“Bende van Nijvel viseerde Delhaizetop”

Volgens David Van de Steen – de man die zijn ouders en zijn zus verloor en zelf gewond raakte tijdens de raid van de Bende van Nijvel op de Delhaize van Aalst in 1985 – passen de aanslagen in een afpersingszaak tegen een topman van de warenhuisketen.

David Van de Steen deed de uitspraak tijdens een debat over de Bende van Nijvel, woensdagavond in Cultureel Centrum De Werf. In het panel zaten naast Van de Steen journalist René De Witte, gepensioneerd districtscommandant van de rijkswacht en leider van de Dendermondse Deltacel Eric Sack, gewezen onderzoeksrechter in het Bendedossier Freddy Troch, advocaat Peter Callebaut en journaliste Hilde Geens, die voor HUMO het dossier volgde.

Normaal gezien zou minister van Justitie Koen Geens (CD&V) ook aanwezig zijn, maar door een kernkabinet naar aanleiding van de terreur in Parijs, liet hij zich vervangen door zijn kabinetschef. Een speciale eenheid van de politie was overigens zichtbaar aanwezig aan de ingang, maar incidenten waren er niet.

Het debat startte met enkele hypotheses over het motief van de Bende. Zo was er het verhaal van de Roze Baletten. “Uiteindelijk bleek het gewoon een afpersingszaak in een vechtscheiding”, aldus Eric Sack. “Het had niets met de Bende te maken, maar bij zaak kwamen alsmaar meer namen naar boven die ook in ons Bendedossier opdoken. De speurders werden er alleen maar door afgeleid. Van bovenaf kregen we nooit de opdracht om een onderzoek te stoppen, Integendeel.”

Opmerkelijk was het verhaal over een afpersingszaak van een topman bij Delhaize. “Dat is het enige verhaal waar ik echt in geloof”, zegt David Van de Steen. “Net als mijn grootvader. De Bende pleegde aanslagen op filialen van Delhaize om de topmensen van de keten onder druk te zetten en te chanteren. Wat ons vermoeden versterkt, is de verkoop van een groot aantal Delhaize-aandelen naar Amerika, drie weken na de aanslag in Aalst.”

“Als we over die piste vragen stellen aan de onderzoekscel in Charleroi, reageert ze zenuwachtig en ontwijkend. Een keer werden we zelfs bijna uit de zaal gezet bij een vergadering met de onderzoekscel en de nabestaanden.” Advocaat Peter Callebaut vult aan: “Is er eigenlijk ooit een onderzoek naar de Amerikaanse zusterketen of de beweging van aandelen naar Amerika geweest?”, vraagt hij zich af. “Niemand die het weet.”

Bij Delhaize willen ze hierop niet reageren. “Op geruchten reageren we nooit”, zegt woordvoerder Roel Dekelver. “Zeker omdat dit zowel voor ons als voor de nabestaanden nog altijd een trauma is. Het parket doet zijn werk. Ik kan evenmin bevestigen of ontkennen of er nog onderzoeken lopen naar Delhaize of topmensen van onze keten”, besluit hij.

Bron » Het Laatste Nieuws

Straf theater over trieste terreur

De jonge (theater)auteur Michael Bijnens levert een dijk van een theatertekst af over ‘de grootste gerechterlijke etterbuil uit de Belgische geschiedenis’ (De Bende van Nijvel) die met zwier vertolkt wordt door Willy Thomas in een strakke regie van Thomas Bellinck en een imposant ‘wowdecor’. En onbedoeld was de première – op vrijdagavond 13 november 2015… – een statement.

En hop! Als een duiveltje uit een doosje komt Willy Thomas tevoorschijn uit een van de laden van de metershoge ladenwand die de scène domineert in Aperçu de l’inconnu van KVS. De betongrijze muur (of ladenkast) kan je zien als een enorm mortuarium, maar evengoed als een gigantische archiefkast. Beide interpretaties kloppen. En die openingsscène zorgde voor een guitige start van een onvergetelijke theateravond door wat er zich binnen én buiten de theatermuren afspeelde…

Laten we beginnen met wat er die avond, 13 november 2015, in het theater gebeurde. De première van Michael Bijnens’ stuk over terreur uit de jaren tachtig, gepleegd door de Bende van Nijvel. Bijnens – dezer dagen amper uit de media te slaan, onlangs stelde hij zijn debuutroman Cinderella voor – was al een poosje bezig aan een stuk over de Bende van Nijvel.

