebben, controle van bankverrichtingen en het binnendringen in informaticasystemen.

Terwijl de federale politie en vrijwel alle buitenlandse inlichtingendiensten al enige tijd gebruik mogen maken van bijzondere opsporingsmethodes, mag de Staatsveiligheid dat nog altijd niet. De militaire geheime dienst beschikt wel al over afluistermogelijkheden, maar dan enkel in het kader van buitenlandse militaire opdrachten om de eigen troepen of geallieerden te beschermen.

Minister van Justitie Laurette Onkelinx (PS) had in het begin van de legislatuur een wettelijk initiatief aangekondigd om de inlichtingendiensten meer armslag te geven. “In vergelijking met de buitenlandse diensten begon onze Staatsveiligheid een beetje op een verwaarloosd kind te lijken”, stelde minister Onkelinx. In het kader van de strijd tegen het terrorisme oordeelt de minister dat het zo niet verder kan.

Om eventuele misbruiken te voorkomen bouwt de regering een reeks waarborgen in. Zo moet elke toepassing van de BOM eerst de goedkeuring krijgen van een speciale commissie, bestaande uit drie magistraten, die werkt onder het gezag van de ministers van Justitie en Landsverdediging.

De nieuwe technieken kunnen enkel worden gebruikt als er “ernstige bedreigingen zijn voor de inwendige veiligheid van de staat en het voortbestaan van de democratische en grondwettelijke orde, de uitwendige veiligheid van de staat en de internationale betrekkingen, het wetenschappelijk en economisch potentieel” en indien die bedreigingen te maken hebben met spionage, terrorisme, extremisme, proliferatie, schadelijke sektes of criminele organisaties. De geheime diensten moeten rekening houden met het beroepsgeheim van advocaten en geneesheren en het bronnengeheim van journalisten.

Bron » De Morgen

Legerkringen al eerder in verband gebracht met extreem-rechts

Het leger wordt niet voor het eerst in verband gebracht met pogingen de staat te ondermijnen. In de zomer van 1983 kwam bij een huiszoeking na een ernstig straatincident aan het licht dat militairen in het hoofdkwartier van de NAVO in Evere geheime documenten hadden ontvreemd. De militairen bleken ook lid van de organisatie Westland New Post, een extreem-rechtse paramilitaire organisatie. Bij huiszoekingen treffen de speurders ook decodeermachines aan uit het NAVO-hoofdkwartier.

De daders van de diefstallen zegden later dat ze wilden aantonen dat de NAVO een kaas is met gaten en dat de Sovjets zonder moeite aan vertrouwelijke informatie konden geraken. Toen Westland New Post verder werd doorgelicht, bleken ook leden van de Staatsveiligheid lid van de organisatie. Zij beweerden evenwel dat het in opdracht was.

Westland New Post heeft niet alleen meerdere moorden op zijn geweten, er was ook de verdachte zelfmoord van de leider, Paul Latinus. De organisatie werd in 1985 ook in verband gebracht met de Bende van Nijvel. Bij een van de aangehouden leiders van de privé-militie ontdekte de rijkswacht immers een kogelvrij vest, dat hoogstwaarschijnlijk afkomstig is van een van de moordende overvallen die de bende pleegde.

De Bende van Nijvel terroriseerde halfweg de jaren tachtig het land met moordende raids op warenhuizen, maar de speurders slaagden er niet in ze te ontmaskeren. Duidelijk is wel dat de gangsters een klimaat van grote onrust zaaiden. Zonder het hard te kunnen maken, werd in die periode de naam van de gewezen BOB’er Madani Bouhouche gelinkt aan de Bende.

Bouhouche, vorig jaar overleden in Zuid-Frankrijk, werd ook verdacht van een aanslag op de directeur van de wapenfabriek FN, Juan Mendez, en van andere aanslagen. Het is de tijd dat ook de rijkswacht, die op dat ogenblik nog onder Landsverdediging viel, regelmatig in verband werd gebracht met pogingen om het land te ondermijnen.

De politiek bleef in het spel niet buiten beeld. Met name de PSC zat in een verdacht schuitje. Binnen de partij had minister Paul Vanden Boeynants de ‘studiedienst’ CEPIC opgericht, een extreem-rechtse vleugel, die vaak als aanstoker wordt gezien. In 1973 maakte die CEPIC volgens een oud-lid van het Speciaal Interventie-eskadron (SIE) van de rijkswacht zelfs deel uit van een complot om samen met de elite van de rijkswacht en militairen een heuse Belgische staatsgreep te plegen, naar het voorbeeld van de Griekse kolonels.

