“Wat hij gedaan heeft, mag niet vergeten worden”: exact 40 jaar geleden maakte de Bende van Nijvel hun eerste slachtoffer

Vandaag herdenkt de lokale politie van Waver de tragische dood van Claude Haulotte. Voor de veertigste keer. De 33-jarige politieman werd op 30 september 1982 genadeloos doodgeschoten toen hij de overvallers op een wapenhandel probeerde tegen te houden. Haulotte was het eerste van 28 slachtoffers van de Bende van Nijvel. Zijn vriend en collega Alain Mandelaire (65) ontsnapte die dag bij toeval aan het drama: “Ik denk er nog vaak aan terug. Misschien had ik Claude kunnen redden.”

De foto van Claude Haulotte heeft een ereplaats gekregen in het appartement waar Alain Mandelaire sinds kort woont. “Hij hing in het commissariaat aan de muur. Toen wij verhuisd zijn naar ons nieuw kantoor, keek niemand ernaar om. Ik heb hem dan maar meegenomen. Het is een voorteken, vrees ik: 40 jaar na het drama ben ik de laatste bij de politie van Waver die Claude heeft gekend. Misschien wordt deze 40ste herdenking wel de laatste”, aldus de gepensioneerde commissaris.

Zwerfhond

Voor Alain Mandelaire lijkt het alsof het gisteren nog 30 september 1982 was. “De dag voordien had de hoofdcommissaris mij bij zich geroepen. Hij wou de ploeg versterken waar Claude Haulotte deel van uitmaakte. Ik zag daar geen graten in, integendeel. Claude en ik waren niet alleen collega’s, maar ook vrienden, zowel op als naast de werkvloer. De dienstregeling zorgde er echter toevallig voor dat mijn eerste dag als teamgenoot van Claude begon met een rustdag. Ik stond dus niet aan zijn zijde, toen hij rond 10.30 u bij wapenhandelaar Dekaise poolshoogte ging nemen omdat daar iets aan de hand was.”

Die donderdagochtend was Claude Haulotte nochtans voor een heel andere opdracht uitgestuurd. Er was een rondzwervende hond gesignaleerd die voorbijgangers lastigviel. Zijn diensthoofd vroeg Haulotte of hij iemand in versterking mee wou krijgen. “Ik ben jager, een hond kan ik wel alleen aan”, antwoordde hij. Onderweg werd de politieman in de smalle Rue de Bruxelles in het centrum van Waver door een garagist aangeklampt. Getuigen hadden gemaskerde en gewapende mannen wapenhandel Dekaise zien binnenstappen. Haulotte aarzelde geen ogenblik.

Onverschrokken

“Claude was een jager, een goede schutter en een heel gedreven politieman. Maar hij was ook onverschrokken, hij deinsde voor niets terug, zeker als hij een doel voor ogen had”, herinnert Alain Mandelaire zich. “Hij reed een eerste keer voorbij de winkel, maar zag niets. Dus keerde hij terug, en toen zag hij een gewapende man op de uitkijk staan. Claude parkeerde zijn combi zodanig dat hij de enige vluchtroute blokkeerde. Hij liet de sleutels op het contact, ging er te voet op af. Maar de man op de uitkijk kreeg hem in de gaten en schoot meteen. De kogel trof Claude aan de schouder, maar verwondde hem niet. De kogel ketste af op de metalen plaat, die hij altijd in zijn boekje met onmiddellijke inningen stopte.”

Door de impact viel de politieman wel achterover. “Hij kroop langs het trottoir en zocht dekking achter geparkeerde auto’s. Maar de overvallers waren intussen klaar met hun klus. Zij stoven naar buiten, zagen Claude liggen en schoten hem genadeloos een kogel door het hoofd. Vervolgens verplaatsten zij de combi die hen de weg versperde. En weg waren zij. Voor Claude kon helaas geen hulp meer baten.”

Kon het anders?

