Asco-voorzitter Roger Boas overleden

Roger Boas, de voorzitter van het defensie- en luchtvaartbedrijf Asco Industries, is afgelopen donderdag op 68-jarige leeftijd overleden. Dat blijkt uit een overlijdensbericht in enkele kranten.

Boas kwam in 1971 aan het hoofd te staan van het familiebedrijf Asco, gespecialiseerd in de levering van militair materieel. De zakenman kwam eind 1991 volop in de media-aandacht, toen een correctionele rechter hem in Brussel veroordeelde tot 15 maanden voorwaardelijk en een geldboete van 500.000 Belgische frank voor valsheid in geschrifte en fiscale fraude.

De veroordeling had betrekking op het zogenaamde ‘pantsercontract’, dat Asco bij Defensie binnenhaalde voor de levering van ruim 1.000 pantserwagens voor het Belgisch leger. Dat contract was 23 miljard Belgische frank waard. Boas zou het contract binnengehaald hebben omdat hij een goede vriend was van toenmalig minister van Defensie Paul Vanden Boeynants.

Maar dat Boas smeergeld zou betaald hebben aan Vanden Boeynants, zoals sommigen beweerden, werd nooit bewezen. Wel werd hij veroordeeld voor het niet opnemen in de boekhouding van ‘geheime’ commissielonen ter waarde van 163 miljoen Belgische frank en het uitschrijven van valse facturen voor 40 miljoen Belgische frank.

Boas werd voorts gelinkt aan een netwerk van luxecallgirls (Tuna-netwerk), die in de jaren zeventig ‘diensten’ zou hebben aangeboden om bepaalde contracten binnen te rijven onder meer voor de bouw van hospitalen in Saoedi-Arabië. Er liep later een gerechtelijk onderzoek naar het Tuna-netwerk, maar ook dat leverde niets op.

Roger Boas legde in 1992 al zijn mandaten in het familiebedrijf neer, maar via een arrest van het hof van beroep bekwam hij in 1995 herstel in eer en rechten. Nadien werd hij opnieuw voorzitter van de raad van bestuur van Asco.

In 2004 werd de ex-wapenhandelaar benoemd tot Officier in de Orde van Leopold II.

Bron » De Standaard

Een overzicht van de meest markante ontsnappingen in België

De ontsnapping van 28 gedetineerden, vrijdagnacht uit de gevangenis van Dendermonde, is nooit vertoond in ons land. Het gaat om het hoogste aantal in één keer in de recente geschiedenis. Maar in het verleden waren er nog meer opmerkelijke ontsnappingen die voor deining zorgden. Hieronder volgt een beperkt overzicht.

De ontsnapping van kindermoordenaar Marc Dutroux, staatsvijand nummer één, op 23 april 1998 is ongetwijfeld de meest ophefmakende. Dutroux ontsnapte niet uit de cel. Hij bevond zich die bewuste dag in het justitiepaleis van Neufchateau waar hij het wapen van zijn bewaker ontfutselde en het op een lopen zetten. Dutroux carjackte een wagen en sloeg op de vlucht. Enkele uren later werd hij gevat in een bos aan de Franse grens.

De ontsnapping van Murat Kapllan, Basri Bajrami en Philippe Lacroix – die twee laatste waren lid van de bende van Patrick Haemers – zette vijf jaar eerder het land in rep en roer. Het drietal ontsnapte op 3 mei 1993 op zeer spectaculaire wijze uit de gevangenis van Sint-Gillis. Ze gebruikten pistolen en handgranaten en gijzelden de gevangenisdirecteur Harry Van Oers.

Na hun vlucht uit Brussel werden ook nog twee gezinnen, in Kortenberg en in Tremelo, gegijzeld. Murat Kapllan draagt de titel van ontsnappingskoning. Hij slaagde er een zestal keer in aan zijn bewakers te ontsnappen, onder meer in de strafinstellingen van Brugge en Vorst en uit een cel bij de Brusselse BOB. Ook bij een huiszoeking, hoewel geboeid, kon hij de benen nemen.

Op 16 juli van dit jaar zorgde hij nog eens voor heisa door niet terug te keren uit penitentiair verlof naar de gevangenis van Ittre. Bijna twee weken later werd hij gevat en weer achter de tralies gestopt. Eenzelfde titel van ontsnappingskoning is er voor veroordeelde Niek Bergmans. Die man slaagt er steeds in via acrobatische toeren te ontsnappen. Op 15 juli van dit jaar vluchtte hij uit de zwaar bewaakte gevangenis van Brugge door over meerdere hekken en muren te klauteren.

