Het onderzoek van de laatste kans

Cold cases zijn hot. De politie blaast steeds vaker het stof van oude onopgeloste moordzaken. Tussen duizenden vellen papier speurend naar een over het hoofd geziene aanwijzing. Maar hoe na tientallen jaren nieuwe sporen vinden in dossiers waar collega’s de tanden al op hebben stukgebeten? In een tuin in de Westhoek is vorige week het lichaam van Jean Hyde opgegraven, acht jaar nadat hij er vermoord werd.

Het onderzoek naar het verdachte overlijden in 1988 van de Brusselse baby Sandra is recentelijk heropend. Er is een doorbraak in zicht in de meer dan twintig jaar oude moord op Ingrid Caeckaert. DNA bracht na vijftien jaar opheldering in de moord op Stavros Varzos in Watermaal-Bosvoorde en drie jaar voor het verjaren van het dossier, is een nieuw DNA-spoor opgedoken dat moet leiden naar de Bende van Nijvel.

Volgens de politie en het parket is het niet zo dat in het hele land systematisch cold cases worden heropend, zoals dat bijvoorbeeld in Amerika en Nederland wel het geval is. Daar bestaanteams die voltijds focussen op oude, onopgeloste zaken. Allemaal code 32, zeg maar verdachte overlijdens, die op het schap zijn beland. Dader onbekend.

Dat bij ons oude zaken meer en meer herbekeken worden, is meestal de individuele verdienste van een speurder die hevige frustratie voelt bij het etiket “onopgelost”. Of van het parket dat er een prioriteit van maakt om zaken die dreigen te verjaren nog eens onder de loep te nemen, maar die goodwill is niet in elk gerechtelijk arrondissement even sterk aanwezig.

Wanneer ik commissaris Jean-Michel Le Moine van de federale gerechtelijke politie Brussel spreek, vertelt hij meteen met welk beeld hij die ochtend wakker is geworden. ‘salvatore Gaglio, in zijn grijze Opel Kadett voor zijn huis in de Charles Demeerstraat in Laken.” De man is vermoord met vijf kogels uit een M3 Grease gun, een machinegeweer uit de oorlog in Korea. Kaliber .45. “Een zware zaak dus, exact twintig jaar geleden gebeurd. We hebben nog tien jaar voor de verjaring, maar zitten muurvast.”

Net als Le Moines ontzagwekkende geheugen zitten zijn kasten vol onopgehelderde moordzaken. De oudste dateert van 1984, de gruwelmoord op Christine van Hees, een zestienjarig meisje – “ja, we zijn er nog altijd actief mee bezig” – en zijn meest recente zaak vond plaats in 2005. Om welk dossier het gaat, wil hij niet kwijt. “Wij doen ons werk liever in alle stilte.”

Zonder er enige ruchtbaarheid aan te geven, richtte Le Moine in december 2010 zijn eigen cold case-cel op, de enige in België. Het team is doorgaans met acht zaken tegelijk bezig. “In vergelijking met de massa cold cases die er zijn, is dat heel weinig.” Hoeveel dossiers van moord en doodslag er enkel en alleen in het arrondissement Brussel dreigen te verjaren? “Meer dan honderd, schat ik.”

“Wat ziet u als u naar dat beeld kijkt?” In zijn kantoor hangt een grote foto van een Toeareg. “Euh, een woestijn, een sluier, misschien tranen in de ogen.” “Zal ik u zeggen wat een cold case-speurder ziet? De fotograaf.” Inderdaad, in de oogbol van de geportretteerde is minuscuul de weerspiegeling van de fotograaf te zien. “Zoiets valt een getraind oog meteen op. Je kan dit werk pas doen als je minstens al tien jaar bezig bent. We trekken de moeilijkste zaken aan, die de anderen al hebben opgegeven.”

“En het belangrijkste aanknopingspunt is verdwenen: de plaats delict. Daar waar de moordenaar, het slachtoffer en de speurders samenkomen. Daar waar alles is: het lijk, de sporen van een gevecht, de vluchtroute van de dader… Sinds enkele jaren filmen we elke afstapping, maar in die oude zaken moeten we vertrekken van een stapel kartonnen dozen vol papier van anderen, niet zelden nog op typemachines getikt. Getuigen zijn overleden, collega’s van toen zijn van job veranderd, bewijsstukken zijn vernietigd. Ja, dat valt voor, zelfs in onopgehelderde zaken.”

