Plannen van minister Geens zetten stille staatsgreep van Openbaar Ministerie verder

Nu dinsdag en woensdag 17 en 18 november zal er gedebatteerd worden in de kamercommissie justitie over het wetsontwerp “houdende wijzigingen van het strafrecht en de strafvordering en houdende diverse bepalingen inzake justitie”, beter bekend als het 2de deel van de Potpourri-wetten van minister Geens.

De justitieminister zegt met zijn voorstellen ons strafsysteem (financieel) efficiënter te willen maken. Maar de vraag is efficiënter ten koste van wat? De kritieken die al verschenen zijn niet te min en ook niet van de minsten. Françoise Tulkens, oud vice-voorzitster van het Europees Hof voor de Rechten van de Mens, Paul Martens, oud voorzitter van het Grondwettelijk Hof en Patrick Henry, voorzitter van avocats.be, spreken in La Libre Belgique van 26 oktober 2015 over “un recul de civilisation”.

De Advocatenordes en ook de onderzoeksrechters zijn zeer kritisch. Zij hekelen de afbouw van de rechten van verdediging, de beperking van de rol van de rechter, de neveneffecten van de maatregelen die tot nog meer overbevolking van de gevangenissen zullen leiden, de strengere strafuitvoeringsmaatregelen tegen mensen zonder papieren en de versterking van de macht van het parket in het strafonderzoek.

De huiszoeking wordt aan minder strenge voorwaarden onderworpen

Een maatregel die nog minder belicht werd, is de beperking van de rol van de onderzoeksrechter door de uitbreiding van het mini-onderzoek tot de huiszoeking. Zo geformuleerd is dat natuurlijk onbegrijpelijk. Waarover gaat het?

Artikel 15 van de Belgische Grondwet bepaalt : “De woning is onschendbaar. Geen huiszoeking kan plaatshebben dan in de gevallen die de wet bepaalt en in de vorm die zij voorschrijft”. Op basis hiervan is het al van bij de totstandkoming van het Wetboek van Strafvordering zo dat een huiszoeking enkel kan bevolen worden door een onderzoeksrechter.

Indien het Openbaar Ministerie (OM) van oordeel is dat er in een strafonderzoek een huiszoeking dient te gebeuren, dan kan dat enkel met toestemming van de betrokkene of door een gerechtelijk onderzoek te openen onder leiding van een onderzoeksrechter. Het is specifiek dit laatste dat minister Geens wilt wijzigen. Daarvoor breidt hij de toepassing van het mini-onderzoek uit.

Bij wet van 12 maart 1998 werd het zogeheten mini-onderzoek ingevoerd in het Wetboek van Strafvordering. Als het OM in een opsporingsonderzoek een bepaalde onderzoekshandeling wilt stellen waarvoor vroeger een onderzoeksrechter diende aangesteld te worden, kan dat sinds 1998 door bij deze laatste een “mini-onderzoek” te vragen. Het strafdossier blijft dan volledig in handen van het OM. De onderzoeksrechter wordt enkel gevraagd goedkeuring te geven voor de onderzoeksmaatregel. Het gaat in concrete over bij voorbeeld het openen van een brief of het organiseren van een autopsie.

De uitbreiding van het mini-onderzoek tot de huiszoeking komt er dus op neer dat een onderzoek waarin het OM meent een huiszoeking te moeten doen toch niet onder leiding van een onderzoeksrechter zal vallen.

Concreet wil minister Geens artikel 28septies van het Wetboek van Strafvordering wijzigen. Dat artikel sluit bepaalde onderzoeksdaden uit van het toepassingsgebied van het mini-onderzoek. Dat was ook het geval met de huiszoeking. Indien Potpourri 2 wet wordt, zal een huiszoeking dus ook kunnen na een mini-onderzoek.

Oorspronkelijk wilde de regering ook voor “de observatie met gebruik van technische hulpmiddelen om zicht te verwerven in een woning” en “het afluisteren en opnemen van privécommunicatie en –telecommunicatie” het mini onderzoek toelaten. Na kritiek van de Raad van State en vele onderzoeksrechters heeft de minister dat idee laten varen.

