De stille opkomst van de private bewaker

Door het verhoogde dreigingsniveau piekt de vraag naar veiligheidspersoneel. De drie grote beveiligingsbedrijven in ons land hebben samen 650 extra vacatures opengesteld. Intussen werkt minister van Binnenlandse Zaken Jambon aan een wetsvoorstel om een aantal politietaken over te hevelen naar de private sector.

In hun uniform zien ze eruit als agenten, maar private bewakers hebben vrijwel dezelfde bevoegdheden als een gewone burger. De overgrote meerderheid mag geen handboeien, wapenstok of pepperspray dragen als ze aan parkeerbeheer doen of de ingang van festivals controleren.

Momenteel telt België ruim 15.000 bewakingsagenten. Dat is ongeveer een derde van wat het totale politieapparaat telt. Het merendeel van hen werkt voor een van de drie grote spelers: Securitas, G4S of Seris.

In Europa is de bewakingssector de laatste decennia uitgegroeid tot een miljardenindustrie met een geschatte omzet van ruim 36 miljard euro. “Plakje voor plakje gaan politietaken bij de overheid weg en komt de verantwoordelijkheid voor de veiligheid bij andere partijen te liggen”, zegt Ronald van Steden, die aan de Vrije Universiteit in Amsterdam onderzoek deed naar de private veiligheidsbranche. “In Nederland mogen particuliere bewakers inmiddels ook patrouilleren op straat.”

Ook in eigen land ziet de sector potentieel in het openbaar domein als nieuwe afzetmarkt. De drie grote beveiligingsbedrijven hebben onlangs 650 extra vacatures opengesteld door de verhoogde terreurdreiging. De voorbije dagen moesten beveiligingsbedrijven zelfs klanten weigeren door een gebrek aan personeel.

Minister van Binnenlandse Zaken Jan Jambon (N-VA) wil begin januari aan het parlement een lijst voorleggen met politietaken die kunnen worden uitbesteed. Liggen onder meer op tafel: medebeheer van camerabeelden, slachtofferonthaal en ondersteuning bij alcoholcontroles.

Een uitbesteding zou een flinke kostenbesparing moeten opleveren en de politie de mogelijkheid geven om zich te concentreren op haar kerntaken. Maar experts stellen zich de vraag of het wel verstandig is om onze veiligheid in handen te geven van commerciële partijen.

Meer onveiligheid, meer klanten

Commerciële agenda’s zijn niet altijd compatibel met publieke belangen. “Niet veiligheid is de business van de private bedrijven, maar ónveiligheid. Want hoe meer onveiligheidsgevoelens, hoe meer klanten, hoe meer geld. Dat is pervers”, zegt Ronald Memelink.

Ondanks zijn kritische houding, werkt Memelink nauw samen met bewakingsbedrijven. Hij is directeur van I-watch in het Nederlandse Zwolle. Via deze stichting leveren politie en private bewakingsfirma’s al tien jaar gezamenlijk cameratoezicht in diverse binnensteden en op bedrijventerreinen. Onder regie van de politie bekijken private bewakers camerabeelden met behulp van geavanceerde technologie. Zo wil Memelink gebruikmaken van de expertise van de private bewakingssector.

Toch is het op eieren lopen. “Een van de multinationals waarmee we eerst samenwerkten, was zo brutaal dat hij achter onze rug cameratoezicht aanbood tegen een lagere prijs aan bedrijven bij wie we samen toezicht hielden. “Jullie hebben cameratoezicht van I-watch, hè. Dat is duur, of niet? Nou, wij doen het voor de helft.”

Kwaliteitseisen

Bewakingsagenten zijn flexibel inzetbaar en een stuk goedkoper dan politieagenten. Maar de vraag is ook of de regering zich niet te snel rijk rekent met de beoogde kostenbesparing.

Kwaliteit kost geld, benadrukt Gerrit Bellon van Securitas. “Als we meer taken gaan doen in samenwerking met de politie, zullen er absoluut kwaliteitscriteria tegenover moeten staan. Als openbare aanbestedingen puur op prijs blijven gaan zoals nu, is dat niet in het belang van het publiek.”

“If you pay peanuts, you get monkeys”, ontdekte ook Leo Mares, korpschef in Beveren. Hij experimenteerde in 2006 als een van de eersten in België met de inzet van private bewakingsagenten toen er toezicht nodig was bij het openbare zwembad. Een politieman kostte hem toen op jaarbasis iets meer dan 50.000 euro, een private bewaker 30.000 euro.

Toen hij aan de bewakingsagenten kwaliteitseisen stelde zoals ervaring, verliep de samenwerking goed. Maar in het jaar dat de aanbesteding alleen op prijs werd toegekend, werd het een ‘nachtmerrie’. “We hebben toen meer tijd gestoken in het controleren van die mannen, dan dat zij controles hebben gedaan op het terrein.”

Bij een uitbreiding van de taken voor bewakers moet je bovendien in extra opleiding voorzien. Ook dat kost geld. Op lengte en inhoud van de opleiding is er nu al kritiek. De basisopleiding duurt momenteel maar 127 uur. Een specialisatie tot bijvoorbeeld evenementenbewaker is nog eens 40 uur.

Het slaagpercentage bij de examens van Selor, het selectiebureau van de overheid, ligt rond de 90 procent. De opleiding is nu vooral theoretisch en er is nauwelijks tijd voor het oefenen van conflictsituaties. “Je moet echt moeite doen om te buizen”, zegt een ex-bewaker.

Minister Jambon laat weten dat hij snel werk wil maken van een betere screening van bewakingsagenten. Uit een recent evaluatierapport blijkt dat er nog van alles misloopt. Zo worden personen zonder vergunning of opleiding illegaal als bewakingsagent ingezet, vooral op sportmanifestaties en muziekfestivals.

Dat werd ook duidelijk tijdens dit onderzoek: bij een concert liepen er naast de officiële bewakers ook jongeren in gewone kleren rond die zich voordeden als barhulp, maar bij conflictsituaties ingrepen door lastige bezoekers in houdgreep vast te nemen en buiten te zetten. Zij ontsnappen aan elke vorm van controle.

Volgens verschillende bewakers die anoniem willen blijven, zijn zulke wanpraktijken schering en inslag. Ze vinden de controle van Binnenlandse Zaken op de sector dan ook ondermaats. Die is voornamelijk formeel. Draagt de bewakingsagent de arbeidskaart zichtbaar? Is de vergunning op orde? De private veiligheidsbranche betaalt jaarlijks zo’n 3 miljoen retributie aan Binnenlandse Zaken voor het uitvoeren van controles maar zegt daarvoor zorgwekkend weinig controles terug te krijgen.

Taboe op geweldsmiddelen

Gerrit Bellon, directeur bij Securitas, denkt dat private bewakers vooral taken kunnen overnemen waarvoor de politie te hoog is opgeleid. “In Mechelen heb je een jaarlijks festival waarbij de toegang tot de Grote Markt wordt afgesloten. Daar staan vijf politieagenten niks anders te doen dan te zeggen: ‘Je mag er niet meer door.’ Dat laat je toch niet door een politieagent doen, maar door een private bewaker?”

