Strijd tegen corruptie krijgt versterking

De anticorruptiespeurders van de federale politie krijgen versterking. Eric Snoeck, de nieuwe directeur van de federale gerechtelijke politie, wil het aantal speurders opdrijven van 22 naar 66.

De Centrale dienst voor de bestrijding van de corruptie (CDBC) is al jaren een van de ondergeschoven kindjes van de federale politie. Uit een toezichts­verslag van het federale parket over de dienst bleek dit voorjaar dat het CDBC tekortschiet in zijn opdracht. Magistraten rekenen op het CDBC om de zware corruptiedossiers uit te spitten, zoals dat rond de Regie der ­Gebouwen, Kazachgate, het gesjoemel van MR-politicus Serge Kubla of recenter de matchfixing in het Belgische voetbal. Maar sinds 2015 ­onderzoekt het CDBC amper nog private corruptie.

Snoeck wil dat veranderen. ‘Corruptie en zware financiële criminaliteit moeten opnieuw de corebusiness van de federale gerechtelijke politie worden’, zegt hij. Hij wil het kader van 66 mensen bij de CDBC zoveel als mogelijk ­opnieuw invullen. Nu werken er amper 22 mensen. ‘Het gaat om dossiers met een groot maatschappelijke belang. Als we die speurders niet hebben, is dat een probleem voor ons land.’

De plaatsen zijn intussen open­gesteld. Ook andere centrale diensten van de federale gerechtelijke politie kunnen rekenen op een doorstart: de CDGEFID, bevoegd voor de zware financieel-economische criminaliteit, de ­Federal Computer Crime Unit, het FAST-team dat voortvluchtige veroordeelden opspoort, en de afdeling die ­onderzoek voert naar misdrijven binnen Defensie.

Met de steun van Geens

Die versterking gaat in tegen een trend die al jaren heerst bij de federale gerechtelijke politie. Gespecialiseerde diensten in Brussel werden afgebouwd ten voordele van de teams in de gerechtelijke arrondissementen.

Snoeck beklemtoont dat het zwaartepunt van de FGP in de arrondissementen blijft liggen, maar vindt ook dat de centrale diensten die zelf onderzoeken voeren, zoals de CDBC, voldoende sterk moeten zijn. Voor zijn plannen vindt hij steun in een koninklijk besluit dat de ministers van Justitie en Binnenlandse Zaken opstelden en intussen tekenden.

‘Daardoor kunnen de centrale diensten ook toekomstgericht werken’, zegt Sieghild Lacoere, woordvoerster van ­minister van Justitie Koen Geens (CD&V). ‘De parlementaire onderzoekscommissie rond de aanslagen van 22 maart 2016 heeft gezegd dat die centrale diensten geherwaardeerd moeten worden, net zoals het ­Comité P.’

Bron » De Standaard

‘Federale en lokale politie mogen geen concurrenten worden’

Het water staat de FGP aan de lippen. De nieuwe baas probeert het tij te keren. ‘Betalen zoals in de privé kunnen we niet, maar er is meer dan geld alleen.’

De rechercheurs van de ­federale politie, die de zwaarste onderzoeken voeren, zitten in zwaar weer. De strijd tegen terrorisme heeft de organisatie, waar een op de zes stoelen onbezet is, tot het uiterste getest. Intussen is het knokken om het hoofd te bieden aan de toenemende cybercriminaliteit en de complexe financieel-economische dossiers.

Sinds mei staat Eric Snoeck (46) aan het hoofd van die hele federale gerechtelijke politie (FGP). Hij is een man van het terrein: de voorbije zes jaar was hij hoofd van de FGP van Luik. Hij komt uit Plombières, vlak bij het drielandenpunt en is Duitstalig, maar hij spreekt ook perfect Frans en Nederlands. Volgens insiders is hij de juiste man om de organisatie uit het moeras te trekken.

U erft een dienst in crisis. Hebt u wel zin om aan uw opdracht te beginnen?

Eric Snoeck: (licht verontwaardigd) ‘Elke dag rij ik 120 kilometer naar hier. Zou ik dat doen als ik het niet zag zitten? Bovendien: ik zou niet zeggen dat we in een crisis zitten, al kan ik niet ontkennen dat we onder druk staan. Er is een tekort van 800 speurders op een kader van 4.800. Dat is niet niks. En ­zolang er geen nieuwe regering is, kan er ook geen sprake zijn van het opvullen van de gaten. Er is dan maar één optie: we moeten terug naar onze corebusiness: gespecialiseerde onderzoeken naar terrorisme, georganiseerde criminaliteit, financiële fraude en corruptie.’