De vermelde maatregelen houden een ernstige beperking in van het recht op eerbiediging van het privéleven. En juist daarom zijn ze in het kader van het strafonderzoek voorbehouden aan de onderzoeksrechter.

Minister Geens realiseert 15 jaar oude eis van Openbaar Ministerie

De door de regering voorgestelde maatregel is helemaal geen door (financiële) efficiëntie ingegeven maatregel maar de verwezenlijking van een 15 jaar oude eis van het OM. Bij de discussies voorafgaandelijk aan de wet-Franchimont in 1998 kwam de hele discussie al aan de orde. Ze laaide op naar aanleiding van de openingsrede van procureur-generaal F. Schins “Ons strafprocesrecht moet helemaal anders. Tabula rasa!” In september 2011 en de reactie erop van onderzoeksrechter K. Van Cauwenberghe, tevens toenmalig voorzitter van de Vereniging van Onderzoeksrechters, “Onderzoeksrechters afschaffen! En de parketten niet?”

Het voorstel is dus niet zo onschuldig als minister Geens wilt doen uitschijnen. Het is niet gewoon een slim idee van een ervaren advocaat. Het is de verwezenlijking van een oude wensdroom van de hoogste regionen van het OM. Het zou de minister sieren indien hij dat niet enkel zou vermelden in de door hem voorgelegde wetgevingsbundel van 395 pagina’s maar ook duidelijk in het publieke debat.

Hij zegt natuurlijk dat het huidige systeem van gerechtelijk onderzoek log is en financieel niet meer houdbaar maar het stelt toch tot nadenken als de hoogste rechters van ons land zijn voorstellen een “achteruitgang van de beschaving” noemen.

De rol van de onderzoeksrechter wordt uitgehold

Het gaat om de aantasting van het broos evenwicht tussen de macht van het OM en de rechter. De onderzoeksrechter leidt een gerechtelijk onderzoek. Dat doet hij met behulp van rechercheurs bij de politie. Het is de taak van de onderzoeksrechter om zowel bewijzen tegen (à charge), als voor (à décharge) de verdachte te verzamelen.

Dat is helemaal anders voor het OM. In het kader van het strafonderzoek is het OM de vervolgende partij. Het is niet voor niets dat voor onderzoeksmaatregelen die een ernstige inbreuk vormen in het privéleven en de grondwettelijke rechten al meer dan een eeuw een onderzoeksrechter wordt aangesteld.

Die procedure vormt een garantie voor een onpartijdig en onafhankelijk onderzoek en is essentieel voor de rechten van de verdediging. Hoe meer de macht komt te liggen bij het OM, zonder compensatie voor de verdediging, hoe meer kans er is op gerechtelijke dwaling, machtsmisbruik en corruptie. Justitie is immers niet ongenaakbaar, zeker als er gen sprake meer is van “wapengelijkheid” tussen de vervolgende partij en de verdediging.

Om het met een boutade te zeggen en natuurlijk veel te kort door de bocht: in het Ancien regime was er pas sprake van een efficiënte justitie. Opletten dus met dat argument. Een rechtstaat is onverenigbaar met een systeem van standrecht, dat geen waarborgen biedt voor een eerlijk proces en geen respect toont voor de rechten van de verdediging. De vraag die dus aan de orde is, is welke samenleving we willen, welke evenwichten tussen burger en staat, welk soort justitie.

De zoektocht naar “efficiëntie” verbergt repressieve agenda

Het is duidelijk waar het OM naar toe wilt, en dat al meer dan 15 jaar. Zij zijn aanhangers van een versterkte rol voor het OM in het onderzoek. Een systeem waarbij zij het onderzoek leiden en alle weerwerk van de advocatuur dient te komen. Die richting inslaan zonder ook de rechten van de verdediging in de procedure te garanderen en zonder het OM wettelijk te verplichten een strafonderzoek niet enkel “à charge” maar ook “à décharge” te voeren, is een gevaarlijke evolutie.