Ook taken als ondersteuning bij alcoholcontroles, het begeleiden van gerechtsdeurwaarders en patrouilleren op straat zouden door de private sector kunnen worden gedaan, vindt hij. Maar hij is geen vragende partij voor het dragen van wapens. Op dit moment ligt er zowel bij overheid als bedrijven een taboe op het gebruik van geweldsmiddelen.

“Je wil geen halve politieagenten van ze maken”, zegt een politieagent die lesgeeft aan het opleidingsinstituut van G4S. Ondanks de gevaarlijke situaties waarin bewakers kunnen belanden, vindt hij dat het gebruik van geweldsmiddelen zoals handboeien een monopolie moet blijven van de politie.

Maar wat doe je als bewaker als er een potentiële terrorist voor je staat? Het is nu soms al lastig om op te treden tegen een dronken of agressieve festivalganger. “Als iemand begint te flippen, moeten we die soms een kwartier in bedwang houden tot de politie komt”, zegt een ex-bewaker. “De vraag is of het dan niet veiliger is om handboeien te hebben, voor de persoon zelf, maar ook voor ons.”

Veel bewakers zijn het slachtoffer van fysiek of verbaal geweld. Volgens de beroepsvereniging van de private bewakingsfirma’s APEG-BVBO gaat het om één incident per dag. In bijna de helft van de gevallen gaat het om fysieke agressie. Vooral parkeerwachters en evenementenbewakers delen in de klappen.

Bewakers mogen nu alleen ‘proportioneel’ geweld gebruiken. Hoe je dat in de praktijk invult, bezorgt bewakers veel kopzorgen. Private bewaker Daniella vertelt: “Bij alles wat ik doe, vraag ik me af of ik het nog aan de politie kan uitleggen. Want iemand kan altijd een klacht indienen.” Aan een verkeerde inschatting kunnen bovendien flinke consequenties verbonden zijn. Bij een gerechtelijke veroordeling als gevolg van hun gedrag, moeten de bewakers zélf voor de kosten opdraaien.

“Ons vak is heel duidelijk op papier, maar in de praktijk heel moeilijk. Je moet de lastigste situaties oplossen met praten”, vertelt bewaker Koen. Een ex-bewaker lacht: “Ze zouden ons eigenlijk de Nobelprijs voor de Vrede moeten geven.”

Bron » De Standaard

Voor het eerst sinds 2006 duidelijke daling aantal klachten tegen politiemensen

Het Vast Comité van Toezicht op de politiediensten heeft vorig jaar bijna vier procent minder klachten over politiemensen ontvangen. Dat blijkt uit het jongste jaarverslag van het Comité P. Het gaat voor het eerst sinds 2006 om een duidelijke daling van het aantal klachtendossiers.

Het Comité P kreeg vorig jaar 2.771 klachten, terwijl het in het recordjaar 2013 nog 2.885 klachtendossiers ontving. Sinds 2006 steeg het aantal klachten elk jaar, afgezien van een minimale daling van 2.686 klachten in 2011 naar 2.680 klachten in 2012.

Het aantal strafonderzoeken dat aan de Dienst Enquêtes van het Comité P werd overgemaakt, daalde ook van 128 in 2013 naar 115 vorig jaar, een daling van 12 procent. Het gaat om het laagste aantal overgemaakte strafonderzoeken in tien jaar. Het Comité P zegt zelf echter dat daaruit niet besloten kan worden dat er effectief minder strafonderzoeken tegen politieambtenaren zouden voorkomen en erkent dat het daarop geen zicht heeft.

‘Gewelddaden tegen personen’

De top vier van de door de gerechtelijke overheden aan de Dienst Enquêtes P overgemaakte strafonderzoeken bleef ongewijzigd ten opzichte van 2013, zegt het rapport. “In 2014 was er bij een derde van de aan de Dienst Enquêtes P toevertrouwde strafonderzoeken sprake van ‘gewelddaden tegen personen’. Bij 17 strafonderzoeken werd onderzocht of er sprake was van valsheid uit hoofde van een ambtenaar in dienst. Bij 17 overgemaakte strafonderzoeken was er sprake van ‘schending van het beroepsgeheim’ en bij 8 strafonderzoeken was er sprake van ‘daden van willekeur’.”

Meeste klachten in Brussel/Elsene

De politiekorpsen waarover de meeste klachten binnenliepen, waren Brussel/Elsene met 216 klachten, Antwerpen met 161 klachten, Zuid (Anderlecht, Sint-Gillis, Vorst) met 75 klachten en Gent met 71 klachten.

Meer dan driekwart van de klachten ongegrond

Meer dan driekwart van de klachtendossiers tegen politiemensen bij het Comité P in 2014 is na onderzoek volledig of gedeeltelijk ongegrond gebleken.

Het Comité P berekende uit hun gegevens dat in 78 procent van de dossiers het ging om “ongegronde klachten of klachten die geleid hebben tot een beslissing van afwezigheid van fout in hoofde van de aangeklaagde politieambtenaren”. In 13 procent van de dossiers was er een tekortkoming of een fout in hoofde van een politieambtenaar en in 10 procent van de dossiers konden de dossiers strafrechtelijke inbreuken inhouden.

Tuchtstraffen

Voor de betrokken politiemensen werden in 18 dossiers tuchtstraffen uitgesproken. In zeven dossiers werd de zwaarste sanctie, het ontslag van ambtswege, opgelegd. “Het gaat om een beeld per dossier”, aldus het jaarrapport. “Het is immers niet altijd mogelijk om, op basis van de beschikbare informatie, te bepalen welke leden van de geïntegreerde politie precies bestraft zijn op tuchtrechtelijk vlak wanneer meerdere van hen betrokken zijn in eenzelfde dossier.”

Verder ging het om een blaam (1 dossier), inhouding van wedde (2 dossiers), schorsing (5 dossiers) en “terugzetting in weddeschaal” (4 dossiers).

Bron » De Morgen

Van Andreas Baader over de Bende van Nijvel tot Salah Abdeslam: terrorisme vroeger en nu

Sinds de jongste aanslagen in Parijs is de strijd tegen het moslimterrorisme wereldnieuws. Toch zijn de Franse en Belgische overheid niet aan hun proefstuk toe. In de jaren zeventig en tachtig kreunde half Europa onder nietsontziend terroristisch geweld. Geschiedenis van de ongelijke strijd tussen de bommenleggers en de burgerij.

Sinds het duidelijk werd dat de aanslagen in Parijs beraamd werden vanuit de achterbuurten van Molenbeek is dit land in de ban van veiligheid, van moslimfundamentalisme en van de strijd tegen het terrorisme. Op café spreekt men even vlot over de dreigingsanalyses van het OCAD als over de achterlinie van de Rode Duivels.