In 1999 ontsnapte hij al eens in Zweden door een opening van amper 16 centimeter breed. In 2004 was Bergmans de eerste gedetineerde ooit die uit de gevangenis van Tongeren kon ontsnappen. Hij maakte gebruik van een pingpongtafel en een dunne elektriciteitskabel om over een negen meter hoge muur te klauteren.

In 2001 liet een cipier uit de gevangenis van Antwerpen de Nederlandse gangster Willem De Wolf ontsnappen. De man kreeg een cipiersuniform en wandelde gewoon de gevangenis uit. De cipier dacht een gouden zaak te hebben gedaan: hij kreeg een tas met 250.000 euro, maar dat geld bleek vals. Ontsnappingen lijken soms zo uit een actiefilm te komen. Zo sprong overvaller Karim Bouzitoune op 14 december 1999 uit het raam op de derde verdieping van het Brusselse justitiepaleis. Zijn ontsnappingspoging mislukte maar enkele maanden later lukte het tijdens een gevangenistransport in Asse wel.

Roofmoordenaar Maxime Vandenbussche liet zich in 2000 met de vork van een heftruck over de gevangenismuur van Leuven-Centraal hijsen. Ontsnappingen zijn soms spectaculair, soms ook helemaal niet. Een bekende truc is de identiteitswissel waarbij de gedetineerde de identiteit van iemand anders, een bezoeker of collega die op het punt staat vrijgelaten te worden, inneemt. Deze truc werd onder meer toegepast door Nordine Benallal, die in februari 2001 de plaats van zijn broer innam. De beruchte crimineel kon de laatste jaren al vier keer ontsnappen.

Ook Billal Ould Haj kon in juli van dit jaar de gevangenis van Vorst buiten wandelen door zich uit geven voor een celgenoot. Andere klassiekers zijn het doorzagen van tralies, het graven van een tunnel of het aaneenknopen van lakens. Hulp van buitenaf of van binnenuit verhoogt in belangrijke mate de kans op succes. De laatste jaren daalde het aantal gevangenen dat ontsnapte.

In 1995 waren er nog 105 ontsnappingen, vorig jaar waren het er 17 en dat op een veel groter aantal gedetineerden. Door de massale ontsnapping van vrijdagnacht in Dendermonde zal het cijfer voor 2006 wel opnieuw de hoogte in worden gejaagd. Ontsnappen op zich is niet strafbaar. Het gebruik van geweld of vernielen van infrastructuur is dat wel. Ook het verlenen van hulp bij een ontsnapping is strafbaar.

Bron » Het Nieuwsblad

Zinloos geweld anno 1980, getekend Kaplan Murat

‘De stad kan weer rustig slapen. Degene die door sommigen is omschreven als een gevaarlijke crimineel zit opnieuw achter de tralies.’ Nadat hij zich op 28 juli had overgegeven aan de federale politie schreef Kaplan Murat een open brief. De gangster vroeg begrip voor zijn twee weken lange vlucht. Niets rechtvaardigde volgens hem al die jaren gevangenisstraf, want, zo schreef hij, ‘ik heb nooit iemand verkracht of vermoord.’ Maar daar denken ze in Mechelen, 26 jaar na de dood van Paul Schaerlaeken, nog altijd anders over.

Elf oktober 1980. Een druilerige vrijdagnacht. Over de Mechelse Leermarkt weerklinkt het gebonk van fuifmuziek. Voor jeugdhuis Asgard lopen groepjes jongeren af en aan. Het is even over middernacht en op de dansvloer is het drummen voor een plek. Het Koninklijk Atheneum heeft een thé dansant georganiseerd.

Ober Paul Schaerlaeken heeft amper tijd om naar de muziek te luisteren. Hij is voortdurend in de weer met volle dienbladen. Voor hij naar het jeugdhuis vertrok, heeft Paul thuis zijn 23ste verjaardag gevierd. Zijn negen broers en zussen kwamen hem feliciteren. Grote cadeaus waren er niet: de familie Schaerlaeken is een arbeidersgezin uit een sociale woonwijk. Sinds zijn moeder twee jaar geleden stierf en zijn oudere broer en zus trouwden, is Paul, de vierde in de rij, een van de grootste kostwinnaars. Elk weekend gaat hij opdienen om geld bij te verdienen.