Het was zijn vader die Alain Mandelaire op de hoogte bracht van het drama. “Hij had het nieuws in zijn vrachtwagen op de radio gehoord. Hij dacht dat de feiten zich bij een juwelier hadden afgespeeld, maar dat maakte niet uit. Ik vreesde al snel dat Claude de politieman was die was omgekomen en kreeg dat ook gauw bevestigd. Tja, dan gaat er van alles door je hoofd.”

“Zonder dat gedoe met de dienstregeling zou ik met Claude op patrouille geweest zijn”, zegt Alain. “Hadden wij de zaak dan anders aangepakt? Waarschijnlijk zou ik geprobeerd hebben om Claude wat in te tomen, de situatie eerst beter in te schatten, eventueel versterking te vragen bij het commissariaat dat amper 300 meter verderop gevestigd was. Maar hoe de zaak dan uitgedraaid zou zijn, is koffiedik kijken. Voor hetzelfde geld was ik ook neergeknald en lag ik dood naast Claude. Misschien had ik hem kunnen redden. Ik zal het nooit weten.”

“Uiteraard denk ik daar vaak aan terug. Claude was een crème van een kerel. Hij trapte graag lol, hij was een levensgenieter, maar tegelijkertijd was hij gul en behulpzaam en altijd beschikbaar voor iedereen. Hij had er tien jaar dienst opzitten, maar was nog even gemotiveerd als op de dag dat hij zijn job van verzekeringsmakelaar liet varen om dienst te nemen bij de politie. Hij had wel een stevig karakter en je kon maar beter zijn vertrouwen niet schenden. Hij deinsde ook voor niets of niemand terug. Heeft zijn onverschrokkenheid, zijn moed hem het leven gekost? Allicht. Wat hij gedaan heeft, mag zeker niet vergeten worden.”

Enige zoon

Claude Haulotte was gehuwd, maar het koppel had geen kinderen. Na zijn dood heeft zijn weduwe, Jacqueline, Waals-Brabant verlaten om een nieuw leven proberen op te starten. “Voor zijn ouders is het leven die dag blijven stilstaan. Claude was hun enige zoon. Zij waren ontroostbaar. Zijn kepie prijkte als herinnering op de schoorsteenmantel in hun salon. Zij zijn het verlies nooit echt te boven gekomen.”

Wat is het laatste beeld van Claude dat hem is bijgebleven? “De dag voor de schietpartij stond ik het verkeer te regelen in Waver. Ik zag een wagen komen aanrijden met de noodlichten aan, omdat hij een ander voertuig voorttrok, een Simca waarvan de deuren ontbraken. En wie zat er achter het stuur met een brede glimlach en hoog opgetrokken rolkraag, in de hoop dat ik hem niet zou herkennen? Juist, ja, Claude. Hij was altijd wel te vinden voor zo’n grappige situaties. Maar ’s anderendaags was hij dood.”

Onbeantwoorde vragen

Mocht zijn dood niet opgenomen zijn in het lijvige dossier van de Bende van Nijvel, dan zou de zoektocht naar de moordenaars van Claude Haulotte vandaag, 40 jaar na de feiten, stoppen wegens verjaring. Maar Claude was het eerste slachtoffer van de Bende, die er in totaal 28 heeft gemaakt. Het dossier loopt nog, tot dusver zonder succes. Ook Alain Mandelaire vreest dat het onderzoek afstevent op een pijnlijke flop voor heel het gerechtelijk apparaat.

“Het feit dat het dossier zo vaak verhuisd werd, heeft uiteraard niet geholpen om de daders en hun opdrachtgevers op te sporen. Helaas blijven de slachtoffers en hun families met hun onbeantwoorde vragen achter. Stel dat wij de overvallers die Claude hebben doodgeschoten hadden kunnen vatten, zou dat dan het vroege einde geweest zijn van de Bende van Nijvel? Zouden die 27 andere slachtoffers nooit gevallen zijn? We zullen het wellicht nooit weten.”

Op 5 oktober 1982 werd Claude Haulotte onder massale belangstelling begraven op het kerkhof van Waver. Hij kreeg postuum het Burgerlijk Kruis 1ste klasse opgespeld. Tijdens zijn korte rede sprak toenmalig procureur des konings Jean Deprêtre de wens uit “dat Waals-Brabant geen grondgebied wordt waar bloedbaden worden aangericht.” De feiten hebben er helaas anders over beslist.