Is dat niet zeer ontmoedigend allemaal? “Cold case-onderzoek is als een religie. Mijn speurders moeten “gelovig” zijn. Iemand die naar een zaak kijkt en denkt dat er niets meer aan te doen is, hoort niet thuis in dit team.” Voor een keer gaan geloof en wetenschap hand in hand. De forensische expertise en technologieën hebben de afgelopen jaren een immense vooruitgang geboekt, wat de slaagkansen bij een heropend onderzoek gevoelig vergroot.”

“Van DNA-analyse was meer dan vijftien jaar geleden nog geen sprake, toen moest men het stellen met een simpele bloedgroeptest. Maar ook andere expertisedomeinen als ballistiek, microsporen, textielonderzoek en kruitsporen zijn sterk verfijnd. Het Nationaal Instituut voor Criminalistiek en Criminologie (NICC), dat heel wat deskundigen uit al die disciplines in huis heeft, krijgt de laatste tijd dan ook redelijk wat cold cases te verwerken. Roselien Crab, gerechtelijk deskundige DNA bij het NICC, werkt momenteel aan twee oude moordzaken. Welke? Geen antwoord, ook hier absolute discretie. ‘soms weet de familie van de slachtoffers niet eens dat de speurders weer op de zaak zitten.”

“Er zijn verschillende redenen waarom een zaak na zoveel jaar wordt heropend”, legt Crab uit. “Er kan plots een nieuw overtuigingsstuk opduiken, of een lichaam dat opgegraven wordt, of iemand die plots in een dronken bui zijn mond voorbijpraat.” Maar meestal is de dreigende verjaring doorslaggevend. Het gerecht heeft maximaal dertig jaar om een moordzaak op te lossen, dat is het proces en de berechting inbegrepen. Als het einde van die termijn nadert, wil men wel nog eens alles uit de kast halen. Het onderzoek van de laatste kans.

Dat begint in de bewaarkamers van de griffies. Uitpuilende rekken vol papier en overtuigingsstukken. Soms is amper het moordwapen in beslag genomen, soms de hele huisraad, tot de pollepels toe, zoals in de affaire-Dutroux. In het beste geval zijn de papieren zakken verzegeld en op kamertemperatuur in een droge ruimte bewaard. Dat zijn toch de strikte voorschriften van vandaag, maar bij die oude zaken wil dat weleens tegenvallen, weet Le Moine.

“Zakken scheuren, projectielen verdwijnen, haren die van onder de nagels van het slachtoffer zijn gehaald en vermoedelijk van de dader zijn, zijn plots nergens meer te vinden. Dat is dan het enige overtuigingsstuk in zo”n zaak. Nu kan dat natuurlijk niet meer, maar vroeger… Niemand kon zich toen voorstellen dat we twintig jaar later nog iets met dat haartje zouden aanvangen.”

Wel dus. Een onderzoekster van het NICC tuurt door haar fluorescentiemicroscoop. “Yes, we hebben een haarwortel, dus mogelijk ook kern-DNA! Langwerpig, zie je? Duidelijk een uitgetrokken en geen uitgevallen haar. De bolletjes die oplichten zijn allemaal celkernen, zeer geschikt materiaal.” Bingo, aan de hand van dit ene haartje kunnen de experts het DNA-profiel van de eigenaar opstellen. Dat wordt dan vergeleken met de profielen in de Europese DNA-databank. Een match betekent een doorbraak in de zaak. Het haartje is afkomstig van een één-op-één-taping van een lijk. “Een vrij nieuwe methode waarbij we het lichaam van het slachtoffer strookje per strookje beplakken met stukjes tape”, vertelt Gert De Boeck, operationeel directeur criminalistiek bij het NICC.