Iets over half een wordt het feestgedruis in jeugdhuis Asgard ruw verstoord. Een bende jonge Franstalige Brusselaars heeft zich met veel lawaai voorbij de inkom gewerkt. Met ogenschijnlijk niets om handen staan ze achter in de zaal wat rond te kijken. De 22-jarige Wahid Zenasni oefent zijn haviksblik. Hij heeft de reputatie elk meisje te kunnen versieren. Maar in Mechelen vangt hij bot: het meisje op wie hij zijn oog laat vallen moet niets van zijn charmes weten.

Wanneer Zenasni aandringt, haalt het meisje haar vrienden erbij. De wederzijdse beschuldigingen ontaarden in een vechtpartij. Wanneer Paul Schaerlaeken wil tussenkomen om de gemoederen te bedaren, krijgt hij een dolk tussen de ribben geplant. Het is dodelijk raak. Aan de rand van de dansvloer zakt hij in elkaar. Zijn ademhaling stokt, zijn polsslag zakt weg.

Herman De Munter, toen 24, was die avond met een groepje vrienden uit Sint-Katelijne-Waver in het jeugdhuis. Hij stond op de dansvloer toen er plots langs alle kanten werd geduwd en getrokken. “Ineens kreeg ik een por in mijn rug. Ik gaf een duw terug, waarop ik een slag van een matrak in mijn nek kreeg.”

De Munter ligt een paar seconden uitgeteld op de dansvloer. “Toen ik bij bewustzijn kwam, waren ze volop tegen mij aan het trappen. Ik kon niets anders doen dan mijn handen voor mijn gezicht houden.” Enkele meters verderop krijgt Carl Gommers, een vriend van De Munter, een mes in het gezicht. Bloedend strompelt hij naar buiten. Wanneer De Munter weer is rechtgekrabbeld gaat hij zijn vriend achterna. Gommers is met de auto, De Munter zou met hem naar huis rijden.

Maar op de Leermarkt botst De Munter opnieuw op zijn belagers. Ze komen met een auto achterwaarts op hem afgereden. De auto stopt, vijf passagiers stappen uit en halen knuppels en matrakken uit de koffer. “Voor ik het besefte, hadden die gasten mij omsingeld. En maar slaan en trappen, terwijl ik in de goot lag. Toen een van hen een mes bovenhaalde, heb ik teken gedaan dat ik niet meer kon. Toen hield het op.”

Jongeren die het gevecht hebben gevolgd zien een BMW en een Simca 1000 wegscheuren. In het licht van de straatlantaarns kunnen ze nog net een flits opvangen van de nummerplaten. Een derde auto blijft koelbloedig op een nabijgelegen parking staan. Pas nadat het tumult is gaan liggen start de chauffeur zijn wagen en rijdt hij in alle stilte weg.

Vier verdachten kunnen vrij snel na de feiten worden ingerekend: playboy Wahid Zenasni en Thierry Fauville (19) uit Ganshoren en twee minderjarigen. Ze beweren dat ze lid zijn van de bende van Het Rad in Anderlecht. Dat is de wijk die geprangd ligt tussen de Bergensesteenweg en de Brusselse ring. Het is de uitvalsbasis van de Albanese familie Murat. De achttienjarige Kaplan wordt aangeduid als hun bendeleider.

Kaplan Murat staat op dat moment bij de Brusselse politie al bekend voor vechtpartijen en diefstallen. Enkele dagen na de vechtpartij in Mechelen wordt hij opgepakt, met nog zes andere verdachten onder wie Patrick Lambotte, de tweede in rang. De jongste verdachte is amper 15. Allemaal zeggen ze lid te zijn van de bende van Het Rad en geven ze toe de avond van de moord in de Asgard te zijn geweest. Maar niemand heeft met de dolk uitgehaald.

De verklaringen zijn zo afgesproken. Na het incident in Mechelen zette de bende koers naar Brussel. In een park in Koekelberg moest iedereen beloven nooit meer met een woord te reppen over wat die nacht was gebeurd. Ze spraken af wat ze gingen verklaren als ze zouden worden opgepakt. Iemand veegde de vingerafdrukken van de dolk en smeet het moordwapen in de struiken. Daarna zocht iedereen zijn bed op.

Vier dagen na de feiten meldt de laatste verdachte zich: de zeventienjarige Giovanni F., die naar de politie van zijn woonplaats in Sint-Jans-Molenbeek is gestapt. Hij wordt overgedragen aan het parket in Mechelen, dat hem onmiddellijk aanhoudt. Gezien de ernst van de feiten zijn alle twaalf verdachten opgesloten in de gevangenis, ook de minderjarigen. Het is daar dat Giovanni F. enkele uren later al kraakt. Hij biecht op de dodelijke dolksteek te hebben toegebracht.