Bron » Gazet van Antwerpen

Chemie verraadt ouderdom van vingerafdrukken

Uit vingerafdrukken valt ook af te leiden wanneer een dader ze heeft achtergelaten. Met een voldoende precieze datering kunnen onder meer alibi’s van verdachten worden geverifieerd.

Behalve de identiteit van een dader kunnen de lijnenpatronen ­gevormd door onze vingertoppen ook helpen achterhalen wanneer een misdaad werd gepleegd. Zo kan de plaats delict worden verbonden met het tijdstip ervan. Een ouderdomsbepaling kan ook helpen om vingerafdrukken van verschillende mensen in de tijd te onder­scheiden. Een explosief kan bijvoorbeeld zowel sporen dragen van de bommenlegger als van de verkoper van de bomonderdelen. De ­afdrukken van de eerste zullen jonger zijn dan die van de laatste.

Migratie van moleculen

In 2015 kwamen scheikundigen van het Amerikaanse National ­Institute of Standards and Technology met een methode op de proppen om vingerafdrukken te dateren. Ze was gebaseerd op de migratie van de moleculen die de afdruk vormen, voornamelijk componenten van huidzweet, zoals vetzuren. Naarmate de tijd vordert, tuimelen die moleculen naar beneden, van de ‘bergkammen’ van het lijnen­patroon naar de ‘dalen’.

Het voordeel van de methode is dat ze onafhankelijk is van de chemische ­samenstelling van de vinger­afdrukken, want die is gevoelig voor de omgevingsomstandig­heden (temperatuur, luchtvochtigheid) en voor de eigenschappen van het oppervlak waarop ze zitten. Op basis van een analyse met een massaspectrometer en de gekende ­migratiesnelheden van verschillende biomoleculen – zware deeltjes zijn sneller beneden dan lichte – konden de vorsers terugrekenen naar het moment waarop de ­vingerafdrukken moesten zijn ­gemaakt.

Hoewel ze zich in een ­demonstratie beperkten tot een ouderdom van vier dagen, claimden ze een onderscheid te kunnen maken tussen een dag en een week, een week en een maand, en een maand en meerdere maanden.

Maximum een week

De tijdsresolutie van de ouderdomsbepaling kon echter beter. Nieuw onderzoek van andere Amerikaanse scheikundigen brengt daar nu verbetering in. Opvallend is dat zij wél focussen op de ­chemische samenstelling van ­vingerafdrukken. Meer bepaald op de reactie van een resem organische moleculen in de afdrukken met ozon uit de lucht. Hierdoor ontstaat een breed scala aan reactieproducten, een complexe mix waarvan de ­precieze moleculaire samen­stelling verraadt hoe oud een ­vingerafdruk is.

Het voordeel van die ‘chemische’ dateringsmethode is haar precisie op het niveau van dagen, tot een maximum van een week. Het nieuwe onderzoek verscheen deze week in het vakblad ACS ­Central Science.

Nog niet inzetbaar op de plaats delict zelf

Een nadeel van beide methodes is wel dat de vingerafdrukken met massaspectrometers moeten ­worden onderzocht, allesbehalve mobiele laboratoriumapparatuur die voor­lopig niet ter plekke kan worden ingezet op een plaats ­delict. Bovendien werden in beide studies ‘ideale’ afdrukken ­gebruikt: volgens de regels van de kunst aangebracht op een zuiver en glad oppervlak.

‘Dit is zeker een belangrijke stap in de ontwikkeling van dateringsmethodes voor sporen in de ­criminalistiek’, zegt Marcel de Puit, chemicus bij het Nederlands Forensisch Instituut. ‘Ik denk ook niet dat dit ­onderzoek beperkt zal blijven tot vingerafdrukken.’

Maar verdere ontwikkeling is nodig, waarbij vooral de brede ­toepasbaarheid een uitdaging vormt, gelet op de uiteenlopende omgevings­omstandigheden op plaatsen ­delict en de veelheid aan materialen waarop vinger­afdrukken voorkomen. ‘Er is nog te weinig onderzoek gedaan naar de invloed van temperatuur, licht en wind op de chemische samen­stelling van afdrukken.’