Het doel van het OM is ook het doel van minister Geens. Hij mikt op een geleidelijke overgang naar een strafprocedure naar Angelsaksisch model. Hierdoor wordt het fair proces op de helling gezet en riskeert de klassenjustitie nog te verergeren. Ook de invoering van een veralgemeende minnelijke schikking voor witteboordcriminaliteit heeft deze tendens versterkt.

In de discussie over de efficiënte van justitie is het interessant te verwijzen naar de openingsspeech van Patrick Duinslager, procureur-generaal van het Hof van Cassatie, van 1 september 2014. Daarin ging hij tegen de stroom in : “Een al te voortvarende justitie kan geen goede justitie zijn. Het is immers niet het hoogste doel van het recht om altijd en overal en ten koste van alles in de eerste plaats efficiënt te zijn. Rechtstoepassing moet bovenal rechtvaardig zijn. Het is pas binnen die grenzen dat er ruimte bestaat voor snelheid en efficiëntie”.

In het Potpourri 2 wetsontwerp wordt de bevoegdheid van de onderzoeksrechter verder uitgehold. Zijn taak wordt steeds meer het zetten van stempels ter goedkeuring van wat het OM vraagt. We evolueren naar een rechter van het onderzoek in plaats van een onderzoeksrechter en dat heeft verstrekkende gevolgen.

De voorstellen van minister Geens zijn niet in eerste instantie ingegeven door een zoektocht naar efficiëntie. Ze dragen bij tot de perfectionering van een repressief systeem.

Bron » De Wereld Morgen | Ivo Flachet (justitiespecialist PVDA)

Comité I gaat Belgische inlichtingendiensten onderzoeken

Het Vast Comité van Toezicht op de inlichtingen- en veiligheidsdiensten (Comité I) opent op eigen initiatief een onderzoek naar de werking van onze inlichtingendiensten in aanloop naar de terreuraanslagen van Parijs.

“Gezien de omvang van de tragedie kunnen we dit niet gewoon negeren en overgaan tot de orde van de dag”, bevestigt een bron bij het Comité I aan De Morgen een tweet van MO*-magazine. “We zullen nu een objectief onderzoek voeren zonder de diensten in de weg te lopen.”

Het onderzoek zal zich onder meer richten op de gegevensuitwisseling tussen onze inlichtingen- en veiligheidsdiensten – de staatsveiligheid, militaire inlichtingendienst, politiediensten en het Orgaan voor de Coördinatie en Analyse van de Dreiging (OCAD) – maar ook op de samenwerking met buitenlandse diensten.

Al snel na de bloedige terreuraanslagen in Parijs op 13 november werd duidelijk dat er een belangrijke operationele link is met België. Het gerechtelijk onderzoek spitst zich onder meer toe op individuen uit Sint-Jans-Molenbeek en Brussel.

De logische vraag is dan ook: hadden de Belgische veiligheidsdiensten de aanslagen moeten zien aankomen? Over welke informatie beschikten de federale en lokale politie, de Staatsveiligheid, de militaire inlichtingendienst ADIV en het Orgaan voor de Coördinatie en Analyse van de Dreiging (OCAD)?

“We gaan snel een nieuw onderzoek starten naar de informatiepositie van de twee Belgische inlichtingendiensten”, aldus het Comité I aan MO*. “Over de belangrijkste vragen die we daarin willen onderzoeken, kunnen we ons nu nog niet uitspreken. We zullen erop letten de terrorisme-onderzoeken door de Staatsveiligheid en de ADIV niet te hinderen door capaciteit van de diensten weg te trekken. Wel is het onze bedoeling na te gaan: hoe heeft het systeem gewerkt?”

Het Comité I neemt zelf het initiatief voor het nieuwe onderzoek. In principe kunnen ook de ministers van Justitie en Defensie, of de voorzitter van de begeleidingscommissie van het Comité I, een onderzoek laten opstarten. “Moesten er vanuit die hoek nog bijkomende vragen komen, kunnen we het onderzoeksonderwerp nog aanpassen.”

Bron » De Morgen