‘Tegelijk moeten we investeren in innovatie bij de forensische en wetenschappelijke politie. We moeten de ballast ­laten vallen. Het zou al helpen als er ­gesnoeid wordt in de honderd kern­taken die ons in de loop der jaren zijn toebedeeld. Wanneer alles een prioriteit wordt, kun je niet prioritair werken.’

Het lijkt wel of de lokale politie steeds meer taken van de federale overneemt. Dat leidt tot wrijvingen, zoals in Antwerpen bij de ‘war on drugs’, de strijd tegen de drugsnetwerken.

‘De lokale politie van Antwerpen heeft meer middelen dan de federale politie daar. We moeten oppassen dat we geen concurrenten van elkaar worden. De samenwerking tussen lokale en federale politiediensten kan ook perfect slagen. Het Kanaalplan (tegen radicalisering, gewelddadig extremisme en ­terrorisme in de Brusselse kanaalzone, red.) is een goed voorbeeld van hoe het kan. Toen ik nog gerechtelijk directeur was in Luik, hebben mensen van de ­lokale en de federale twee jaar in hetzelfde gebouw in Verviers samen­gewerkt aan een groot drugsonderzoek. Tot ieders tevredenheid en met resultaat.’

‘Overigens werkt het soms ook om­gekeerd: er zijn plaatsen waar de lokale politie zo onderbemand is, dat de federale taken moet uitvoeren die eigenlijk de hare niet zijn.’

Veel mensen zeggen dat de federale politie een Mexicaans leger is. Als ze een beetje zouden schuiven van boven naar onderen, is het capaciteitsprobleem ­opgelost.

(lachje) ‘Dat klopt niet, hé. Maar het misverstand is te verklaren. We hebben veel commissarissen, dat komt door de hervormingen van begin jaren 2000. Een commissaris heeft niet noodzakelijk een leidinggevende functie, het is een graad. We hebben ervoor gezorgd dat de overhead minimaal is en dat de focus op het operationele werk ligt.’

U hebt achthonderd mensen te kort: ­gespecialiseerde fiscalisten, informatici … Maar weinig jongeren met die achtergrond staan te springen om voor de ­federale politie te werken. Waarom blijft de rekrutering problematisch?

‘In het najaar komt er een specifiek plan om jongeren aan te trekken. Maar omdat we ze niet kunnen verlonen zoals in de privésector, moeten we creatief zijn. Ik vind bijvoorbeeld niet dat onze cyberspecialisten een jaar politieopleiding gevolgd moeten hebben.’

‘Er is ook meer dan geld alleen. Ik geloof echt in de aantrekkingskracht van het werk. Cybercrime, terreur aanpakken, werken met informanten … Dat is toch spannend? We willen bereiken dat jongeren toch minstens vijf jaar voor de politie werken vóór ze voor het grote geld van de privésector kiezen. Er zijn overigens heel wat mensen die weggaan naar de privésector maar na een tijd ­terugkomen omdat ze het daar toch maar niets vinden. Zo slecht is het hier dan toch niet?’

Prioriteiten bepalen

Kan de federale politie eigenlijk nog wel degelijke gerechtelijke onderzoeken voeren met de middelen die ze nu heeft?

‘We kunnen niet anders dan samen met de magistratuur te bepalen welke fenomenen prioritair zijn voor ons. Op het niveau van de individuele dossiers moeten we net hetzelfde doen. De politie en de magistraat die het dossier ­behandelt moeten samenkomen rond één dossier en doelstellingen bepalen. Ze moeten meteen beslissen welke ­middelen ze inzetten.’

Bestaat het risico dan niet dat de onderzoeken te beperkt gevoerd worden? ­Advocaten pleiten nu al dat een onderzoek niet grondig genoeg gedaan werd.

‘Dat risico moeten we bespreken met de magistraten. Maar het kan niet anders: onderzoeken kunnen niet tot in het oneindige duren. Het is ook goed voor de motivatie van onze mensen als hun onderzoeken snel voor de rechtbank komen. Niemand wil jaren investeren voor niets.’

Over prioriteiten gesproken: is terreur gezakt in de rangorde?

‘De bestrijding van terreur is drie, vier jaar de topprioriteit geweest. In de crisisperiode 2015-2017 werkten 350 van de 700 Brusselse FGP’ers op terreur. Het is nu gelukkig anders, maar we mogen onze inspanningen zeker niet verminderen. Het zou fout zijn te denken dat het nu gedaan is, maar de prioriteiten liggen nu wel anders volgens mij. We ­moeten nu meer zoeken naar de links tussen het terrorisme en de georganiseerde misdaad, zeker wat de finan­ciering betreft. Maar de capaciteit ­afbouwen is voorbarig.’

Bron » De Standaard