Hij zoog zich vol informatie en snoerde die samen tot een stuk vol levenswijze oneliners en iets te veel verwijzingen die de iets-minder-ingewijde niet steeds kan ontcijferen. Maar, dat is de aard van het Bijnensbeest. De man wil alles – correctie: méér dan alles – weten over zijn onderwerp en hoopt zijn publiek een zo grondig mogelijk inkijk te geven in datgene wat hij wil vertellen.

In dit geval: ‘de grootste gerechterlijke etterbuil uit de Belgische geschiedenis’: het dossier over de Bende van Nijvel dat zodanig veel pagina’s bevat dat een mens er haast een gans leven aan moet wijden, alleen al om het een eerste keer grondig door te nemen.

Dat gigantische dossier wordt geweldig goed naar de planken vertaald door het decor van Michiel Voet én door de vorm waarin Bijnens zijn tekst schreef: een polyfone monoloog. Willy Thomas speelt alle rollen zelf. Hij doet dat in een grijsbeige kostuum waardoor hij haast een wordt met het decor. Maar, per personage krijgt hij ‘hulp’ uit een andere lade. Het deurtje zwiert open en daar schuift een plank met enkele attributen erop uit de muur. Net een lijk. En dat is ook de link die Bijnens en regisseur Thomas Bellinck leggen. Dit dossier is langzamerhand zo dood als een pier. Geen kat die er nog uit wijs geraakt.

Die verwarring weten Bijnens en Bellinck heel helder te portretteren. Ze focussen op enkele figuren uit het dossier: enkele speurders, de dochter van een speurder, een neergeschoten agent en laten hen hun verhaal vertellen. Bijnens sprak met een vijftiental personen.

Onder meer uit die interviews puurde hij zijn tekst: een veelstemmige monoloog van mensen die worstelen met het feit dat ze niet kunnen begrijpen wat er toen gebeurd is. Een hele uitdaging voor Thomas die tijdens de première soms iets te hard op het gaspedaal der dictie duwde. Maar hij overleeft, als een groot acteur die virtuoos tussen grap en bittere ernst springt. Zijn spel is haast een choreografie voor lijf én stem.

Al jonglerend met woorden en stemtimbres zet hij een maatschappelijk statement van formaat neer. Want wat Bijnens aanraakt (het menselijke onvermogen om wreedheid te begrijpen en zich met de gevolgen ervan te verzoenen) en aanklaagt in dit stuk (een dossier dat onopgelost blijft door een massa administratieve en politieke obstakels), blijkt ook een probleem in het aanpakken van het terrorisme te zijn…

Op het moment dat de première van Aperçu de l’inconnu plaatsvond, vond in Parijs de deels in Molenbeek beraamde aanslag plaats. In Molenbeek, waar de miscommunicatie tussen de verschillende Brusselse politiediensten de werking van de politie fnuikt. Intussen worstelt de hele wereld met het niet begrijpen van deze daden.

Deze voorstelling zet Bijnens straffer dan ooit op de kaart als beloftevol theaterauteur die een neus heeft voor de brandhaarden in de maatschappij en daar een trefzeker, goed gedocumenteerd, met zwier geschreven statement van kan maken. Dit is toneel dat zijn noodzaak haalt uit maatschappelijke etterbuilen maar tegelijkertijd benzine is voor spelers om zich te amuseren én kijkplezier oplevert voor de toeschouwers. Perfect toneel over de schrijnende imperfectie van de mens.

  • The Play = Aperçu de l’inconnu
  • Gezelschap = KVS
  • In een zin = Dit is toneel dat zijn noodzaak haalt uit maatschappelijke etterbuilen maar tegelijkertijd benzine is voor spelers om zich te amuseren én kijkplezier oplevert voor de toeschouwer. Perfect toneel over de schrijnende imperfectie van de mens.
  • Hoogtepunt = De beginscène, omdat die het geheim van het decor grappig prijsgeeft en in een seconde duidelijk maakt waarover dit stuk gaat: over hoe een mens soms zo kan zoeken naar iets wat niet meer te vinden is, dat hij vergeet de liefde, het geluk, de schoonheid te vinden die onaangeroerd voor het oprapen liggen.
  • Quote = ‘Wat kan ik zeggen? Hier in mijn nek dus, ik voel daar de steek van een mug. Normaal heb ik dan nog de tijd voor een reflex. Maar die tijd is er niet. Ik kwam juist terug uit verlof. Had tijdens een caféruzie een paar slagen gekregen, vandaar. Er was niks te doen verder die dag, dus was ik gesommeerd om verkiezingsposters te plakken. Een voorbijganger wijst op de overval. Ik kom toegesneld. Net op dat moment sukkelen de daders naar buiten. En dan, ja, die mug. Die muggensteek is van lood.’
  • Meer info: www.kvs.be

