‘Het Comité P moet vooral eerlijke informatie geven’: voorzitter Kathleen Stinckens weerlegt de kritiek

Een agent die een minderjarige knock-out slaat in Antwerpen, een restauranthouder die een kniestoot krijgt. Opnieuw duiken er beelden op van politiegeweld. Kathleen Stinckens, voorzitter van het Comité P, verdedigt zich tegen de kritiek dat het controleorgaan niet transparant genoeg of partijdig zou zijn.

Politiegeweld is niet weg te slaan uit het nieuws. De politievakbond ACOD distantieerde zich onlangs zelf van het gedrag van federale agenten. Na de betoging tegen klassenjustitie in Brussel hadden minderjarigen slagen gekregen in de politiecellen. Maar ondanks alle aandacht ervoor is het volgens criminologen nog steeds erg moeilijk om zicht te krijgen op het fenomeen. Omdat er geen heldere cijfers over bestaan.

In het jaarrapport van het Comité P over 2019 bleek dat het aantal klachten rond agressie was toegenomen in vergelijking met het jaar ervoor. Maar dat kon ook aan een andere onderverdeling liggen. “We hebben bij de publicatie van dat rapport gezegd dat het nog te vroeg was om conclusies te trekken”, zegt Stinckens. “Want die stijging kon inderdaad te maken hebben met een andere manier van registreren. Ik hoop dat we daar in ons volgende jaarverslag een antwoord op kunnen bieden.”

Is het niet slecht voor de reputatie van het Comité P om een rapport uit te brengen zonder te weten wat de cijfers betekenen?

“Ik denk dat het Comité P vooral eerlijke informatie moet geven. We hebben de klachten van dat jaar nauwkeuriger proberen bijhouden (het was mogelijk om voor één bepaalde klacht meer categorieën aan te vinken, YV). Als we daardoor geen heldere conclusies kunnen trekken, dan denk ik dat het objectief en correct is om dat te zeggen.”

VUB-criminologe Sofie De Kimpe zegt dat het moeilijk is om een beeld te krijgen op politiegeweld, omdat de cijfers niet enkel bij het Comité P maar ook bij de parketten zitten. Als een politieagent iemand een zware klap geeft, gaan zij hem vervolgen.

“Wel, ik heb een overleg gehad met het College van procureurs-generaal om te spreken over een betere informatie-uitwisseling. Daar zijn we sterk op aan het inzetten. Ook zouden we eventueel investeren in een nieuw informaticasysteem om alle klachten tegen de politie op een platform te kunnen samenbrengen. Maar dat ligt dus nog in de toekomst.”

Kan u even uitleggen hoe het Comité P een klacht opvolgt?

“Als iemand een klacht indient, kan die langs verschillende wegen gaan. Het Comité P maakt een groot aantal klachten over aan de dienst Intern Toezicht van een politiezone. Die verzamelt voor ons informatie. Als blijkt dat er tekortkomingen zijn bij een individuele agent, dan gaat de korpschef daarover oordelen. Als de klager niet akkoord gaat met de beslissing van de korpschef, kan hij bij ons altijd een tweede lezing vragen. Dan nemen wij het hele dossier nog eens door.”

Maar het is dus wel zo dat de eigen politiezone uiteindelijk moet oordelen over een collega. Is dat dan wel objectief?

“Een korpschef is geen collega, maar een baas. Als het niet over zware zaken gaat, denk ik dat een korpschef ook het best geplaatst is om te oordelen, omdat hij zijn eigen agenten kent. Hij heeft er geen belang bij om slecht functionerende agenten te laten voortdoen, want dat schaadt de reputatie van het korps. Mocht dat toch systematisch gebeuren, dan gaan wij het hele korps doorlichten.”

Toch is het volgens korpschef van Brussel-Zuid Jurgen De Landsheer zeer moeilijk om een rotte appel buiten te krijgen, als die zich vaak misdraagt. Omdat de tuchtwetgeving enorm ingewikkeld is.

“Een tuchtsanctie is pas nodig als er een fout is gemaakt. Maar dat is inderdaad iets wat ik ook vaak hoor: het tuchtrecht is ongelofelijk complex. Om dat te verhelpen, moet er nieuwe wetgeving komen. Het is dan aan de wetgevende macht om daar werk van te maken.”

Het Comité P zou zelf niet onafhankelijk genoeg zijn, omdat het deels bestaat uit politieagenten die tijdelijk voor het Comité P komen werken. Klopt dat?

“Binnen onze organisatie zijn het de vijf vaste leden van het Comité P die beslissen over hoe elke klacht wordt behandeld. Bij de vijf vaste leden zitten geen politiemensen, maar wel drie magistraten. In de dienst enquêtes zitten voor een deel gedetacheerde politieagenten, maar ook anderen, zoals criminologen.”

“Die gedetacheerde agenten zijn nodig, want zij beschikken over de nodige terreinkennis. Zij kunnen bijvoorbeeld zeggen of een aanbeveling die wij aan een politiekorps doen, haalbaar is. Dat is belangrijk, want zo worden onze aanbevelingen ook sneller gerealiseerd.”

Wat gebeurt er dan precies met de rapporten die het Comité P maakt?

“Het Comité P geeft dus aanbevelingen over de werking van politiediensten. We zijn niet bevoegd om sancties uit te delen. Maar als onze aanbevelingen niet worden opgevolgd, dan starten we opnieuw een onderzoek en dan rapporteren we opnieuw aan onze begeleidingscommissie in het parlement.

“Voordat we een rapport naar buiten brengen, mag een politiekorps het ook lezen en opmerkingen formuleren. Door de korpsleiding erbij te betrekken, is die ook meer geneigd om de aanbevelingen in de praktijk om te zetten.”

Bron » De Morgen | Yannick Verberckmoes