Nochtans is die zogenaamde ‘noodtoestand’ niet uniek. De nieuwsbulletins van vandaag lijken wel een doorslagje van die van de jaren tachtig. Toen waren er zelfs twéé terreurgroepen die het land tegelijk bedreigden: de extreemlinkse Cellules Communistes Combattantes (CCC) en de – mogelijk – extreemrechtse Bende van Nijvel. Net als de IS-strijders vandaag pleegden ze bomaanslagen en bezondigden ze zich aan standrechtelijke executies en blinde moordpartijen.

In 1985 lanceerde de regering-Martens V een pakket maatregelen dat opvallende gelijkenissen vertoont met dat van de regering-Michel vandaag. Wilfried Martens (CVP) beschikte nog niet over instellingen zoals het Orgaan voor de Coördinatie en de Analyse van de Dreiging (OCAD)en de Nationale Veiligheidsraad, die Charles Michel (MR)vandaag adviseren, maar hij kon wel bogen op een speciale ‘veiligheidstop’.

Ook toen zaten daar de ministers van Defensie, Justitie en Binnenlandse Zaken in, plus het parket, de Staatsveiligheid, de Rijkswacht (de voorloper van de huidige federale politie), én de gemeentelijke politie van Brussel. Ook toen werd beslist dat de politie in de strijd tegen de terreur hulp zou krijgen van paracommando’s om ‘ambassades, overheidsgebouwen en andere vitale punten te bewaken’: ‘De para’s kunnen verdachten helpen arresteren en wegversperringen opwerpen.’

Net zoals vandaag vond de politie ook in 1985 die tijdelijke militaire hulp volstrekt onvoldoende. De politievakbond eiste meer manschappen: ‘Wat kan de Rijkswacht doen als meer dan 2000 manschappen ontbreken in het operationeel korps? U wordt slecht gediend, slecht beschermd en slecht geholpen.’ En net als de regering-Michel nu bond ook de regering-Martens onmiddellijk in.

Meer nog, ze beloofde een reorganisatie die nooit echt is doorgevoerd, maar die vandaag opnieuw vrij letterlijk terug te vinden is in de voorstellen tot politiehervorming van minister van Binnenlandse Zaken Jan Jambon (N-VA): ‘Er komt een einde aan de huidige situatie waarbij personeel van het operationeel korps administratieve en logistieke taken moet volbrengen.’

CCC

Het resultaat van de opgedreven strijd tegen de terreur was geen onverdeeld succes. Eén groep daders werd snel opgepakt en berecht: de links-radicale Cellules Communistes Combattantes.

In 1984 en 1985 pleegde de CCC een reeks bomaanslagen, vooral tegen een aantal symbolen van het militair-kapitalistische systeem. Ze blies een NAVO-pijplijn en een zendmast van het Belgische leger op, legde bommen bij het Liberaal Studiecentrum in Brussel en bij het CVP-secretariaat in Gent, en viseerde verder vooral (Amerikaanse) bedrijven en banken.

Maar de spectaculairste CCC-aanslag gebeurde op klaarlichte dag in Leuven, toen het Kredietbank-gebouw aan het Leuvense Ladeuzeplein werd opgeblazen. Er was alleen stoffelijke schade: de bewakingscamera filmde hoe de terrorist rond zijn bomkoffer pamfletten strooide met een waarschuwing, en er zo voor zorgde dat al het bankpersoneel buiten was voor de zware bom ontplofte.

De geschiedenis van de CCC had een les kunnen zijn voor de IS-terroristen die zich voortijdig opbliezen in Parijs: explosieven blijven onvoorspelbaar. In het geval van de CCC leidde dat ertoe dat er op 1 mei 1985 doden viel terwijl dat wellicht niet de bedoeling was geweest. De CCC liet een bestelwagen ontploffen voor de kantoren van het VBO in Brussel, maar had ook hier waarschuwingen verstuurd.

Er waren opnieuw pamfletten uitgestrooid, deze keer met de boodschap ‘Gevaar! Gepiègeerde (sic) wagen. Verwittig uw collega’s en vlucht zo snel mogelijk op straat, zo ver mogelijk. Raak vooral de wagen niet aan.’

De pamfletten werden te laat gelezen of niet snel genoeg begrepen: twee brandweerlui kwamen bij de aanslag om. Het onderzoek naar de bommenleggers werd opgevoerd. Na de arrestatie van de CCC’ers – alle vier – was het afgelopen met het communistische terrorisme in dit land.

Bende van Nijvel

Dan was de Bende van Nijvel een tegenstander van een ander kaliber. De misdaden spreiden zich uit over een viertal jaren, het aantal slachtoffers liep op tot 28 doden en 40 gewonden.

Er werden wapenhandelaars vermoord, juweliers, taxichauffeurs en restaurantuitbaters. Er werden wapens, explosieven, auto’s, geld en speciale kledij gestolen. Er vonden bloedige en vaak dodelijke raids plaats op de Delhaizes van Genval, Ukkel, Beersel, Eigenbrakel, Overijse en Aalst, maar ook op de GB van Houdeng-Goegnies en de Colruyts van Nijvel en Halle.

Kinderen werden neergemaaid, caissières die het geld niet snel konden overhandigen kregen een kogel door het hoofd. Alleen in Aalst schoot de Bende acht mensen neer, en dat voor de schamele buit van 737.777 frank (18.300 euro).

Verdriet, verbijstering en woede maakten zich van België meester. Net zoals bij de aanslagen op Charlie Hebdo of Le Bataclan waren de daders volksvijand nummer één. Ze hoefden ook niet gearresteerd te worden, hun fysieke uitschakeling primeerde. SP-voorzitter Karel Van Miert had de politie opgeroepen om ‘ze zonder boe of bah neer te knallen’. En dat andere socialistische kopstuk, Louis Tobback zei over de Bendeleden: ‘Dit soort ongedierte is geen maatschappelijke discussie waard. Dat moet men bij de eerste gelegenheid liquideren.’

Toch werd de Bende van Nijvel nooit opgerold, laat staan berecht. Men is het tot vandaag niet eens over al hun daden, laat staan dat men hun motieven kent. Sommigen houden het bij extreemrechtse aanslagen om zo een ’terreur van de spanning’ te creëren, anderen houden het bij extreem gewelddadig banditisme.

Er wordt gedacht dat we één, of mogelijk enkele van de leden kennen, maar zekerheid hebben we daar niet over. De sfeer van algeheel onbehagen werd nog versterkt doordat namen van politieagenten zoals BOB’ers Madani Bouhouche, Robert Beijer en Christian Amory ineens opdoken in het Bendedossier, net als die van Jean Bultot, adjunct-directeur van de gevangenis van Sint-Gillis.