Bron » Focus Knack

Wanneer bloed verjaart tot inkt

Al dertig jaar blijven de moorden van de Bende van Nijvel onopgelost, maar ze leveren wel inspiratie voor twee theatervoorstellingen. KVS en Barre Weldaad betreuren niet de slachtoffers, maar de onderzoekers.

Er zijn twee manieren om een perfecte misdaad te plegen, zo klinkt het in Aperçu de l’inconnu. Eén: de perfecte misdaad plegen. Twee: zoveel sporen in het rond strooien dat de onderzoekers hopeloos verdwalen en de feiten verjaren.

Het dossier van de Bende van Nijvel, goed voor 28 doden tussen 1982 en 1985, is een schoolvoorbeeld van de tweede optie. Het onderzoek is zelf een doolhof geworden.

Wat doe je daarmee op theater? Terwijl op het kleine scherm de ene politieserie over de andere struikelt, hebben theatermakers nooit veel met detectives gehad. Voorbij een paar obligate Agatha Christies is het in de vaderlandse theatergeschiedenis ver zoeken naar opmerkelijke whodunits. In theater is het prototype veeleer Oedipus: de onderzoeker die na een diepe afdaling in zijn eigen psychologische spookhuis uiteindelijk zelf schuldig blijkt. Zijn knoop gaat boven elke ontknoping.

Zelfonderzoek

Niet toevallig koos het kleine gezelschap Barre Weldaad voor de titel Verdacht. Auteur Peter Terrin schreef voor Tom Van Bauwel een monoloog waarin een ex-onderzoeker naar de Bende vooral zichzelf op de rooster legt. Anderhalf uur verroert hij nauwelijks, in het brandpunt van zijn eigen proces-verbaal, onder sluipende thrillermuziek, tussen de schimmen van zijn verleden. Ze zitten hem op het vel als Griekse wraakgodinnen.

Eind september ging Verdacht in première in Aalst, waar de Bende op 9 november 1985 haar laatste en bloedigste aanslag pleegde. In de lokale Delhaize vielen toen acht doden, als orgelpunt van een reeks roofovervallen waarvan het hogere doel altijd duister is gebleven.

Zoals het de Bende meer ging om het effect van brutaliteit dan om concrete buit, gaat het regisseur Barbara Vandendriessche meer om een surreële sfeer dan om de documentaire. Verdacht toont het ingekeerde zelfonderzoek van een rechercheur die deze nationale schuld verinnerlijkt heeft tot een spiegelbeeld vol onvermogen.

“Wij, rijkswacht, staatsveiligheid, gerechtelijke politie, BOB, wij waren een archipel van eilandjes, die één keer in de week met elkaar verbonden werden door een gammel bootje met een sputterende motor, als de schipper zich niet verslapen had. Wij waren hier totaal niet klaar voor. We werden net zo overweldigd als die arme mensen in de supermarkt.”

Uitgestoken tongen

In Aperçu de l’inconnu is dat onvermogen vertaald naar een prachtig decorbeeld. Uit een massieve grijze wand klappen steeds nieuwe luiken open. Een voor een schuiven de lijken uit de kast. Ziedaar het onderzoek naar de Bende van Nijvel: tegelijk een klinische frigo voor de doden en een muffe archiefkast.

Niemand heeft de luiken nog in de hand. Met een schrapend geluid vallen ze aan op Willy Thomas, verteller van dienst.

Zijn proloog zet meteen de toon. Het is een eindeloze stroom van beelden zonder verband, met doodlopende bijzinnen zonder punt, allemaal buiten hun oevers getreden. Net zo’n kluwen is het onderzoek waarmee deze rechercheur zich geconfronteerd ziet: duizenden pagina’s van pv’s, nota’s, namen, getuigenissen, mogelijke sporen en pistes. Als een sierlijk ballet zullen ze even later uit een van de lades komen dwarrelen. Het bloed is verjaard tot zwarte inkt. Het onderzoek is verworden tot een onderzoek naar het onderzoek.