“Wanneer we die er weer aftrekken, blijven alle microsporen erop hangen. Denk aan haren, vezels, pollen of planten- en schotresten. Maar dan kleiner dan 100 micrometer. Met de strookjes kunnen we de afdruk van het lichaam hervormen zodat we precies weten welk spoor van welke plaats op het lichaam komt. Afhankelijk van de vindplaats kan men daar zelfs een bepaalde activiteit aan koppelen. Als iemand gewurgd is, is bijvoorbeeld mogelijk in de halsstreek veel meer textieloverdracht, van de kleren van de dader, te vinden dan elders op het slachtoffer. Of denk aan Ait-Oud, verraden door zijn jeansbroek.”

“Normaal kunnen we niets met zo”n veelvoorkomende stof. Maar zijn broek had toevallig een productiefout, het polyester was te heet opgewarmd. Zo konden de textielresten gevonden op de lichaampjes van Stacy en Nathalie aan hem gelinkt worden. Toeval zei hij, hij had de zusjes alleen maar even opgetild zodat ze boven de mensenmassa konden uitkijken. Maar aan de hand van het aantal vezels dat we terugvonden en hun locatie konden we concluderen dat zijn versie onzin was. Hij had ze ontvoerd, verkracht en vermoord.”

Midden maart dit jaar konden de speurders naar de Bende van Nijvel een nieuw DNA-profiel isoleren. Het spoor is gevonden op een voorwerp dat afkomstig is van de overval in Aalst in 1985. Het zat in een van de zakken die een jaar later uit een kanaal zijn gevist. Hoe kan het dat 27 jaar na de moordende raid nog een nieuw bruikbaar spoor wordt gevonden? “Vroeger had men veel meer cellen nodig om een profiel te genereren”, legt Roselien Crab uit.

“Nu kunnen we een kleine hoeveelheid DNA vermenigvuldigen door er kopieën van te maken. Onlangs kregen we een enveloppe binnen van bijna dertig jaar oud. Ze was met speeksel dichtgeplakt, maar eerder DNA-onderzoek leverde geen resultaat op. Nu hebben we die speekselresten opnieuw geanalyseerd en een volledig genetisch profiel van een man kunnen opstellen. Vroeger hadden we trouwens altijd speeksel, sperma of bloed nodig voor DNA-analyse. Nu komen we met DNA in zeer minieme hoeveelheden al een pak verder. Kijk, ik heb nu deze balpen vast, ik bloed niet, ik heb er niet op gebeten, maar toch laat ik DNA na: huidcellen, zweet. Bovendien zijn er nu ook analysekits om gedegradeerd DNA te onderzoeken, dat dus onderhevig is geweest aan afbraak.” Zoals bij voorwerpen die lang in het water hebben gelegen? “Bijvoorbeeld.”

De forensisch adviseurs van het NICC coördineren de dossiers. Concreet betekent het dat Jan Verstraeten net vier postpakken vol op zijn bureau heeft binnengekregen. Een oude moord. “Dan kan je beginnen met het hele dossier uit elkaar te halen en te ordenen. En dan lezen. In dit geval achttien brede ringmappen. Om te zoeken of er nog nieuwe mogelijkheden en invalshoeken zijn. Wat is er over het hoofd gezien? Soms blijkt dat bepaalde overtuigingsstukken nog nooit geanalyseerd zijn. Dan doen wij, bijvoorbeeld, voor het eerst een taping op kledij die al twintig jaar in een zak ligt.”

“Of zoeken we naar werktuigsporen, analyseren we glas, of herbekijken we kogels. Dat kan als na zoveel jaar een wapen is teruggevonden. Dan vuren we proefschoten af, om te kijken of de hulzen uit dat bepaalde wapen zijn afgevuurd. Want elk wapen laat specifieke sporen na, afdrukken op de kogel. Daar maken we beelden van die we vergelijken in onze ballistische databank. Mogelijk kunnen zo hulzen in drie verschillende zaken gelinkt worden aan één wapen. Of we gaan kledij stubben, een verfijnde techniek om kruitresten te vinden op kledij, ook na ettelijke jaren.”

“Wie heeft Carine vermoord op 23 oktober 1998?” Het is Carines zoon die drie jaar na haar dood duizend affiches met die noodkreet eigenhandig in heel Anderlecht gaat plakken. Hij móét weten wie de laatste klant was die dienster Carine in Café La Belle Vue aan het Bizetplein zo zwaar heeft toegetakeld. Waarom moest zijn moeder dood? De poetsvrouw vond haar ’s morgens in een plas bloed in de toiletten. Haar slip tot op haar knieën naar beneden getrokken. Doodgeschopt en -geslagen. De moordenaar moet verschillende keren voorbij de affiches zijn gepasseerd, hij zweeg al die jaren.