Op café

Kennis van de ouderdom van een vingerafdruk kan een belangrijke bijdrage leveren aan een ­forensisch onderzoek. ‘Het kan een afdruk bijvoorbeeld volledig ­irrelevant maken’, zegt De Puit. ­De Nederlandse forensisch ­expert staaft dit met een voorbeeld. ‘Stel dat mijn vingerafdrukken worden gevonden op een plaats ­delict, neem in dit geval een café. Dat zou heel belastend kunnen ­zijn voor mij. Tot blijkt dat de ­vingerafdruk twee dagen oud is, wat spoort met mijn uitleg dat ik ­eergisteren in het café wat ­gedronken heb. Het zou de vingerafdruk quasi irrelevant ­maken.’

Bron » De Standaard

Nieuwe fictiereeks 1985 in première op Film Fest Gent

De nieuwe fictiereeks 1985 beleeft op zondag 16 oktober haar Belgische première op Film Fest Gent. Dat werd bekendgemaakt door het filmfestival. 1985 is een unieke en ambitieuze fictiereeks over de Bende van Nijvel, geproduceerd door Eyeworks voor Eén (VRT) en La Une (RTBF).

Voor het eerst werken deze twee openbare omroepen van ons land samen voor een fictieproject voor volwassenen. Jonge talenten Tijmen Govaerts, Aimé Claeys en Mona Mina Leon vertolken de hoofdrollen in 1985. Daarnaast zijn onder andere Tom Vermeir, Titus De Voogdt, Ruth Becquart, Peter Van den Begin en Barbara Sarafian te zien.

De reeks brengt het verhaal van een zwarte bladzijde uit onze gezamenlijke geschiedenis. 1985 is gebaseerd op waargebeurde feiten en speelt zich af in de woelige jaren 80, toen de Bende van Nijvel volop terreur zaaide. De reeks volgt drie jongvolwassenen die terechtkomen in het oog van de storm die België toen op zijn kop zette, wanneer de bende brutale overvallen pleegt en spanningen tussen de onderzoekers verhinderen om de zaak op te lossen.

Het verhaal van de Bende Van Nijvel, de spanningen binnen de rijkswacht en de talrijke gebeurtenissen die ons land ontwrichtten in de jaren 80, staan in het collectieve geheugen van beide taalgemeenschappen gegrift. Het project is dan ook een organische en authentieke coproductie tussen de twee openbare omroepen VRT en RTBF, ontstaan uit het thema van de reeks.

1985 beleefde eerder al zijn internationale première op het prestigieuze festival Canneséries, waar het geselecteerd was voor de officiële competitie.
Gemengde Vlaamse en Franstalige cast

1985 wordt gemaakt met een gemengde Vlaamse en Franstalige ploeg. Ook de cast komt uit zowel Vlaanderen, Brussel als Wallonië. Tijmen Govaerts, Aimé Claeys en Mona Mina Leon vertolken de drie jongvolwassenen die centraal staan. Andere hoofdrollen en belangrijke bijrollen zijn weggelegd voor Roda Fawaz, Tom Vermeir, Peter Van den Begin, Guillaume Kerbusch, Yoann Blanc, Titus De Voogdt, Tibo Vandenborre, Baptiste Sornin, Ruth Becquart, Barbara Sarafian, Josse De Pauw, Erico Salamone, Philippe Résimont, Lien Thys, François Maquet, Simon Delecosse, Pieter Piron en Michelangelo Marchese.

De reeks werd geschreven door Willem Wallyn (De 16, All of Us), wordt geregisseerd door Wouter Bouvijn (De twaalf, Red Light) en geproduceerd door Gunter Schmid en Peter Bouckaert voor Eyeworks (Cordon, De twaalf, Red Light). Stijn Coninx (Niet schieten) is betrokken als creatief adviseur.
Het verhaal

1985 volgt vrienden Marc, Franky en zijn zus Vicky in de turbulente jaren 80. Marc en Franky verruilen hun geboortedorp op het platteland voor Brussel, om een opleiding en carrière bij de rijkswacht, het elitekorps van de ordehandhaving, te volgen. Met grote ambities en veel enthousiasme beginnen ze aan hun opleiding. Maar onverwachts belanden ze in een korps in volle crisis, wanneer het land geteisterd wordt door een reeks brutale overvallen.