Dat maakt van dit theater zoveel meer dan een zoveelste politieserie. Al laat auteur Michael Bijnens heel wat reële feiten passeren, zijn punt is net dat ze nooit een plot zullen vormen. Zijn inzet is veeleer existentieel: we zien hier elke mens in strijd met hogere metafysica, met de onmogelijkheid van de waarheid.

Wat rest, zijn gissingen en geruchten, aan de grens waar recherche overgaat in religie. Willy Thomas zoekt dan ook niet langer naar een oplossing, wel naar zijn eigen zingeving. Tussen de uitgestoken tongen van de misdaad reikt hij afgepeigerd naar zijn koffiezetapparaat. Het gorgelt als in een mysteriespel.

Misschien is dat nog wel de grootste tragiek van deze zaak. De hele bende rond de Bende is nog schrikbarender geworden dan haar daden zelf. Aperçu de l’inconnu schetst ze, na dertig jaar onvermogen, met evenveel jolijt als consternatie.

‘Aperçu de l’inconnu’, tot 21/11 in KVS Brussel. ‘Verdacht’ van Barre Weldaad, nog tot 30/4.

www.kvs.be, www.barreweldaad.be

Bron » De Standaard

VSOA Politie: “Federale politie zit op haar tandvlees”

“Wij pleiten om dringend structurele maatregelen te nemen teneinde de tekorten qua middelen en manschappen bij de politiediensten op te lossen. Frankrijk kondigt bijkomende aanwervingen en middelen aan voor politiediensten. Nu België nog.” Dat eist de politieafdeling van de VSOA.

De regering beweert te investeren in veiligheid, en toch stellen we vast dat er de voorbije tien jaar nog nooit zo weinig nieuwe rekruten zijn aangeworven. Het Vrij Syndicaat voor Openbaar Ambt is scherp voor de Belgische overheid, die de voorbije jaren “gemiddeld slechts 1.000 voltijdse equivalenten” heeft aangeworven. “Deze regering presteert het om slechts 800 nieuwe rekruten aan te werven in 2015 en dit terwijl het tekort reeds op 3000 FTE’s lag.”

De besparingen op personeel zijn nefast voor de goede werking. “De regering kondigt bijkomende controles aan de grenzen aan, in de luchthavens, op de treinen, enzovoort, maar weet maar al te goed dat men enerzijds daar niet de capaciteit en anderzijds niet de middelen voor heeft.”

Qua middelen en logistiek zit de federale politie volledig op haar tandvlees, klinkt het.

“Onze politieke overheid argumenteert dat men tijdens de begrotingscontrole extra middelen heeft uitgetrokken voor investeringen en aankopen, maar in werkelijkheid gaat het slechts over een klein gedeelte wat men ervoor heeft afgenomen. Ter illustratie: de magazijnen zijn leeg. Nog nooit hebben we het meegemaakt dat men zelfs geen broeken of vesten meer heeft om de nieuwe politiemensen mee uit te rusten, laat staan deftige beschermingskledij.”

“Geen woorden maar daden”, zo besluit de vakbond zijn persbericht. “Met straffe uitspraken in de pers allen zal men er niet komen.” De VSOA eist dat de nodige initiatieven genomen worden door de overheid. Middelen dienen vrijgemaakt op korte termijn, “zodat de veiligheid van ons land, maar in het bijzonder de efficiëntie van onze politiemensen, kan gegarandeerd worden”.

Bron » De Standaard

Plannen van minister Geens zetten stille staatsgreep van Openbaar Ministerie verder

Nu dinsdag en woensdag 17 en 18 november zal er gedebatteerd worden in de kamercommissie justitie over het wetsontwerp “houdende wijzigingen van het strafrecht en de strafvordering en houdende diverse bepalingen inzake justitie”, beter bekend als het 2de deel van de Potpourri-wetten van minister Geens.

De justitieminister zegt met zijn voorstellen ons strafsysteem (financieel) efficiënter te willen maken. Maar de vraag is efficiënter ten koste van wat? De kritieken die al verschenen zijn niet te min en ook niet van de minsten. Françoise Tulkens, oud vice-voorzitster van het Europees Hof voor de Rechten van de Mens, Paul Martens, oud voorzitter van het Grondwettelijk Hof en Patrick Henry, voorzitter van avocats.be, spreken in La Libre Belgique van 26 oktober 2015 over “un recul de civilisation”.