De affiche hangt ook in het bureau van Jean-Michel Le Moine, het is zijn voorbeeld van hoe het niet moet. “We waren zeer snel bij de zaak. Een vreselijk dossier, een kat vond er haar jongen niet in terug. Op de plaats delict was elk spoor compleet onbruikbaar. De hulpdiensten hadden de vrouw verplaatst. Nieuwsgierigen hadden door de crime scene gelopen. En dan de getuigen, allemaal cafégangers.”

“Ze kwamen uit de ondervragingen en gingen terug op café, waar ze hun verklaringen lieten lezen aan de anderen, die op hun beurt ook naar ons stapten om te zeggen dat ze informatie hadden. Alle mensen van de straat hadden hun eigen theorie over de feiten. Het enige wat wij zeker wisten was dat Carine haar moordenaar moet gekend hebben. Ze had haar jas aan om te vertrekken, had de vaat al gedaan en was aan het afsluiten. Een onbekende zou ze nooit meer hebben binnengelaten zo laat ’s nachts.”

Het onderzoek was een catastrofe en Le Moine kon niet verkroppen dat hij geen doorbraak vond. “Ik ging ermee slapen, ik werd er ’s nachts wakker van. De zaak was iets persoonlijks geworden. Haar twee zoontjes, Ludovic en James, waren bij mij op hun knieën komen smeken om de moordenaar te vinden. Ik had het hen beloofd. Een belofte die een speurder eigenlijk niet mag maken, maar het was allemaal zo vreselijk. Twee jonge kinderen die achterbleven, een vader die niet meer thuis woonde en een moeder die was gestorven omdat ze naast haar werk overdag ook nog eens ’s nachts ging opdienen om geld voor de kinderen te verdienen.”

In 2006 heropende Le Moine het dossier. “Daarvan heb ik geleerd dat je een cold case nooit mag laten onderzoeken door de speurders die er in het begin ook bij betrokken waren. Om tunnelvisie te vermijden heb je een nieuw team nodig, een frisse blik, meer afstand. Ik was er gedurende al die jaren van overtuigd dat het om een bepaalde persoon ging. Ik ging op jacht naar hem. Ik zat in zijn nek. Hij legde een leugendetectortest af. Allemaal zonder bevredigend resultaat.”

Vier jaar later bleek, per toeval, dat de dader iemand anders is. Een man stapte straalbezopen het politiebureau binnen om te melden dat zijn auto gestolen was en vertelde er stoemelings bij dat hij Carine had gedood. “Hij was al verhoord, maar blijkbaar onvoldoende. Zijn nieuwe verklaring was heel geloofwaardig, hij wist details die niemand anders kende. Hij was de echte dader. Niet veel later heeft hij zich opgehangen in zijn cel. Op het moment dat het dossier op het punt stond opgelost te worden, berooft de dader zich van het leven. Zeer hard voor de familie om dat te aanvaarden.” Meer details over de zaak wil Le Moine niet kwijt. Volgens het parket zou het dossier nog niet helemaal zijn afgesloten omdat er mogelijk een tweede, nog onbekende persoon, bij betrokken was. De kwelling voor de familie blijft duren.

De familieleden, dat is de reden waarom Le Moine het doet. “Ik wil met alle fatsoen aan de ouders, kinderen, broers of zussen kunnen zeggen “we hebben echt alles gedaan wat we konden”. Helaas moet ik er eerlijk bij vertellen dat dat in veel dossiers niet het geval is. Door een gebrek aan capaciteit blijven een hoop zaken slapen, die we zeker zouden kunnen oplossen. Waar nog pistes open liggen. Waar DNA nog nooit naar de databank is gestuurd. Dat is toch uiterst triest. Dat zijn moordenaars en verkrachters die vrij rondlopen, die mogelijk recidiveren. Ronduit gevaarlijk, maar in het nationaal veiligheidsplan zijn wij geen prioriteit. Terwijl ik dat de grote zaken die het land gedestabiliseerd hebben, toch cold cases zijn. De Bende van Nijvel, de affaire-Van Noppen, Cools, Julie en Melissa enzovoort.”

