‘Enorme kansen’ om onopgeloste zaken te kraken met nieuwe dna-technologie

DNA-sporen van duizenden onopgeloste zaken worden vanaf volgend jaar met behulp van nieuwe technologie nog eens door de dna-database gehaald. De verwachtingen bij politie en Openbaar Ministerie zijn hooggespannen. “We gaan hiermee allerlei strafzaken oplossen.”

De nieuwe technologie wordt in eerste instantie gebruikt voor zwaardere zaken, zoals moord, zedenzaken of roofovervallen. Het Openbaar Ministerie verwacht in de eerste helft van 2021 met het onderzoek te kunnen starten. “Het NFI legt de laatste hand aan de benodigde software”, zegt Landelijk forensisch Officier van Justitie Mirjam Warnaar.

Het gaat om strafzaken waarin geen eenduidig dna-spoor, maar zogeheten onvolledige of dna-mengprofielen zijn gevonden. Deze complexe dna-profielen kunnen niet worden toegevoegd aan de landelijke dna-databank voor strafzaken. Ze zijn vaak eenmalig vergeleken met de dna-databank, en belanden daarna op de plank. Het gaat om vijfhonderd tot zeshonderd dna-profielen per jaar.

Maar omdat de dna-databank jaarlijks groeit met 20.000 profielen, loont het om vaker een nieuwe zoekronde te doen. Voorheen moest dat handmatig gebeuren, maar nu wordt dat geautomatiseerd. “Dat biedt enorme kansen”, zegt Warnaar. “We gaan hiermee allerlei strafzaken oplossen, daar ben ik van overtuigd.”

Als eerste aan de beurt

Nieuwe strafzaken waarin complex dna-materiaal wordt gevonden, komen als eerste aan de beurt voor herhaaldelijk onderzoek. Later krijgen ook duizenden oude onopgeloste strafzaken met deze methode een nieuwe kans om alsnog opgelost te worden.

Het dna-project maakt deel uit van verschillende proefprojecten waarmee politie, OM en het Nederlands Forensisch Instituut (NFI) de forensische opsporing naar een hoger niveau willen tillen. Zo draait er een proef met een dna-bus, waarmee de politie meteen op de plaats delict dna-sporen kan analyseren. Ook onderzoekt de politie de mogelijkheid om cold case-dossiers te digitaliseren, in de hoop alsnog een doorbraak te vinden met behulp van vrijwilligers.

De beoogde inhaalslag is hard nodig, betoogt Ruud Staijen, programmadirecteur Forensische Opsporing van de politie. Anderhalf jaar terug luidden politie en vakbonden nog de noodklok, omdat door de uitstroom van rechercheurs een flink personeelstekort was ontstaan. Inmiddels is dat tekort deels ingelopen. “We zijn langs de rand van de afgrond gescheerd en staan er nu iets beter voor”, zegt Staijen in een interview met deze nieuwssite.

Sneller oplossen van misdrijven

De bevlogenheid waarmee Staijen over de forensische opsporing praat, brandt door het scherm. Eigenlijk is het symbolisch dat het interview met de programmadirecteur van de politie via een videoverbinding plaatsvindt. Juist in de digitalisering van het speurwerk liggen de grootste kansen, is zijn pleidooi.

Forensisch onderzoek, het technisch onderzoek naar sporen bij misdrijven, is nu nog een arbeidsintensief proces. Laten we uitgaan van een overval. Forensisch rechercheurs komen op de plaats delict om voorzichtig sporen te ‘rapen’: vingerafdrukken, voetafdrukken, dna. “Vingerafdrukken worden opgenomen en meegenomen naar het bureau. Dna gaat in buisjes en in kratten. Die worden met auto’s naar het Nederlands Forensisch Instituut (NFI) gereden. Daar is de capaciteit niet oneindig, dus vaak kan maar een beperkt aantal dna-sporen worden geanalyseerd. Het resultaat laat meestal enkele weken op zich wachten.”

En dat terwijl tijd cruciaal is in elk onderzoek naar de dader. “Hoe sneller we na een misdrijf onderzoeksresultaten hebben, hoe groter de pakkans”, zegt Staijen. “Hoe mooi is het als forensisch rechercheurs direct op de plaats delict dna kunnen laten analyseren en vergelijken met de dna-databank voor strafzaken? Of als je met de beveiligde politietelefoon een foto maakt van vingerafdruksporen, zodat die meteen door het systeem kunnen worden gehaald? Dan kan de dader misschien direct in beeld komen. De sporen zijn immers nog vers en mogelijk vinden we gelijk de buit of aanvullend bewijs.”

Geen verre toekomstmuziek

Het is geen verre toekomstmuziek, want de techniek is al zover. In verschillende proefprojecten experimenteren politie, het Openbaar Ministerie en het NFI met nieuwe mogelijkheden. Eén daarvan is LocalDNA. De politie beschikt nu over een bus waarmee gecertificeerde medewerkers op de plaats delict dna-sporen direct uitlezen. Met een beetje geluk kan de verdachte daarmee binnen enkele uren worden gevonden.

Een andere technologische doorbraak is automatische gezichtsherkenning. Stel dat de vermoedelijke dader door een beveiligingscamera is gefilmd. De software om gezichten te vergelijken is zoveel beter geworden dat het loont om de beelden meteen door de database te halen. “Uiteraard beoordeelt altijd een medewerker het eindresultaat, maar de computer doet steeds betere suggesties.”

Nieuwe mensen

Kortom, de techniek kan het werk van forensische opsporing efficiënter en makkelijker maken. En dat is hard nodig, want anderhalf jaar geleden stond het water de rechercheurs nog aan de lippen. Door pensionering van veel rechercheurs moesten 300 nieuwe werknemers worden ingepast. Dat aantal is inmiddels ruimschoots gehaald, onder meer vanwege een overweldigend aantal van 4000 sollicitanten. “Het inpassen van de nieuwe mensen vraagt nog heel wat qua opleiding en begeleiding, maar terugkijkend: we scheerden langs de rand van de afgrond, maar inmiddels staan we er iets beter voor”, zegt Staijen.

Toch vindt de politiedirecteur dat het tijd is om door te pakken met veelbelovende innovaties. De vraag naar Forensische Opsporing in onderzoeken blijft maar groeien. En het forensisch specialisme komt van ver. Pas vorig jaar kregen rechercheurs hun eigen laptop, zodat ze op de plaats delict digitaal gegevens konden invoeren. Een grote vooruitgang, maar waarom niet eerder? Over de dna-bus werd acht jaar geleden al gesproken. Nu rijdt er één rond. “Ik baal er soms van dat dingen lang duren”, erkent Staijen. “Maar soms is het een kostenkwestie, of moet je wachten tot de wet is veranderd.”

Als hij zou beschikken over voldoende middelen, zou Staijen het wel weten. “Dan werken forensische opsporing en digitale opsporing nauw samen met tactische opsporing en intelligence. Informatie moet stromen op de plaats delict. Sporen moeten direct worden gedigitaliseerd en naar databases verstuurd. Samen puzzelstukjes leggen en betekenis geven aan sporen. Daarmee zouden we een grote stap vooruit zetten in de ratrace tegen criminelen. Maar dat vraagt om voldoende centen en politieke steun.”

Bron » AD