De Advocatenordes en ook de onderzoeksrechters zijn zeer kritisch. Zij hekelen de afbouw van de rechten van verdediging, de beperking van de rol van de rechter, de neveneffecten van de maatregelen die tot nog meer overbevolking van de gevangenissen zullen leiden, de strengere strafuitvoeringsmaatregelen tegen mensen zonder papieren en de versterking van de macht van het parket in het strafonderzoek.

De huiszoeking wordt aan minder strenge voorwaarden onderworpen

Een maatregel die nog minder belicht werd, is de beperking van de rol van de onderzoeksrechter door de uitbreiding van het mini-onderzoek tot de huiszoeking. Zo geformuleerd is dat natuurlijk onbegrijpelijk. Waarover gaat het?

Artikel 15 van de Belgische Grondwet bepaalt : “De woning is onschendbaar. Geen huiszoeking kan plaatshebben dan in de gevallen die de wet bepaalt en in de vorm die zij voorschrijft”. Op basis hiervan is het al van bij de totstandkoming van het Wetboek van Strafvordering zo dat een huiszoeking enkel kan bevolen worden door een onderzoeksrechter.

Indien het Openbaar Ministerie (OM) van oordeel is dat er in een strafonderzoek een huiszoeking dient te gebeuren, dan kan dat enkel met toestemming van de betrokkene of door een gerechtelijk onderzoek te openen onder leiding van een onderzoeksrechter. Het is specifiek dit laatste dat minister Geens wilt wijzigen. Daarvoor breidt hij de toepassing van het mini-onderzoek uit.

Bij wet van 12 maart 1998 werd het zogeheten mini-onderzoek ingevoerd in het Wetboek van Strafvordering. Als het OM in een opsporingsonderzoek een bepaalde onderzoekshandeling wilt stellen waarvoor vroeger een onderzoeksrechter diende aangesteld te worden, kan dat sinds 1998 door bij deze laatste een “mini-onderzoek” te vragen. Het strafdossier blijft dan volledig in handen van het OM. De onderzoeksrechter wordt enkel gevraagd goedkeuring te geven voor de onderzoeksmaatregel. Het gaat in concrete over bij voorbeeld het openen van een brief of het organiseren van een autopsie.

De uitbreiding van het mini-onderzoek tot de huiszoeking komt er dus op neer dat een onderzoek waarin het OM meent een huiszoeking te moeten doen toch niet onder leiding van een onderzoeksrechter zal vallen.

Concreet wil minister Geens artikel 28septies van het Wetboek van Strafvordering wijzigen. Dat artikel sluit bepaalde onderzoeksdaden uit van het toepassingsgebied van het mini-onderzoek. Dat was ook het geval met de huiszoeking. Indien Potpourri 2 wet wordt, zal een huiszoeking dus ook kunnen na een mini-onderzoek.

Oorspronkelijk wilde de regering ook voor “de observatie met gebruik van technische hulpmiddelen om zicht te verwerven in een woning” en “het afluisteren en opnemen van privécommunicatie en –telecommunicatie” het mini onderzoek toelaten. Na kritiek van de Raad van State en vele onderzoeksrechters heeft de minister dat idee laten varen.

De vermelde maatregelen houden een ernstige beperking in van het recht op eerbiediging van het privéleven. En juist daarom zijn ze in het kader van het strafonderzoek voorbehouden aan de onderzoeksrechter.

Minister Geens realiseert 15 jaar oude eis van Openbaar Ministerie

De door de regering voorgestelde maatregel is helemaal geen door (financiële) efficiëntie ingegeven maatregel maar de verwezenlijking van een 15 jaar oude eis van het OM. Bij de discussies voorafgaandelijk aan de wet-Franchimont in 1998 kwam de hele discussie al aan de orde. Ze laaide op naar aanleiding van de openingsrede van procureur-generaal F. Schins “Ons strafprocesrecht moet helemaal anders. Tabula rasa!” In september 2011 en de reactie erop van onderzoeksrechter K. Van Cauwenberghe, tevens toenmalig voorzitter van de Vereniging van Onderzoeksrechters, “Onderzoeksrechters afschaffen! En de parketten niet?”