Dat rechtvaardigt volgens Le Moine de dure kosten om cold cases alsnog te onderzoeken. “Het is verdorie onze morele plicht. Een maatschappij kan toch niet aanvaarden dat een moordenaar ongestraft blijft. En een humane mens kan niet aanvaarden dat ouders en kinderen de rouw om hun overleden naaste niet kunnen aanvatten, want dat is wel zeer moeilijk als er geen antwoorden zijn. Het zal jouw kind of geliefde maar zijn, waar niemand meer voor vecht. Elke dode verdient een kans.”

Bron » De Standaard

De verhoren van de laatste kans

Een speciaal team van de federale gerechtelijke politie is sinds gisteren bezig met verhoren in een 27 jaar oude zaak. Ze leggen een 15-tal mensen op de rooster die heel misschien iets meer weten over de moord op Christine VanHees (16). Het meisje werd in 1984 gefolterd teruggevonden in een verlaten champignonkwekerij in Oudergem. Het zijn de verhoren van de laatste kans.

De vijftien, haast allen mannen en vrouwen van eind de veertig of begin de vijftig, zijn nooit eerder verhoord. Gisterochtend werden ze thuis opgepikt door de politie en meegenomen naar Brussel. Onder hen brave huisvaders en -moeders. Sommigen zijn harde werkers, zijn getrouwd en hebben kinderen. Sommigen hebben een iets minder rimpelloos parcours afgelegd en kijken terug op wat eerdere aanvaringen met politie en gerecht.

Eén constante in hun leven: in hun jeugdjaren hebben ze mekaar gekend. Ze hingen begin jaren 80 rond in dezelfde Brusselse rockscene. Sommigen waren zelfs beste maten, anderen waren louter kennissen. De contacten waren al decennia verwaterd en wellicht had geen van hen verwacht dat ze mekaar op een dag zouden terugzien in de burelen van de federale gerechtelijke politie in Brussel.

Daar buigt de afdeling ‘Cold Cases’ van de moordsectie zich sinds begin dit jaar in alle stilte over de onopgehelderde moord op Christine Van Hees uit 1984. Het zestienjarig meisje was gefolterd, vermoord en achtergelaten onder een smeulende stapel hout. De doorgewinterde speurders ontdekten recent, bij een herlezing van het dossier, dat er destijds bijzonder hard maar helaas vergeefs gezocht werd in een bepaalde richting: het milieu rond punkers en skinheads.

Maar ze ontdekten tegelijk ook dat er bitter weinig gedaan was met het spoor rond enkele onbekenden in een auto met een zilverkleurige adelaar op de motorkap. Enkele getuigen hadden in de rand van het moorddossier die wagen beschreven en de inzittenden als ‘verdacht’ ervaren. Ze hadden het over een donkerkleurige Pontiac Firebird Trans Am. Er werd destijds akte genomen vandie getuigenis, maar voor zover bekend werden de inzittenden van die auto nooit geïdentificeerd.

Het nieuwe onderzoek naar die auto en de onbekende mannen aan boord, leverde de speurders nu een namenlijst op. Van mensen die hen misschien dichter in de richting van die wagen of de inzittenden kunnen brengen. Het merendeel van de personen werd gisteren al verhoord. Enkelen troffen ze niet thuis aan, maar werden inmiddels op een andere manier uitgenodigd voor verhoor in Brussel.

De speurders verhoren de vijftien overigens voorlopig louter als getuige en hopen dat ze op deze manier een doorbraak kunnen forceren. Voor zover bekend werd er gisteren niemand gearresteerd of in verdenking gesteld en konden de getuigen na hun verhoor gewoon weer naar huis.

Wel is het zo dat van sommigen onder hen DNA-stalen gevraagd werden, om die te vergelijken met de onbekende DNA-profielen die aangetroffen werden op de stoffelijke resten van Christine Van Hees. De wetenschap stond destijds dan wel nog lang niet zo ver als nu, maar toch is men er toen al in geslaagd om enig DNA van de moordenaar(s) te bewaren. Al had die zijn uiterste best gedaan om zo veel mogelijk sporen te wissen, door na de moord brand te stichten.