Vicky studeert rechten aan de VUB in Brussel, aan de overkant van de rijkswachtkazerne. Haar wilde karakter en progressieve idealen botsen met alles waar Franky en Marc voor staan. Wanneer een invloedrijke rijkswachtcommandant veroordeeld wordt voor drugshandel en er een aanslag wordt gepleegd op majoor Vernaillen die de zaak aan het licht bracht, worden de drie jongeren meegezogen in een spiraal van gebeurtenissen die later worden toegeschreven aan de Bende van Nijvel.

De reeks brengt het verhaal van het verlies van onschuld: niet enkel van de drie jongeren maar ook van de Belgische democratie, wanneer het vertrouwen van de bevolking in het politiekorps en de politiek een flinke deuk krijgt door de gebeurtenissen rond de bende. Een verlies dat tot op vandaag blijft nazinderen in onze maatschappij.

1985 is een productie van Eyeworks, VRT/Eén en RTBF, met de steun van VAF/Mediafonds, Screen Flanders,het Brussels Hoofdstedelijk Gewest (Screen.Brussels), en de Belgische tax shelter i.s.m Casa Kafka Pictures, met de deelname van Wallimage (La Wallonie), in coproductie met VRT/Eén en RTBF. Deze productie kwam tot stand met de steun van het Vlaams noodfonds corona van de Vlaamse regering en het Garantiefonds voor de Vlaamse onafhankelijke audiovisuele productiesector.

1985 is in 2023 te zien op Eén en La Une.

Bron » VRT Nieuws

Interview Wetsdokter Philippe Boxho: ‘De stofzuiger leverde uiteindelijk het bewijs: in de zak werden as en botrestjes van haar ex teruggevonden’

De Luikse wetsdokter Philippe Boxho snijdt al dertig jaar in lijken en ontrafelt Waalse moordmysteries in opdracht van het gerecht. Over zijn ervaringen als medisch detective schreef hij Les morts ont la parole (De doden hebben het woord), een boek waardoor je wat vaker over je schouder gaat kijken.

Ooit wilde hij priester worden, en als jonge misdienaar op begrafenissen zag hij zijn eerste lijken. Maar gaandeweg besefte hij dat hij niet écht gelovig was. “Ik had alleen een enorme honger naar kennis en discussieerde graag over ongrijpbare zaken. Toen ben ik medicijnen gaan studeren.” Vandaag is Philippe Boxho (55) zowat de bekendste wetsdokter aan de andere kant van de taalgrens. In het instituut voor gerechtelijke geneeskunde van de Universiteit van Luik, waar hij directeur is, onderzoeken hij en zijn assistenten elk jaar bijna vierhonderd mensen uit Luik en Luxemburg die een verdachte of gewelddadige dood stierven. Verschijnt een opsporingsbericht op televisie, dan weet Boxho dat hem over een paar dagen wellicht een nieuwe autopsie wacht.

Hij werkte mee aan spraakmakende onderzoeken naar seriemoordenaars als Michel Fourniret, die elf meisjes en vrouwen heeft verkracht en vermoord. Naar de moorden op de stiefzusjes Stacy (7) en Nathalie (10), die in 2006 op een braderie in Luik verdwenen en achttien dagen later werden teruggevonden. Slachtoffers van terroristische aanslagen, natuurrampen en grote branden belanden op zijn snijtafel. Maar daar heeft Boxho het niet over in Les morts ont la parole.

Philippe Boxho: “Ik heb die drama’s bewust vermeden omdat ik er geen triest boek van wilde maken. Ik heb het over onbekende verhalen die me het meest zijn bijgebleven in die dertig jaar als wetsdokter. Dingen die soms bijna niet te geloven zijn, maar allemaal echt gebeurd.”