De duivel die een engel werd

Philippe Lacroix (47) is een van de laatste misdadigers die in dit land tot de doodstraf zijn veroordeeld. Samen met de Kosovaar Basri Bajrami (51) werd hij op 20 januari 1994 door het hof van assisen in Brussel veroordeeld voor een hele reeks gewapende overvallen en voor de ontvoering van oud-premier Paul Vanden Boeynants. Zijn straf werd automatisch omgezet in levenslang. Bendeleider Patrick Haemers had in januari 1994 ook moeten terechtstaan in Brussel, samen met zijn twee trouwe luitenanten Lacroix en Bajrami. Maar ‘Le Grand Blond’ Haemers pleegde in mei 1993 zelfmoord in zijn cel in de gevangenis van Sint-Gillis.

Philippe Lacroix werd geboren op 2 november 1952 in Ukkel, als zoon van Albert Lacroix en Emma Franco. Zijn ouders gingen uit elkaar tijdens zijn puberteit. Philippe groeide op in Italië, Frankrijk en Sint-Lambrechts-Woluwe. Patrick Haemers, ook van Woluwe, was een jeugdvriend. De twee frequenteerden dezelfde café’s, werden boezemvrienden en raakten samen op het slechte pad. Philippe Lacroix genoot nooit dezelfde belangstelling van de pers als de mediagenieke ‘Grand Blond’ Patrick Haemers. Maar politiebronnen zijn het erover eens dat Lacroix het brein van de bende was en dat hij minstens op hetzelfde niveau stond als zijn vriend Patrick Haemers.

Haemers en Lacroix waren buitenbeentjes in het klassieke banditismemilieu. Geen van beiden kwam uit een kansarm milieu. Haemers kwam zelfs uit de gegoede middenklasse. De moeder van Lacroix was kleermaakster, zijn vader kaderlid.

Hun overvallen waren listiger, gewaagder en spectaculairder dan wat België ooit gekend had. Medio jaren tachtig pleegde de bende van Haemers verschillende gewelddadige overvallen op banken en geldtransporten. Bij die overvallen vielen drie doden: twee bij een postoverval in Verviers en één bij een overval op een geldtransport op de E40 in Groot-Bijgaarden. Lacroix werd bij zijn proces in 1994 alleen voor die laatste overval veroordeeld. De geldkoerier Ronny Croes (23) kwam in Groot-Bijgaarden om het leven toen de gangsters de geldtransportwagen opbliezen.

De spectaculaire raids van de bende volgden mekaar op. Op 13 augustus 1987 bevrijdden Lacroix en enkele medeplichtigen de opgepakte Patrick Haemers uit een celwagen die in Heverlee voor het rode licht stond. Haemers vluchtte prompt naar Brazilië. Hij kwam terug telkens als een grote slag geslagen moest worden.

Op 14 januari 1989 ontvoerde de bende-Haemers oud-premier Paul Vanden Boeynants, het misdrijf waar ze de geschiedenis mee in zouden gaan. Ze sloten Vanden Boeynants een maand lang op in een villa in het Franse Le Touquet en streken 63 miljoen Belgische frank losgeld op. Daarna namen ze de vlucht. Een jaar later liep Haemers tegen de lamp in Brazilië. Lacroix vluchtte ook naar Zuid-Amerika. Naar Uruguay, Argentinië, Brazilië en uiteindelijk naar Colombia. Daar werd hij in maart 1991 opgepakt.

Van maart ’91 tot december 2004 zat Lacroix onafgebroken in de cel, met één klein intermezzo. Op 3 mei 1993 ontsnapte hij samen met Basri Bajrami en de ontsnappingskoning Kapllan Murat op een spectaculaire manier uit de gevangenis van Sint-Gillis. De beelden van hun ontsnapping gingen de wereld rond: de drie namen gevangenisdirecteur Harry Van Oers mee, met een cipier als schild op de motorkap van hun wagen. Voor Philippe Lacroix duurde de vrijheid maar vier dagen. Hij werd op straat opgepakt, in Laken. Daarna werd het stil rond hem.

Lacroix legde zich neer bij zijn gevangenschap en wachtte geduldig tot hij vrijkwam. Ondertussen maakte hij in de gevangenis zijn middelbare school af, studeerde hij Spaans en Italiaans en haalde hij een diploma in de Germaanse filologie. Hij legt momenteel de laatste hand aan zijn thesis over de roman Regeneration van de Engelse schrijfster Pat Barker.

Philippe Lacroix is sinds 22 december 2004 voorwaardelijk vrij. Hij kwam sindsdien niet meer in contact met het gerecht.

Bron » De Standaard