Het was de Brusselse brandweer die op 13 februari 1984 het lichaam van Christine Van Hees vond. In een vervallen herenhuis op een oude, verlaten kampernoeliekwekerij vlakbij de campus van de Vrije Universiteit Brussel (VUB) was die avond brand uitgebroken. In de kelder, onder een stapel smeulende houten kistjes zagen brandweerlui het verkoolde lichaam. Een naakt meisje. Armen en benen vastgebonden met ijzerdraad.

Het Brusselse gerecht beet zich vast in de zaak en keerde het punkmilieu, van wie de leden geregeld gezien werden in dat leegstaande gebouw, binnenstebuiten. Een verdachte zou zelfs drie jaar in voorhechtenis zitten, maar betonharde bewijzen kwamen er nooit. De man werd uiteindelijk vrijgelaten en gezuiverd van alle blaam.

Het moorddossier schoot jarenlang voor geen meter meer op. Tot ergens in 1996, de volle Dutroux-periode, de fantaste X1 beweerde meer te weten. Het duurde even voordat die ballon doorprikt werd, maar een en ander zorgde er wel voor dat het dossier toen even van onder het stof werd gehaald. Zij het niet voor lang – het dossier belandde weer op de stapel ‘onopgehelderde zaken’, waar het veertien jaar nagenoeg onaangeroerd zou blijven liggen.

Tot de nagelnieuwe afdeling ‘Cold Cases’ zich er nu in vastbeet. De tijd dringt, want in 2014 zal de zaak verjaard zijn en kan niemand nog terechtstaan voor de gruwelijke moord. Bronnen dicht bij het onderzoek hebben het over de verhoren van de laatste kans. Als dit spoor niets oplevert, is de zaak reddeloos verloren.

Bron » Het Laatste Nieuws

Vijftien getuigen verhoord over 27 jaar oude moord

Vijftien mannen en vrouwen zijn gisteren opgepakt en verhoord in de onopgehelderde moordzaak rond Christine Van Hees. Dat schrijft Het Laatste Nieuws. Het meisje was zestien toen ze in 1984 gefolterd en vermoord achtergelaten werd onder een brandende stapel hout in een champignonkwekerij in Oudergem.

In 27 jaar tijd kon de moord nooit opgelost worden en het dossier belandde recent in handen van de vrij nieuwe afdeling ‘Cold Cases’ van de Brusselse federale politie.

De rechercheurs ontdekten een piste die destijds nooit echt werd onderzocht en stelden een namenlijst samen van wel vijftien personen die misschien meer weten. Alle personen die ondervraagd werden, spendeerden delen van hun jeugd in het Brusselse rockmilieu. De verhoren worden bestempeld als die van de laatste kans, zoniet is de zaak reddeloos verloren.

Bron » De Morgen

Gruwelmoord dreigt te verjaren

Op 13 februari 1984 ontdekken brandweermannen het verminkte lichaam van Christine Van Hees (16) op een soort brandstapel in een verlaten kampernoeliekwekerij in Oudergem. Daags voordien was ze voor het laatst in leven gezien in Anderlecht. Het onderzoek spitst zich toe op groepjes jonge punkers en druggebruikers.

Op 13 september 1984 wordt Serge Clooth aangehouden, een punker met de bijnaam ‘De Irokees’. Op 17 november 1987 wordt hij weer vrijgelaten. In november 1996 verklaart X1 – alias Regina Louf – dat zij getuige was van de gruwelmoord op Christine Van Hees. Het dossier is sinds kort opnieuw in een actieve fase. De zaak moet vóór 13 februari 2014 voor een rechtbank komen, anders verjaart ze.

Bron » Het Nieuwsblad

Jacht heropend op moordenaar Christine Van Hees

Wordt de gruwelijke moord op de pas 16-jarige Christine Van Hees uit 1984 alsnog opgelost? Over drie jaar verjaren de feiten in de kampernoeliekwekerij van Oudergem, maar de voorbije weken hebben speurders van de Brusselse federale politie opnieuw getuigen verhoord en dna-stalen laten nemen. Het dossier-Van Hees is intussen beland bij de afdeling Cold Cases van de moordafdeling van de Brusselse federale gerechtelijke politie. Daar worden de zaken behandeld waar het al enige tijd stil rond is.