Allemaal? Ook het verhaal van de varkensboer die van zijn vrouw af wilde?

“(knikt) Er zijn van die telefoontjes die je nooit vergeet. Een magistraat belde me in vertwijfeling: ‘Philippe, we krijgen een melding binnen over een boer die zijn vrouw aan de varkens heeft gevoerd. Wat moeten we daarmee?’

“Het was wat je noemt een raar verhaal. Twee boeren die naast elkaar wonen, vechten al jaren een oorlogje uit over een stuk grond. Vanuit hun keukenraam kunnen ze elkaars erf zien. Op een dag ziet de ene boer dat zijn buurman met het lichaam van zijn vrouw in de armen naar buiten komt en haar bij de varkens gooit. Hij belt onmiddellijk de politie. Die komt kijken en stelt vast dat de vrouw van de varkensboer onvindbaar is. De auto staat nog voor de deur, in de keuken staat het middageten nog op het vuur, maar van de vrouw is geen spoor. Niets in huis doet denken aan een gevecht, nergens zit een spatje bloed – ook niet in de varkensstal. Uit de boer zelf is geen zinnig woord te krijgen, die brabbelt nonsens. De politie kent hem wel, vanwege zijn agressiebuien en bedreigingen tegen wandelaars.”

“‘Slacht het dikste varken’, zei ik tegen de magistraat. ‘Dat eet het meest. Als we sporen van de vrouw kunnen vinden, zal het in de maag van dat dier zijn. En doe het onmiddellijk: we moeten de spijsvertering zo snel mogelijk stoppen.’

“De politieagenten waren niet erg enthousiast maar deden het toch, want het enige alternatief is dat ze ’s anderendaags in de uitwerpselen van de varkens gingen zoeken naar tanden en haren – de enige dingen die de dieren niet verteren.

“Zo belandde het dikste varken op mijn autopsietafel. En inderdaad, in de maag vonden we onverteerde stukjes van 2 tot 5 centimeter. Uit een DNA-test bleek dat het de resten waren van de vrouw. Acht varkens, twintig minuten, en er bleef niets van haar over. Alles was opgegeten, tot het laatste stukje schoen.”

Ik dacht dat zoiets alleen in films gebeurde.

“(knikt) In de film Hannibal zie je everzwijnen een lijk opeten, en zo gebeurt het ook echt. Varkens eten alles, zeker als ze uitgehongerd zijn. Daarom moet je nooit te lang alleen in een varkensstal blijven.”

Leefde de vrouw nog toen ze werd opgegeten?

“Dat kon ik niet meer afleiden uit wat ik van haar teruggevonden heb, en dat was frustrerend. De doden vertellen niet altijd alles.”

De verdwenen date

Uw job heeft soms veel weg van detectivewerk. Is dat wat u zo boeit?

“(knikt) Ik hou van speuren naar de waarheid. En soms is er een totaal onverwachte ontknoping.

“Op een dag moet ik een vermoedelijke moord met een vuurwapen gaan onderzoeken op een adres in de Ardennen. Het slachtoffer woont in een klassiek Ardens huis in natuursteen. Binnen tref ik het lijk aan van een verzorgde vijftiger, gekleed in een peignoir waaronder hij poedelnaakt is. Hij draagt pantoffels zonder sokken. Op een tafeltje staat een fles champagne in een ijsemmer, maar het ijs is al gesmolten. Kennelijk wachtte de man op een date, maar de dame is nergens te bekennen. Het slachtoffer heeft een rond gaatje in zijn peignoir en daaronder een gaatje in de hartstreek, roodomrand door erosie, zoals een schotwonde.”

“Een fout gelopen afspraakje is het voor de hand liggende scenario: de dame is boos geworden, heeft haar minnaar met een schot afgemaakt en is met het wapen gevlucht.”

“Tijdens de autopsie ga ik op zoek naar de kogel. Die moet in het lichaam zijn blijven steken, misschien in een rib op het borstbeen, want ik vind nergens een gaatje waarlangs hij het lichaam kan hebben verlaten. Maar hij is nergens te bespeuren. Het is een mysterie. Ik ben boos op mezelf omdat ik blijkbaar bewijsmateriaal ben kwijtgeraakt.”