Na de bekentenis begint ook een tweede minderjarige verklaringen af te leggen. Hij vertelt de speurders dat bendeleider Kaplan Murat nog voor hij het jeugdhuis binnenging een matrak uit zijn autokoffer haalde omdat hij ‘moeilijkheden’ verwachtte. Ook de dolk die Murat tussen de voorzetels van zijn auto bewaarde, werd mee naar binnen genomen.

Jeugdhuis Asgard is al jaren gesloten. In het gebouw bevindt zich nu de drukkerij van de socialistische mutualiteit. En hoewel Giovanni F. bekende de dodelijke dolksteek te hebben toegebracht blijft de moord in het jeugdhuis voor veel Mechelaars onlosmakelijk verbonden met Kaplan Murat. “Het is die naam die is blijven hangen”, zegt de toenmalige voorzitter van het jeugdhuis Mon Janssens. “Ik weet ook niet goed waarom. Misschien omdat hij achteraf zo vaak op televisie kwam wanneer hij weer eens was ontsnapt. ‘Daar’, zeiden we dan tegen elkaar. ‘Dat is die van de Asgard.'”

De nacht van de steekpartij werd Herman De Munter in dezelfde ambulance als Paul Schaerlaeken afgevoerd. “Het was onwerkelijk. Ik zat daar op een bankje terwijl ze die gast aan het reanimeren waren. Ik kon me nog amper bewegen: mijn hele bovenlijf was blauw van de trappen die ik had gekregen. In mijn nek begon zich een bult zo groot als een handbal te vormen, van de matrakslag. De dokters vreesden dat ik een hersenbloeding zou krijgen.”

In het ziekenhuis kreeg De Munter een bed tegenover zijn vriend Carl Gommers. Een verpleegster stopte hem een streepjespyjama in zijn handen. Een dag later werd hij door de gerechtelijke politie uit zijn bed gehaald. In zijn dunne pyjama en op blote voeten moest hij mee voor de eerste wedersamenstelling. In de gietende regen gaf De Munter aan wat hij had gezien en hoe hij op de Leermarkt werd aangepakt. Daarna moest hij, nog altijd in pyjama, mee naar het kantoor van de rijkswacht, waar hij de hele middag bibberend op een bankje doorbracht.

In de vroege ochtend van 11 oktober gaat in de Mechelse Lijsterstraat de bel. Jean Schaerlaeken durft niet naar beneden en maakt zijn zoon Alain wakker. Voor de deur staan twee rijkswachters. “Ze hadden de portefeuille van Paul in hun handen”, herinnert vader Schaerlaeken zich. “Het duurde een half uur voor ze begonnen uit te leggen wat er was gebeurd. Dat Paul een accident had gehad en dat hij in de kliniek was gestorven.”

Over een vechtpartij, laat staan een moord, wordt met geen woord gerept. Later die dag stapt vader Schaerlaeken zelf naar de politie. Hij wil weten wat er is gebeurd. “Ze mochten niks zeggen en stuurden me naar het gerecht. Maar het gerecht, wist ik veel waar dat was. Het enige wat ik er nadien nog van heb vernomen is dat de daders zijn veroordeeld. Maar van een schadevergoeding heb ik niks gezien, geen frank! Een advocaat? Het jeugdhuis had er een. Ik dacht dat dat wel zou toekomen.”

In 1983 kreeg de dodelijke steekpartij haar beslag voor de correctionele rechtbank in Brussel. Vier betichten moesten zich verantwoorden, niet voor doodslag maar voor opzettelijke slagen en verwondingen. Uiteindelijk verscheen alleen de toen 22-jarige Thierry Fauville op de beklaagdenbank.

Bendeleider Kaplan Murat was een week voor het proces met een ladder ontsnapt uit de gevangenis van Vorst. Hij werd later opgemerkt aan het stuur van een gestolen Porsche op de parking van een supermarkt in Sint-Pieters-Leeuw, maar na een dolle achtervolging kon hij ontsnappen. Zijn trouwe luitenant Patrick Lambotte had een jaar voordien zelfmoord gepleegd in zijn cel. De Algerijn Wahid Zenasni liet verstek gaan. En de 17-jarige Giovanni F., die alle schuld op zich had genomen, was overgedragen aan de jeugdrechter. Ook hij daagde niet op.