De herlezing van het dossier van de moord in de kampernoeliekwekerij heeft de speurders echter aangespoord om bij onderzoeksrechter Martine Quintin de toelating te vragen voor verscheidene opdrachten. De onderzoekers zijn onder meer naar Engeland getrokken om er dna-stalen te verzamelen van familieleden van personen die in het dossier vermeld worden, maar die intussen overleden zijn. Het Brusselse parket bevestigt dat en voegt er aan toe dat de vergelijkende analyse van deze stalen tot dusver geen doorslaggevende resultaten heeft opgeleverd.

De speurders hebben daarnaast echter ook getuigen opnieuw verhoord van wie ze vermoeden dat zij nog belangrijke informatie kunnen geven. Een van hen is een man die na de ontdekking van het lichaam van Christine Van Hees spontaan naar de politie is getrokken. Hij verklaarde toen dat het 16-jarige slachtoffer vrienden had uit marginale groepen waar extreem geweld niet geschuwd werd. De getuige verbleef in die periode zelf veel op straat en kende dergelijke groepen.

Klaarblijkelijk wist hij dat Christine Van Hees er soms mee optrok. Maar zijn spontane verklaring werd destijds klaarblijkelijk niet volledig uitgespit. De man, die vandaag een stabiel leven leidt, is enkele dagen geleden verscheidene keren door de politie gehoord. Over de resultaten van deze verhoren geeft het Brusselse gerecht opvallend geen commentaar.

De moord op Christine Van Hees is een van de gruwelijkste onopgehelderde zaken uit de voorbije decennia. Op 13 februari 1984 kreeg de brandweer om 20.47 uur een oproep binnen omdat een verdachte rookpluim opsteeg uit een gewezen kampernoeliekwekerij in Oudergem, op een boogscheut van de huidige campus van de Vrije Universiteit Brussel. De kwekerij lag er al sinds 1972 verlaten bij, maar iedereen in de buurt wist wel dat punkers en druggebruikers graag gebruik maakten van de doolhof van donkere gangen.

Er werd dus gevreesd voor mogelijke slachtoffers mocht er een brand woeden. Toen de brandweermannen op zoek gingen naar de brandhaard, ontdekten zij een stapel smeulende houten dozen. Daarop lag het verminkte en gedeeltelijk verbrande lichaam van een jonge vrouw. Zij was aan handen en voeten gebonden met een snoer dat ook om haar hals gedraaid was. Haar kleren en juwelen lagen naast haar. Volgens de wetsarts was ze gefolterd en gewurgd.

Het lichaam was zo erg toegetakeld dat de identificatie niet van een leien dakje liep. De ouders van Christine Van Hees bevestigden dat het wel degelijk om hun dochter ging. Zij was de avond voordien niet naar huis gekomen. Ze werd het laatst in leven gezien de dag voor haar dood, toen ze om 17.20 uur door de Wayezstraat in Anderlecht stapte, richting metrostation Sint-Guido.

Het gerechtelijk onderzoek spitste zich al snel toe op de groepjes jongeren die de verlaten kampernoeliekwekerij bezochten. Op 13 september 1984 werd Serge C. opgepakt, een punker wiens kapsel hem de bijnaam ‘De Irokees’ had opgeleverd. Hij werd een twintigtal keer ondervraagd en legde de speurders tien verschillende versies voor. Hij zei onder meer dat Christine Van Hees “het eeuwige zwijgen was opgelegd omdat zij op de hoogte was van een inbraak in een kazerne van het leger, waar wapens werden gestolen die later gediend hebben om overvallen mee te plegen”.

Bij gebrek aan bewijzen werd hij drie jaar, twee maanden en vier dagen later weer vrijgelaten. België werd in 1991 door het Hof van de Mensenrechten in Straatsburg veroordeeld voor de overschrijding van de redelijke termijn van voorhechtenis. Sindsdien is nooit nog een verdachte in dit dossier opgepakt. Over drie jaar is de zaak definitief verjaard.

Bron » De Standaard