“Ten einde raad breken we de autopsietafel zelfs af om te kijken of het ding niet in de sterfput is verdwenen.”

Er was geen sprake van een kogel.

“Een collega vertelde me toen dat ze iets soortgelijks had meegemaakt. Ook zij had wanhopig de autopsietafel afgebroken. In haar geval bleek het moordwapen een ijspriem. En toen kwam de plaats delict me weer voor de geest: de ijsemmer met de champagnefles, de bloemen en… de ijspriem. Het ding ging onmiddellijk naar het laboratorium, waar duidelijke sporen van bloed en vet werden gevonden.

“Een ijspriem als moordwapen, dat zie je niet vaak. Het is even uitzonderlijk als de kruisboog die ik ooit heb weten bezigen.”

Wat is het populairste moordwapen?

“Een mes. Kost 10 euro bij IKEA, werkt perfect, ligt gewoon in de keukenlade. Mensen grijpen meestal naar een wapen waar ze direct bij kunnen. Vroeger zagen we meer moorden met een vuurwapen, maar sinds justitieminister Laurette Onkelinx (PS) de wapenwetgeving strenger heeft gemaakt (in 2006, red.) kiezen de mensen sneller voor messen. Het enige nadeel is dat je je slachtoffer moet aanraken, waardoor je sporen kunt achterlaten: kledingvezels of DNA.”

Dood voor de TV

Tijdens de coronacrisis zagen we overal een toename van intrafamiliaal geweld. Ook van moorden?

“Nee, dat was echt gek. Toen iedereen thuis moest blijven, viel ook het moorden stil. Enfin, toch in deze streek. We hebben amper autopsieën hoeven te doen.”

“Zodra de regels werden versoepeld en we weer wat vrijheid genoten, begonnen we elkaar weer te doden. In drie maanden tijd zaten we weer op het niveau van voor de pandemie. Overvallen, passionele moorden, afrekeningen, noem maar op. Alleen de inbraken met dodelijk geweld bij juweliers en banken zien we al een tijdje niet meer: gangsters wagen zich er niet meer aan omdat winkels en bankgebouwen veel te goed beveiligd zijn.”

U bent geen priester geworden, maar ook als wetsdokter ziet u de achterkant van de maatschappij.

“We zien de ellende. Mensen die zelfmoord plegen zijn meestal niet gelukkig, mensen die anderen doden zijn dat over het algemeen evenmin. De huizen waar we komen liggen dikwijls vol rotzooi en troep. Als je sommige misdaadseries mag geloven, wordt de plaats delict net voor de moord vaak nog even gedweild. Niet dus. Ik ben altijd blij dat ik tegen tetanus gevaccineerd ben.”

“Soms voel je de peilloze eenzaamheid in een vertrek hangen. Ik heb eens een oude man dood in zijn zetel aangetroffen, met de televisie aan. Hij woonde op de derde verdieping van een klein appartementsblok. Ik kwam binnen en zag hem zitten, niet meer dan een skelet en flarden huid bijeengehouden door zijn kleren. De afstandsbediening lag vlak bij zijn hand. Op de tv speelde een bekend spelprogramma met Jean-Luc Reichmann, een presentator die ik ook graag bezig zie. Het was een bevreemdend tafereel: de presentator die onverstoorbaar tegen het skelet bleef kletsen, alsof hij wilde zeggen dat het leven voortging, ondanks de dood.”

“De man zat daar al maanden en niemand had hem gemist. De buren vertelden dat ze een tijd geleden een stank hadden geroken, maar ze dachten dat die van het vuilnis kwam, en de geur was ook weer weggegaan.”

“Toen ik het appartement van de onderburen van de man bezocht, zag ik een vlek op het plafond: de lichaamssappen van de man waren door de vloer gesijpeld. De buren hadden het plafond opnieuw geschilderd.”

“Er was een defect aan de centrale verwarming in het gebouw nodig om de dode te ontdekken. De loodgieters kregen geen gehoor bij de bewoner van de derde verdieping en hadden de politie verwittigd.”