Het waren stuk voor stuk kerels met stevige extreemrechtse sympathieën die elkaar leerden kennen in Brusselse practical shooting clubs. Ze waren niet alleen getrainde schutters, velen zelfs wapenfreaks, ze hadden ook nauwe banden met het extreemrechtse Front de la Jeunesse (FdJ). Uit dat Front was een occulte, neonazistische organisatie ontstaan: Westland New Post (WNP). Christian Smets, een commissaris van de Staatsveiligheid, infiltreerde in WNP, maar deed dat veel te ijverig. Nadien vroegen velen zich af waarom Smets deze neonazi’s gespecialiseerde politietechnieken aanleerde, onder meer hoe ze ‘vijanden’ moesten schaduwen.

Tot vandaag is er een discussie over hoe (on)belangrijk en (on)gevaarlijk splintergroepen zoals WNP eigenlijk waren. Feit is dat het Front de la Jeunesse voor een opstoot zorgde in politiek geweld, en dat het zeker in Brussel verantwoordelijk was voor aanslagen op ‘linkse’ en ‘allochtone’ doelwitten.

Op de ‘erelijst’ prijken de eerste moord op een man van Noord-Afrikaanse origine en de brandstichting bij het weekblad Pour.

Het Front de la Jeunesse dweepte met het ideaal van het blanke, rechtse en christelijke Avondland en zou zeker nooit vergeleken willen worden met de radicale moslims van Sharia4Belgium. Toch zijn er behalve de evidente verschillen ook opvallende parallellen.

Ook bij Sharia4Belgium was er lange tijd twijfel of de leden puberale aanstellers waren, radicale uitdagers van de staat en de samenleving, of erger. Ook de Front de la Jeunesse-leden die ‘radicaliseerden’ richting Westland New Post gingen blijkbaar geen moord of liquidatie uit de weg, ook niet van een in ongenade gevallen ex-medestander. En het was militair georganiseerd.

Bij een huiszoeking bij een WNP-lid troffen speurders niet alleen nazi-emblemen en extreemrechtse symbolen aan, maar ook wapens, zender-ontvangers, decoderingsroosters, geheime NAVO-documenten en blanco toegangsbewijzen voor de kazerne van de generale staf in Evere.

Brainwashen

Net zoals bij Sharia4Belgium vandaag durfde men in die tijd extremistische politieke bewegingen af te doen als ‘halve sektes’: hun leden werden gebrainwasht en vervreemdden van hun eigen milieu. Ook sommige terroristen zeiden later dat ze het slachtoffer waren van zo’n hersenspoeling. Het spectaculairste voorbeeld daarvan deed zich in de VS voor.

Het gebeurde niet in een armzalige migrantenwijk in Molenbeek of in een no-goarea in een Parijse banlieue, maar in het gegoede milieu van California. Patty Hearst was de negentienjarige kleindochter van William Randolph Hearst, de krantentycoon naar wie Orson Welles ooit zijn Citizen Kane had gemodelleerd. Begin 1974 werd zijn kleindochter op de University of California in Berkeley ontvoerd door een stedelijke guerrillagroep die zich Symbionese Liberation Army (SLA) noemde.

De Symbionezen zetten zich in voor Afro-Amerikanen die veroordeeld waren tot een gevangenisstraf: voor het SLA waren ze politieke gevangenen, heroïsche slachtoffers van een racistische maatschappij. Tijdens haar gevangenschap kreeg Hearst sympathie voor haar gijzelnemers.

Er ging een schok door de Amerikaanse publieke opinie toen de steenrijke kleindochter Hearst in april 1974 gefilmd werd bij een overval op een bank in San Francisco. Ze was lid van een SLA-commando en hield een karabijn in haar hand. Bij een latere overval (waarbij één dode viel) bestuurde ze de vluchtauto. Hearst stond met haar machinegeweer haar mannetje in meer dan één vuurgevecht.

Toen Patty Hearst in 1975 werd gearresteerd, waren artsen van oordeel dat ze als guerrillero was verworden tot ‘een emotieloze zombie met een laag IQ’: ze zou een ‘klassiek geval van brainwashing’ zijn. Ze kwam er in 1976 van af met zeven jaar cel. In zijn vonnis zei de rechter dat ‘rebelse jongeren die om welke reden dan ook revolutionair worden en vrijwillig criminele daden plegen, daarvoor gestraft zullen worden’. Dat zou een terechte overweging kunnen zijn uit een vonnis voor ex-Syriëstrijders.

Zelfs aan die vermaning viel voor een miljonairsdochter te ontkomen. Al in 1978 schortte president Jimmy Carter haar straf op, en in 2001 verleende president Bill Clinton haar genade. Ze heette weer Patty Hearst. Net zoals Brian De Mulder in Syrië ‘Abu Qasem Brazili’ heette en Abdelhamid Abaaoud door zijn vrienden van de IS werd aangesproken met ‘Abu Umar al-Baljiki’, had ook Patty Hearst een strijdersnaam aangenomen. Ze noemde zich ‘Tania’, naar de nom de guerre van Tamara Bunke, de vriendin van Ché Guevara die samen met hem in 1967 omgekomen was tijdens zijn laatste missie naar Bolivië.

De Jakhals

Net zoals het moslimterrorisme van vandaag rechtstreeks gelinkt is aan de destabilisatie van Syrië en Irak, zo was ook in de jaren zestig het terrorisme in Europa in beginsel import uit de derde wereld. Er waren twee grote aanvoerlijnen: het Midden-Oosten en Zuid-Amerika.

Veel linkse jongeren bewonderden Fidel Castro, en hoe hij en een handjevol bebaarde guerrillero’s in Cuba dictator Fulgencio Batista en zijn Amerikaanse maffiavrienden van de macht hadden verdreven. Castro’s kompaan Ché Guevara was de ideale poster boy in tal van studentenkamers: een vrijheidsstrijder met een zeker sexappeal, de nieuwe Jezus van de eerste generatie die God vaarwel zei.

Om één of andere reden genereerde het Castro-regime…vliegtuigkapingen. Nog voor 1971 hadden meer dan honderd piloten een wapen op de neus gekregen, met daarbij het dwingende commando: ‘Naar Havana’. Meestal ging het om geïsoleerde politieke fanatici, soms ook gewoon om politiek verpakte criminaliteit. De hausse stopte pas toen Cuba en de VS een wederzijds uitleveringsverdrag ondertekende: wie in Miami een vliegtuig kaapte en daarmee in Havana landde, kreeg meteen een retourticket onder politiebewaking naar de VS.

Anders dan bij de latere Libische aanslag op een Pan Am-Boeing boven Lockerbie (1988), de historische vliegkapingen annex-aanslagen op de Twin Towers en het Pentagon van 9/11 of bij de recente IS-aanslag op het Russische toestel dat vanuit de Egyptische badplaats Sharm-el-Sjeik was opgestegen, was het bij de eerste golf vliegtuiggeweld dus niet de bedoeling om de toestellen te laten ontploffen of zo veel mogelijk slachtoffers te maken, wel om de inzittenden te gijzelen en als pasmunt te gebruiken voor een politiek doel, eventueel een uitwisseling van gevangenen.