Het voorstel is dus niet zo onschuldig als minister Geens wilt doen uitschijnen. Het is niet gewoon een slim idee van een ervaren advocaat. Het is de verwezenlijking van een oude wensdroom van de hoogste regionen van het OM. Het zou de minister sieren indien hij dat niet enkel zou vermelden in de door hem voorgelegde wetgevingsbundel van 395 pagina’s maar ook duidelijk in het publieke debat.

Hij zegt natuurlijk dat het huidige systeem van gerechtelijk onderzoek log is en financieel niet meer houdbaar maar het stelt toch tot nadenken als de hoogste rechters van ons land zijn voorstellen een “achteruitgang van de beschaving” noemen.

De rol van de onderzoeksrechter wordt uitgehold

Het gaat om de aantasting van het broos evenwicht tussen de macht van het OM en de rechter. De onderzoeksrechter leidt een gerechtelijk onderzoek. Dat doet hij met behulp van rechercheurs bij de politie. Het is de taak van de onderzoeksrechter om zowel bewijzen tegen (à charge), als voor (à décharge) de verdachte te verzamelen.

Dat is helemaal anders voor het OM. In het kader van het strafonderzoek is het OM de vervolgende partij. Het is niet voor niets dat voor onderzoeksmaatregelen die een ernstige inbreuk vormen in het privéleven en de grondwettelijke rechten al meer dan een eeuw een onderzoeksrechter wordt aangesteld.

Die procedure vormt een garantie voor een onpartijdig en onafhankelijk onderzoek en is essentieel voor de rechten van de verdediging. Hoe meer de macht komt te liggen bij het OM, zonder compensatie voor de verdediging, hoe meer kans er is op gerechtelijke dwaling, machtsmisbruik en corruptie. Justitie is immers niet ongenaakbaar, zeker als er gen sprake meer is van “wapengelijkheid” tussen de vervolgende partij en de verdediging.

Om het met een boutade te zeggen en natuurlijk veel te kort door de bocht: in het Ancien regime was er pas sprake van een efficiënte justitie. Opletten dus met dat argument. Een rechtstaat is onverenigbaar met een systeem van standrecht, dat geen waarborgen biedt voor een eerlijk proces en geen respect toont voor de rechten van de verdediging. De vraag die dus aan de orde is, is welke samenleving we willen, welke evenwichten tussen burger en staat, welk soort justitie.

De zoektocht naar “efficiëntie” verbergt repressieve agenda

Het is duidelijk waar het OM naar toe wilt, en dat al meer dan 15 jaar. Zij zijn aanhangers van een versterkte rol voor het OM in het onderzoek. Een systeem waarbij zij het onderzoek leiden en alle weerwerk van de advocatuur dient te komen. Die richting inslaan zonder ook de rechten van de verdediging in de procedure te garanderen en zonder het OM wettelijk te verplichten een strafonderzoek niet enkel “à charge” maar ook “à décharge” te voeren, is een gevaarlijke evolutie.

Het doel van het OM is ook het doel van minister Geens. Hij mikt op een geleidelijke overgang naar een strafprocedure naar Angelsaksisch model. Hierdoor wordt het fair proces op de helling gezet en riskeert de klassenjustitie nog te verergeren. Ook de invoering van een veralgemeende minnelijke schikking voor witteboordcriminaliteit heeft deze tendens versterkt.

In de discussie over de efficiënte van justitie is het interessant te verwijzen naar de openingsspeech van Patrick Duinslager, procureur-generaal van het Hof van Cassatie, van 1 september 2014. Daarin ging hij tegen de stroom in : “Een al te voortvarende justitie kan geen goede justitie zijn. Het is immers niet het hoogste doel van het recht om altijd en overal en ten koste van alles in de eerste plaats efficiënt te zijn. Rechtstoepassing moet bovenal rechtvaardig zijn. Het is pas binnen die grenzen dat er ruimte bestaat voor snelheid en efficiëntie”.

In het Potpourri 2 wetsontwerp wordt de bevoegdheid van de onderzoeksrechter verder uitgehold. Zijn taak wordt steeds meer het zetten van stempels ter goedkeuring van wat het OM vraagt. We evolueren naar een rechter van het onderzoek in plaats van een onderzoeksrechter en dat heeft verstrekkende gevolgen.

De voorstellen van minister Geens zijn niet in eerste instantie ingegeven door een zoektocht naar efficiëntie. Ze dragen bij tot de perfectionering van een repressief systeem.

Bron » De Wereld Morgen | Ivo Flachet (justitiespecialist PVDA)