Fauville hoorde zeven maanden cel met uitstel tegen zich uitgesproken, en 4.000 frank boete. Zenasni werd bij verstek tot dezelfde straf veroordeeld. Kaplan Murat kreeg twee jaar cel en een boete van 8.000 frank. Maar dat was omdat de rechtbank een tweede dossier tegen hem had: in november 1981 had hij twee garagisten bedreigd en geslagen die hem geen BMW wilden lenen.

Herman De Munter stelde zich burgerlijke partij op het proces, maar heeft nooit een frank schadevergoeding ontvangen. “Integendeel: ik moest 20.000 frank neertellen om mij medisch te laten keuren. Na meer dan een jaar, toen alle letsels verdwenen waren. Dat proces was echt verloren tijd.” Al heeft De Munter wel begrip voor de omstandigheden. “Twintig jaar geleden bestond er niet zoiets als slachtofferhulp. Ook was de familie van de zeventienjarige Italiaanse dader straatarm. Daar hoefden we ons heil niet van te verwachten.”

Blijft de vraag wat Kaplan Murat kwam zoeken op een studentenfuif in Mechelen. Uit de verklaringen die de bendeleden aflegden, waren ze die avond van plan geweest naar De Molen te gaan, een dancing waar destijds het betere volk uitging. “Zeg maar gerust: een rijkeluisclub”, grijnst Herman De Munter. “De hele ploeg van KV Mechelen ging daar op stap. Je kwam er mannen tegen als Franky Vercauteren en Alex Czerniatynski. Zondagochtend werd daar tot vijf uur gefeest. Er kwamen ook dragqueens. Dat zag je in die tijd niet vaak.”

Het lijkt twijfelachtig of Murat en zijn vrienden ooit voorbij de portiers van De Molen zouden zijn geraakt. “Wellicht was het hen daar ook niet om te doen”, zegt De Munter. “Op de parking van De Molen stond de ene sportkar naast de andere te blinken. Elke week werd er wel eentje gestolen. Ik geloof niet dat ik daar een tekeningetje bij moet maken.”

Bron » De Morgen | Sue Somers

Regering vindt maar geen sterke topman voor Staatsveiligheid

De federale regering is nog steeds op zoek naar een nieuwe administrateur-generaal van de Staatsveiligheid. De nieuwe sterke man moet het debacle van Koen Dassen doen vergeten. Maar de zoektocht verloopt moeizaam, want mogelijk geschikte kandidaten staan niet te trappelen om baas te worden van de door affaires en schandalen geteisterde inlichtingendienst. Een eerste selectieronde leverde zes kandidaten op, die evenwel niet voldeden aan de gestelde vereisten. Ook de tweede ronde lijkt een maat voor niets te worden.

De evaluatiecommissie die de regering over de invulling van de topfunctie adviseert, buigt zich momenteel over drie kandidaten. Maar een van de drie werd al ‘gebuisd’ in de eerste ronde en de twee anderen hebben geen enkele ervaring met inlichtingenwerk.

Alain Winants, de nationale bijstandsmagistraat voor financiële criminaliteit, is substituut op het parket-generaal van Brussel. Hij is vooral bekend als openbare aanklager in de rechtszaak tegen de VB-vzw’s, de zaak-Pandy en het genocideproces tegen vier Rwandezen. Winants is ook verbonden aan de VUB en is lid van de VLD. Een andere kandidaat is Herman Daens, procureur van Oudenaarde, eveneens van VLD-signatuur.

Nummer drie is Jozef Buyse, de gewezen adjunct-administrateur-generaal van de Staatsveiligheid die in 2002 moest opstappen bij de benoeming van Dassen om het taalevenwicht aan de top van de dienst te bewaren. Buyse is een vroegere medewerker van sp.a-voorzitter Johan Vande Lanotte en ging na zijn ontslag bij de Staatsveiligheid aan de slag als directeur van de Nationale raad van architecten. Buyse was er ook al bij in de eerste selectieronde, die geen geschikte kandidaat opleverde. De twee magistraten hebben dan weer nauwelijks of geen ervaring met dossiers van spionage, terrorisme en georganiseerde misdaad.

Toen Dassen eind januari ontslag nam naar aanleiding van een vernietigend verslag over zijn dienst hoopte minister van Justitie Laurette Onkelinx binnen de zes weken een nieuwe chef te kunnen benoemen. Noodgedwongen moet adjunct-administrateur-generaal André Dumoulin (PS) echter al meer dan een half jaar de honneurs waarnemen. De voordracht van een nieuwe chef van de Staatsveiligheid wordt niet voor september verwacht. Dassen is inmiddels aan het werk als adviseur op het kabinet van VLD-minister van Buitenlandse Zaken Karel De Gucht.

Bron » De Morgen