Maar ook dat veranderde snel, want de Venezolaanse terrorist ‘Carlos’ (zijn echte naam was Iljitsj Ramirez Sanchez) probeerde al in 1975 op de Parijse luchthaven Orly een El Al-vliegtuig te vernietigen met een raketwerper van Russisch fabricaat.

Carlos, bijgenaamd ‘de Jakhals’, werkte voor een radicale, linkse Palestijnse groepering die ook het Arabische grootkapitaal niet ontzag. Zijn absolute bravoure-nummer pleegde hij in december van datzelfde jaar 1975. In het zwaarbeveiligde OPEC-hoofdkwartier in Wenen gijzelde hij alle zéstig hoogwaardigheidsbekleders, inclusief de almachtige Saoedi-Arabische minister van Oliezaken, sjiek Zaki Yamani. Carlos eiste en kreeg een vliegtuig naar Algiers als vrijgeleide.

Tijdens die reis kwam Yamani onder de druk van Carlos’ persoonlijkheid: hij was charmant en intelligent, en volkomen gewetenloos. Carlos was de ‘Abdelhamid Abaaoud’ van zijn tijd: zijn naam boezemde alleszins evenveel angst in, en op een bepaald ogenblik hielden (bijna) alle veiligheidsdiensten een klopjacht op hem.

Baretten en Arafatsjaals

Ook in de islamwereld viel die boodschap niet op droge grond. De Palestijnen waren militair uitgeteld in hun oorlog tegen Israël, maar via een aantal spectaculaire vliegtuigkapingen konden ze hun verloren zaak internationaal op de kaart zetten.

De Saoedi’s betaalden de Palestijnen in oliedollars om kalasjnikovs te kopen in het Oostblok, en in 1968 werd het eerste toestel van de Israëlische luchtvaartmaatschappij El Al verplicht om koers te zetten naar Algiers. Na verloop van tijd stuurde Israël op élke vlucht een peloton veiligheidsagenten mee. Die slaagden erin om in september 1970 op Schiphol een kaping af te slaan en de jonge Palestijnse strijdster Leila Khaled te overmeesteren.

Meteen werden verschillende andere vliegtuigen gekaapt, steeds met dezelfde eis: Free Leila Khaled. Met haar Palestijnensjaal om het hoofd en haar geweer in de hand was de knappe Khaled zowaar een stoerdere variant van Guevara.

De Palestijnse leider Yasser Arafat ging nog een stap verder met de oprichting van Zwarte September, een gespecialiseerde terreurgroep die in de schoot van zijn Palestijns Bevrijdingsleger (PLO) opereerde.

Zwarte September werd meteen wereldnieuws toen een commando tijdens de Olympische Spelen van München 1972 binnendrong in het Olympisch dorp en er de Israëlische atleten gijzelde. Uiteindelijk kostte de gijzeling het leven aan elf Israëli’s, acht Palestijnen en één West-Duitse politieman. De wereld kon het Palestijnse probleem nooit meer negeren.

Die redenering moeten de IS-beslissers ook gemaakt hebben toen ze drie jongens met een bommengordel naar het Stade de France stuurden. In Parijs mislukte de actie gelukkig, terwijl die in München ‘succesvol’ was geweest – zij het dan vanuit terroristisch perspectief.

De gijzeling in München zorgde in Israël voor een collectief trauma. Als reactie op het Palestijnse terrorisme bracht premier Golda Meir (1898-1978) ‘wraak’ en ‘afschrikking’ als officiële elementen in de buitenlandse politiek van zijn land. Aaron J. Klein, zelf een oud-officier van de Israëlitische inlichtingendiensten, heeft in 2005 in zijn bloedstollend boek ‘Striking Back’ (door Van Halewyck vertaald als ‘Vergelding’) het Israëlitische antwoord geanalyseerd op het Palestijnse terrorisme. Het bestond uit… terrorisme. Zij het staatsterrorisme. Sinds 1972 heeft Israël zich voorgenomen dat elke terrorist die Israëlitische burgers doodt, moet weten dat Israël niet rust voor hij of zij zelf dood is. Het lijkt een oudtestamentische boodschap: oog om oog, tand om tand.

Een aantal Palestijnse opdrachtgevers van München kregen de Israëli’s al in 1973 te pakken, tijdens een spectaculaire actie in hartje Beiroet. Om niet op te vallen, verkleedden de commando’s zich als vrouw. In die uitrusting doorzeefden ze een aantal top- PLO’ers met kogels.

Klein noteerde: “Libanese kranten schreven dat ooggetuigen hadden gezien hoe twee knappe vrouwen – de ene blond, de andere een brunette – als gewapende derwisjen strijd hadden gevoerd in de straten van Beiroet en politie, leger en Palestijnse agenten op een afstand hadden weten te houden met langdurige salvo’s uit hun automatische wapens.”

De brunette was de commandant, Ehud Barak, van 1999 tot 2001 de eerste minister van Israël. Barak was niet de enige toppoliticus die in het leger bij een elite-eenheid diende. Ook huidige premier Benjamin Netanyahu hoorde met zijn broers tot het Sayeret Matkal-commando dat in 1976 tijdens de beruchte ‘raid op Entebbe’ een einde maakte aan wéér een vliegtuigkaping. Daarbij sneuvelde Netanyahu’s broer Yoni.

De Mossad, de Israëlitische geheime dienst, handelde bij dergelijke liquidaties nooit op eigen houtje. Voor elke ‘moord’ is de uitdrukkelijke toestemming van de eerste minister vereist. Klein reconstrueerde zelfs die vergaderingen, met het hoofd van de geheime dienst in de rol van openbare aanklager en de eerste minister in die van rechter.

Premiers als Shimon Peres stelden zich eerder terughoudend op, maar figuren als Yitzak Shamir deden nooit moeilijk.

Maar de Palestijnen lieten zich natuurlijk niet zo maar afslachten en schoten terug. De escalatie leidde tot moordpartijen en al dan niet verijdelde aanslagen in hartje Parijs, Madrid of Rome. Of op het de Brouckèreplein in Brussel, waar een jonge Palestijn in 1972 een Israëlitische zaakgelastigde een kogel door het hoofd schoot. De West-Europese ordediensten werden erbij geroepen en keken ernaar. Ze konden, mochten of wilden er weinig of niets aan doen.

Twee van de Israëlitische ‘opdrachtgevers’ van dergelijke afrekeningen, Shimon Peres en Yithzak Rabin, kregen zelfs de Nobelprijs voor de Vrede. Ook vandaag blijft het voor Westerse politici een moeilijke vraag: tot waar is het ’tegengeweld’ gerechtvaardigd of zelfs nodig, waar vervalt men in een haast even bloedige vorm van wraak?

