Koppig tot op het einde

Dag op dag 20 jaar na het losbarsten van de zaak-Dutroux koos privédetective André Rogge (76) voor euthanasie. De gewezen inbreker werd in de jaren 90, als luis in de pels van justitie, een cultfiguur. De moord op PS-kopstuk André Cools helderde hij tien jaar voor het gerecht op.

André Rogge ging door het leven met de gewoonten van een onderwereldfiguur. Stoppelbaard, priemende ogen. Een oude Alfa Romeo met een in Monaco geregistreerd kenteken. Afspreken deed hij bij voorkeur in een paalsdansclub nabij het Brusselse Zuidstation. “Hier ruiken ze politiemensen direct”, verklaarde hij.

Als gewezen beroepsdief kende hij het politiewereldje erg goed. Hij was jarenlang informant van de Brusselse gerechtelijke politie. Rogge liet zich inhuren voor klusjes waarbij moordenaars en zwendelaars met valse cheques moesten worden opgespoord. Moest er buiten lijntjes worden gekleurd, dan was hij de man. Tot hij ontdekte dat hoofdcommissaris Frans Reyniers een notoire Duitse juwelendief tegen betaling zijn gang liet gaan. Hij trok met zijn gegevens naar onderzoeksjournalist Walter De Bock van De Morgen.

Exit commissaris Reyniers

De privédetective en de in 2007 overleden onderzoeksjournalist bleven jarenlang een onafscheidelijk duo. Het waren zij tweeën die in de zomer van 1992 voor een doorbraak zorgden in de meest enigmatische moordzaak van die tijd: die op PS-kopstuk André Cools op 18 juli 1991.

Justitie in Luik zat helemaal op een dood spoor, maar het was Rogge die als eerste een van de direct betrokkenen aan de praat kreeg. Carlo Todarello, een figuur uit de directe entourage van oud-PS-minister Alain Van der Biest. Het was hij, de zwaar aan de drank zittende Van der Biest, die twee Tunesische huurmoordenaars op Cools had afgestuurd.

Van meet af aan juist

Geen mens die in 1992 geloof hechtte aan de onthullingen van Rogge en De Bock, maar ze bleven volharden. Pas in 1996 volgde een hele reeks arrestaties, onder meer van Van der Biest zelf. Het zou nog tot in 2002 duren voor de moordenaars van Cools zouden worden veroordeeld, maar aan het eind kon weinig anders worden besloten dan dat de kleine bonkige privédetective het van meet af aan bij het rechte eind had gehad.

Je kreeg nooit helemaal hoogte van Rogge, die teruggetrokken leefde in een huisje in het Waals-Brabantse Ellezelles. Hij leek het niet te doen voor het geld en ook al niet voor de erkenning. “Het geeft ergens een goed gevoel”, zei hij ooit. “Ik kies om de een of andere reden altijd de kant van de zwakken.”

Rogge publiceerde in 1996 al zijn memoires, ‘Het riool van België’. Het werd een van de bestverkopende boeken van dat zwarte jaar. Over corrupte politiemensen, zijn zoektocht door half Europa naar de verdwenen tiener Elisabeth Brichet, zijn persoonlijke oorlog met handelaars in kinderporno.

Niemand tot last

Zijn laatste grote zaak was die van het zogenaamde duivelse koppel, Peter-Uwe Schmitt en Aurore Martin in 1997. Ze hadden elk afzonderlijk een partner gekozen, een contract voor een levensverzekering doen ondertekenen en kort daarna vermoord. Opnieuw was het Rogge die als allereerste een familielid van Martin aan de praat kreeg. Zijn getuigenis op het assisenproces was zowat zijn laatste grote moment.

André Rogge werd een jaar geleden ernstig ziek. Hij meed alle contact, wou volgens een kennis “in deze staat niemand tot last zijn”. Hij koos er zelf voor om uit het leven te stappen. Op zondag 15 augustus, exact 20 jaar na het losbarsten van de zaak-Dutroux.

Bron » De Morgen