Baader-Meinhof

Die debat klonk ook West-Duitsland zelf luid op. Nochtans was dat land in 1972, op het ogenblik dat Zwarte September in München had toegeslagen, al een paar jaar geobsedeerd door de strijd tegen het terrorisme, van eigen makelij nog wel. Tegen jonge kerels en vrouwen die een intense haat koesterden tegen het eigen vaderland, toen ze zich groepeerden in de Rote Armee Fraktion (RAF), ook wel Baader-Meinhof genoemd.

De leden waren oorlogskinderen. Ulrike Meinhof (1934) vluchtte met haar moeder van Oost- naar West-Duitsland. De vader van Andreas Baader (1943) raakte vermist als krijgsgevangene van de Sovjets. Gudrun Ensslin (1940) was de verloofde van Bernward Vesper, de zoon van nazifanaat en Blut und Boden-dichter Will Vesper. Ze experimenteerden met hasj en dweepten met Karl Marx.

Andreas Baader en Gudrun Ensslin werden een eerste keer gearresteerd en veroordeeld na een brandstichting in een warenhuis. Ze hadden zich voor die terreurdaad laten inspireren door de brand van het Brusselse warenhuis Innovation in 1967. Waarom zouden ze dus niet zelf zorgen voor ‘een stukje knisperend Vietnam in West-Europa’?

Meinhof was een geradicaliseerde maar respectabele journaliste van het linkse blad Konkret. Ze hielp haar twee vrienden ontsnappen, maar bij die actie kwam een bewakingsagent om (de jonge terroristen meenden dat ze met een alarmpistool stonden te zwaaien, quod non). Het was een noodlottige vergissing. Kanselier Ludwig Erhard zei: ‘Zolang ik regeer, zal ik alles doen om deze misstanden uit te roeien.’ Uit te roeien: die woorden heeft de christendemocratische kanselier echt gebruikt.

Wat volgde, roept herinneringen op aan de roadmovie Thelma & Louise. Van de ene dag op de andere waren de radicale linkse actievoerders ‘outlaws’. Ze geloofden bovendien zélf wat de pers over hen schreef. Baader en co. startten een eigen stadsguerrilla: geïnspireerd door de Tupamaros (De Nationale Bevrijdingsbeweging) in Uruguay, maar in de praktijk gebracht in het hart van een van ’s werelds rijkste landen.

Intussen mobiliseerde West-Duitsland niet alleen zijn hele politieapparaat, ook enkele media riepen zowat de noodtoestand uit. Plaats voor nuance was er niet meer. Vooral het rechtse en zeer anticommunistische Springer Verlag van Axel Springer, de uitgever van invloedrijke tijdschriften zoals Bild en Die Welt, kreeg schuim op de lippen van de RAF. Waarop Baader en co. bommen legden in kantoren van Axel Springer.

Vergeleken met de ‘duivelse’ status die Baader-Meinhof werd toegedicht, is de jacht op Salah Abdeslam haast klein bier. De jonge Duitse terroristen liepen niet ver. Al vanaf 1972 zaten Andreas Baader, Gudrun Ensslin, Jan-Carl Raspe, Holger Meins en andere medestanders in de cel. Hun ‘erelijst’: vier doden en een dertigtal gewonden.

Dat was een hoge dodentol, maar beduidend lager dan de eindeloze slachtofferlijsten van nationalistische afscheidingsorganisaties zoals ETA of IRA, of van het Spaanse of Britse repressieapparaat tegen de Baskische of Ierse bommenleggers. Bloody Sunday is tot vandaag de bijnaam van een actie van het Britse leger in het Noord-Ierse Londonderry, waar in januari 1972 militairen 14 ongewapende mannen en jongens doodschoten. Alle soldaten werden vrijgesproken.

De strijd van het West-Duitse politieapparaat tegen Baader-Meinhof was oneindig veel meedogenlozer dan die tegen welke andere gangster ook. Heinrich Böll schreef: het is ‘een oorlog van zes tegen zestig miljoen’. De RAF-gevangenen werden voorwerp van een keihard gevangenisregime in complete afzondering – Meinhof werd er waanzinnig van, en mogelijk was dat de bedoeling. Advocaten werden geïntimideerd, sympathisanten gecriminaliseerd, en de rechtbanken waren onverholen vooringenomen.

Holger Meins kwam in 1974 om bij een hongerstaking. Ulrike Meinhof pleegde in 1976 zelfmoord in de Stammheimgevangenis. In 1977 vonden in de nacht van 18 op 19 oktober de zelfmoorden plaats van Baader, Ensslin en Raspe. In Duitsland werd gezegd: ze werden gezelfmoord.

Het was een dieptepunt in de Deutsche Herbst, een akelige periode waarin de tweede generatie RAF-terroristen eerst bankier Jürgen Ponto vermoordde en vervolgens Hanns-Martin Schleyer ontvoerde, als voorzitter van de Duitse werkgevers een van de belangrijkste industriëlen van het land. Nadien volgden nog spectaculaire maar mislukte aanslagen tegen Amerikaanse topgeneraals zoals Alexander Haig (de NAVO-opperbevelhebber in Europa, in Bergen in 1979) en Frederick Kroesen (de bevelhebber van de Amerikaanse strijdkrachten in West-Duitsland, in 1982).

Het laatste belangrijke RAF-slachtoffer viel in april 1991 en was niemand minder dan Detlev Karsten Rohwedder. Als voorzitter van de Treuhandanstalt was hij na de eenmaking van Duitsland verantwoordelijk voor de privatisering van de Oost-Duitse staatseconomie.

Molukse treinkapingen

Onderhandelen met terroristen: toch wel of principieel helemaal niet? En als de politiediensten terroristen aanvalt: moet dat rücksichtlos, of prefereert men hoe dan ook niet meer geweld dan strikt nodig is? In het vuurgevecht waarbij het driekoppige IS-commando in Saint-Denis werd uitgeschakeld, hebben de Franse ordetroepen bijvoorbeeld ongeveer vijfduizend kogels gebruikt.

Al dan niet onderhandelen en geweld gebruiken was ook het dilemma waarvoor de Nederlandse regering stond bij de beruchte ‘Molukse treinkapingen’ in de jaren zeventig. De Molukkers ijveren voor een eigen onafhankelijke Zuid-Molukse Republiek, los van Indonesië. Ook in Nederland woonde (en woont) een aanzienlijke Molukse minderheid.

Radicale Molukse zetten hun eisen kracht bij door hun toevlucht te nemen tot gewelddadige acties: vooral de twee ‘Molukse treinkapingen’ uit 1975 en 1977 hebben hun plaats in de collectieve Hollandse herinnering aan die jaren. De eerste kaping begon op 2 december 1975 bij Wijster in de provincie Drenthe.

Zeven Molukse kapers schoten eerst de machinist en nadien twee passagiers dood. Hun lichamen werden uit de trein gegooid en bleven daar enkele dagen liggen voordat de kapers de toestemming gaven ze weg te halen. Op 14 december gaven de kapers zich over en werden dertig overblijvende gijzelaars levend bevrijd. De kapers kregen gevangenisstraffen van veertien jaar.

Twee jaar later vond er een nieuwe kaping plaats, weer in Drenthe, ditmaal bij De Punt – ditmaal waren de negen kapers tussen zeventien en zevenentwintig jaar oud. Tegelijk werden in een lagere school in Bovensmilde 105 kinderen en 5 leerkrachten gegijzeld. Ditmaal vielen er geen doden bij de 54 gegijzelde reizigers.

Of toch niet meteen.

Toen onderhandelingen te lang bleven aanslepende, besliste het ontslagnemend kabinet van de sociaaldemocraat Joop Den Uyl om deze treinkaping gewapend af te breken. Op de negentiende dag beschoten en bestormden ordetroepen en mariniers de trein. Twee gijzelaars werden daarbij gedood, en vervolgens ook zes van de negen kapers.

Aanvankelijk werd ontkend dat de kapers onder een “kogelregen” stierven. Nadien bleek uit onderzoek dat Matheus Tuny door 15 kogels was gedood, Hansina Francina Uktolseja door 40, Max Johny Papilaya door 17, George Alexander Matulessy door 28, Ronald Lodewijk Paulus Lumalessil door 13 en Domingoes Rumamory door 33. Den Uyl verklaarde: “Dat geweld nodig was om een einde te maken aan de gijzeling, ervaren wij als een nederlaag.”

Rode Brigades

Al was overal in West-Europa in de jaren zeventig en tachtig binnenlands geweld aan de orde van de dag.

In Italië staat de periode na mei 1968 tot ongeveer het midden van de jaren tachtig, officieel te boek als de ‘anni di piombo’: de ‘jaren van lood’. Het is de vertaling van de titel van de Duitse film Die bleierne Zeit over de RAF waarmee Margarethe von Trotta in 1981 de Gouden Leeuw won op het Festival van Venetië. Alleen Italië kon zo gevoelig zijn voor de Duitse realiteit.

Italië had zijn Rode Brigades, communistische terroristen die net zoals de RAF-‘collega’s’ gespecialiseerd waren in de kidnapping van belangrijke figuren. De belangrijkste trofee van de Rode Brigades was de christendemocratische partijleider Aldo Moro. Ze kidnapten Moro om hem als pasmunt te gebruiken, maar de Italiaanse regering weigerde principieel elke onderhandeling. Moro’s lichaam werd in hartje Rome teruggevonden in de koffer van een rode Renault.

Moro was een jeugdvriend van paus Paulus VI, en in de kathedraal van Sint-Jan van Lateranen hield de door verdriet getekende paus op 13 mei 1978 een uitzonderlijke toespraak: hij riep God ter verantwoording. Paulus deed dat door de beroemde Bijbelverzen van het boek Job in te roepen: ‘Verklaar uw optreden tegen mij. Wat voor zin heeft het dat gij onrecht doet, uw eigen schepsel verstoot maar schurken in bescherming neemt?’

En zeggen dat toen het ergste nog moest komen. Op 2 augustus 1980 vond in het station van Bologna een vreselijke ontploffing plaats: 85 mensen kwamen om het leven en meer dan 200 raakten gewond.

Hoewel niemand de aanslag wilde opeisen, leidde het spoor al snel naar extreemrechts. Na jaren moeizaam onderzoek werd een aantal leden van de extreemrechtse Nuclei Armati Rivoluzionari veroordeeld. Ook werd Licio Gelli, de voorzitter van de rechtse vrijmetselaarsloge Propaganda 2, samen met twee leden van de Italiaanse inlichtingendiensten veroordeeld wegens ‘belemmering van het onderzoek en de rechtsgang’. De jaren van lood waren uitgelopen in twee decennia van bloed en tranen.

Ongewild profetisch

Een notoire uitzondering in die grimmige tijden was de redactie van het Franse stripblad Hara-Kiri, dat in 1969 zijn naam had veranderd in Charlie Hebdo. Toen journalist Piet Piryns in 1980 De erfenis van Oompje Ho schreef, een kroniek van de voorbije decennia, wijdde hij een hoofdstuk aan Charlie Hebdo. Piryns was gefascineerd door de unieke combinatie van smakeloosheid en satire.

‘Ook gijzelingen zijn een favoriet onderwerp’, schreef Piryns. ‘Toen de Belgische baron Empain ontvoerd werd en de kidnappers een vingerkootje van de baron naar zijn vrouw stuurden, opende Charlie Hebdo met een oproep van de barones: “Snijd zijn oren af, maar asjeblieft niet zijn pik.” Een foto van een blanke vrouw die een welgeschapen neger beklimt moet, blijkens het onderschrift, de Franse antropologe Françoise Claustre voorstellen, die door de rebellen in Tsjaad jarenlang gevangengehouden werd. “Iedereen is hier aardig voor mij. Ik kom niets te kort.” Aldo Moro, Schleyer, Baader Meinhof, Johannes Paulus I (van wie men toen ook aannam dat hij door een duister Vaticaans complot was vergiftigd): ze werden allemaal op even gruwelijke wijze uitgeleid.’

Of hoe Charlie Hebdo in deze ultieme provocatie ongewild profetisch was. Helaas.

Bron » Knack

Hervorming assisen leidt tot langere celstraffen

Door de justitiehervorming die minister van Justitie Koen Geens (CD&V) wil doorvoeren, zullen mensen langere gevangenisstraffen moeten uitzitten. De maximale celstraf bij correctionele zaken wordt verhoogd naar 40 jaar.

In het tweede pakket maatregelen waarmee Geens justitie wil hervormen, de zogenaamde potpourri II, staat onder meer de hervorming van assisenzaken. De assisenprocedure wordt fors uitgehold. De ministerraad gaf eerder al haar goedkeuring, dus dat ook potpourri II binnenkort een parlementaire meerderheid achter zich krijgt, lijdt weinig twijfel. Al zal er nog aan gesleuteld moeten worden.

De maximale celstraf voor correctionele zaken wordt opgetrokken. Op dit moment ligt die maximumstraf op 20 jaar, maar ze gaat naar 40 jaar voor misdrijven waar je volgens het strafwetboek levenslang voor krijgt. Daar heeft Bruno Luyten, de eerste voorzitter van het hof van beroep in Antwerpen, zijn bedenkingen bij: “Het is zo moeilijk om in te schatten hoe mensen gaan evolueren. Het is mogelijk dat iemand na 10 of 15 jaar helemaal veranderd is. Reclassering gaat dan meestal veel vlotter dan na 40 jaar.”

Recidivisten

De correctionalisering heeft ook zware gevolgen voor mensen die eerder al een veroordeling opliepen. Recidivisten zullen in de toekomst langere celstraffen moeten uitzitten dan vandaag het geval is. Wie in het verleden een veroordeling opliep, ook al was dat bijvoorbeeld slechts tot 1 jaar celstraf, zal bij een nieuwe veroordeling voortaan als recidivist beschouwd worden in een correctionele rechtbank.

Dat is nu niet het geval wanneer die tweede veroordeling in een assisenprocedure valt. In een assisenzaak geldt dat niet-recidivisten minimaal een derde van hun straf moeten uitzitten. In het wetsontwerp dat op tafel ligt, moeten recidivisten in een corectionele zaak twee derden van hun straf in de cel doorbrengen. “Door die wijziging gaat een tweede veroordeling veel zwaarder wegen. Het is een anomalie”, vindt Groen-Kamerlid Stefaan Van Hecke. “Je gaat naar een lagere rechtbank, maar de straf is hoger.”

Minister Geens suggereerde na afloop van de commissiebespreking dat er nog ruimte is voor wijzigingen. Gisteren ging de commissie verder met de artikelgewijze bespreking. Wellicht worden de maatregelen in februari in de plenaire zitting gestemd.

Bron » De Morgen

De geheime dienst heeft een probleem: te veel data

Na elke aanslag klinkt de roep om meer data op te slaan. Maar helpen die nieuwe bevoegdheden en veelvuldige databestanden ook? Net informatie van menselijke bronnen blijkt essentieel.

Tussen bloedsporen, losse schoenen en gebroken glas vindt een Franse onderzoeker in de Parijse concertzaal Bataclan een afgerukt vingertopje. Het is uren nadat drie mannen met kalasjnikovs de zaal binnenstormden. Dit stukje vlees, zo blijkt twee dagen later op maandag 15 november, hoort bij een 29-jarige man. Zijn naam: Ismael Omar Mostefai. Hij woonde 35 kilometer ten zuiden van Parijs in een stadje langs de Autoroute du Soleil.

Dankzij het vingertopje weten Franse opsporingsdiensten snel meer. Zijn vingerafdrukken blijken meermalen te zijn afgenomen voor criminele delicten en staan in een centrale opslag. De krant Le Monde beschrijft op basis van politiedossiers zijn levensloop. Sinds 2010 staat hij bij inlichtingendiensten geregistreerd, achter zijn naam een ‘S’ (staatsveiligheid). Zijn religieuze radicalisering baarde de diensten al eerder zorgen. Hij ging in 2013 via Turkije naar Syrië, in 2014 werd hij in Frankrijk gezien in gezelschap van een groep salafisten.

Dat Mostefai al in verschillende databestanden stond, maakt de reconstructie achteraf makkelijk. “Al die bestanden blijken waardevol om, als er iets gebeurd is, razendsnel de gangen van de daders te reconstrueren”, zegt Dennis Broeders, bijzonder hoogleraar technologie en samenleving aan de Erasmus Universiteit Rotterdam. Na de aanslagen in Londen in 2005 kon de Britse politie dankzij het omvangrijke camerasysteem snel de route van de daders nalopen.

Broeders: “Maar dat het achteraf nuttig is, zegt op zich nog niets over de waarde van dat soort systemen vooraf.” En toch: na elke aanslag klinkt de roep om meer data op te slaan. Politici en de hoofden van veiligheidsdiensten pleiten voor de directe invoer van nieuwe bevoegdheden, de aanleg van meer databestanden en het koppelen van gegevens. In de eerste week na Parijs hebben de Britten meer dan een miljard euro extra vrijgemaakt voor het monitoren van digitale aanvallen en hackmogelijkheden, willen Europese veiligheidsdiensten ‘maximaal’ informatie gaan delen, bestanden van Europol en Interpol gaan vullen en haast maken met het uitwisselen van passagiersgegevens.

Broeders ziet twee fenomenen na een crisissituatie als Parijs. De politici en beleidsmakers die vinden dat er iets gedaan moet worden en diegenen die er een kans in zien om te ‘versnellen’ wat toch al gepland stond. Never waste a good crisis. Broeders: “Een crisis is niet per se het juiste moment om te analyseren wat het beste is en wat er echt nodig is.”

De Britse miljardeninvestering is een voorbeeld van versnelling van geplande wensen. Minister George Osborne gaf na de aanslag in Parijs een toespraak bij inlichtingendienst GCHQ. Hij zei daar dat hoewel IS niet de capaciteit heeft grote digitale aanvallen uit te voeren, daar wel rekening mee gehouden moet worden. “We weten dat ze het willen.”

Meteen kondigde Osborne intensivering van de militaire offensieve digitale capaciteit en de oprichting van een Nationaal Cybercentrum onder inlichtingendienst GCHQ aan. Helpen die nieuwe bevoegdheden en het optuigen van databestanden ook? Wie met inlichtingenmedewerkers spreekt, hoort de andere kant van het verhaal. Een senior analist van een grote buitenlandse dienst zegt dat de NSA in de periode 2007 tot 2010 zoveel data verzamelde dat analisten niet meer wisten wat ze ermee moesten doen.

Een Nederlandse inlichtingenbron wijst erop dat data-analyse nog nooit een aanslag heeft voorkomen. Informatie van menselijke bronnen (zogeheten HUMINT) blijkt essentieel. Broeders: “Inlichtingendiensten klagen ook dat ze eerder te veel data hebben dan te weinig.” Hij legt uit waarom die grote databestanden belemmerd werken. Het probleem is dat er nauwelijks specifieke kenmerken van terroristische aanslagen en terroristen zijn. Daarvoor is de verscheidenheid te groot en is het aantal aanslagen te klein om een betrouwbaar profiel op te bouwen.

Zijn de daders moslimmannen tussen de 20 en 25 jaar? Of personen die in Syrië zijn geweest? Broeders: “Te weinig informatie om tot een zinvolle selectie te komen. Als je geen betrouwbaar profiel kunt maken, levert elke analyse veel te veel valse positieven op.” In Frankrijk staan inmiddels meer dan 11.000 personen aangemerkt als staatsgevaarlijk. Broeders: “Dat krijg je als je werkt met vage parameters. Zoveel mensen in de gaten houden is ondoenlijk.”

Afleiden

De opslag van meer gegevens is ook om een andere reden belemmerend: het leidt af van het inlichtingenwerk dat wél effectief is. Wie naar recente aanslagen kijkt, ziet telkens hetzelfde. Er was geen sprake van een tekort aan data of afluistertechnieken, opsporingsdiensten waren simpelweg de juiste personen uit het oog verloren of hadden informatie niet tijdig gedeeld of naar waarde geschat.

Het brein achter de aanslagen in Parijs, Abdelhamid Abaaoud, was in januari in beeld bij Belgische diensten, maar ze verloren hem uit het oog. Turkse inlichtingendiensten tipten de Fransen meer dan eens over een van de daders van de aanslagen. De Fransen deden er niets mee. Broeders: “Klassiek inlichtingenwerk en toch ging het fout. Laten we dat analyseren. Misschien is er eerder behoefte aan versterking van het liaisonnetwerk of zijn er andere investeringen mogelijk die meer opleveren dan nog meer data.”

Bron » De Morgen