“Zo snel kun je dus in de vergetelheid verdwijnen. Het doet me niets om dode lichamen te zien, maar de eenzaamheid waarin sommige mensen geleefd hebben, grijpt me telkens weer naar de keel.”

Perfecte moorden

Boxho leidt ons rond in zijn wit betegelde autopsiezaal, waar de muffe geur van formol en reinigingsproducten hangt. Bijna achteloos wijst hij naar een bokaal op de vensterbank: een long op sterkwater, doorboord met een houten spies. ‘Iemand dacht dat die man een vampier was.’

De sleetse vloer, de ouderwetse autopsietafels en de honderdjarige weegschaal maken duidelijk dat de forensisch patholoog kampt met dezelfde geldproblemen als zijn vakgenoten Wim Van de Voorde (UZ Leuven) en Werner Jacobs (UZA) in Vlaanderen. Er is nauwelijks budget voor forensische geneeskunde, en de job is zo slechtbetaald dat bijna niemand er nog voor kiest.

Boxho: “In de jaren 2000 waren er 42 wetsdokters in België, nu nog een stuk of 20. Al mijn assistenten vertrekken omdat ze elders meer kunnen verdienen of omdat hun vrouw meer verdient dan zij. Forensische geneeskunde is bovendien zo veeleisend dat de combinatie met een gezinsleven nauwelijks mogelijk is.”

“Ik heb er ook genoeg van, eerlijk gezegd. We sukkelen voort met de middelen die we hebben. De metalen autopsietafels die je hier ziet, dateren van 1962. Ik heb ze cadeau gekregen van een begrafenisondernemer. Als een machine defect raakt, weet ik niet hoe ik ze moet vervangen: er zijn gewoon geen centen voor. En van mijn eigen prestaties voor het gerecht wordt 15 procent gewoon nooit betaald door justitie, vanwege de ingewikkelde administratie.”

“Eigenlijk kan ik dit alleen volhouden omdat ik als hoogleraar betaald word door de universiteit, en omdat ik met medische expertises wat geld in het laatje breng. Koen Geens (cd&v) heeft als justitieminister (tussen 2014 en 2020, red.) zo fors bespaard dat we de boel bijna kunnen sluiten.”

Als er over enkele jaren geen wetsdokters meer zijn, wordt het in België wel heel makkelijk om de perfecte moord te plegen.

“Precies! Nu al blijven elk jaar 75 moorden onder de radar en gaan de daders vrijuit. Dat blijkt uit verschillende studies van mijn collega’s. Destijds hebben we tegen minister Geens gezegd: ‘Geef ons 20 miljoen euro extra per jaar, en we zullen meer schuldigen vinden.’ Zijn reactie: ‘Maar meneer Boxho, de gevangenissen zitten nú al overvol!’

“Er gebeuren bijvoorbeeld veel te weinig autopsieën. De Europese aanbeveling is om bij 10 procent van alle overlijdens een autopsie uit te voeren, in België blijft het bij 1 à 2 procent. Wij doen 86 autopsieën per jaar, de andere doden onderwerpen we aan een uitwendig onderzoek: dat is veel goedkoper, maar daardoor mis je ook meer.”

“Dat ligt aan de mentaliteit in België – ‘Aan de doden raakt men niet’ – maar dus nog meer aan het budget. Sinds Koen Geens de magistraten bezuinigingen heeft opgelegd, letten ze zeer goed op. Ik krijg geregeld een njet van de onderzoeksrechter als ik een autopsie wil doen. ‘Neenee, het politieonderzoek zal volstaan.’ Tegenwoordig schuiven ze me vaak een foto van het lijk onder de neus: ‘Wat denkt u: is dit een moord?’ Meestal kan ik daar niet op antwoorden, en dan laten ze het maar zo. En dan rijzen er nadien toch twijfels en moeten we het lijk opgraven. In België gebeurt dat veel vaker dan in het buitenland, omdat we de lijken te vlug begraven zonder onderzoek.”

Maakt u dat zelf weleens mee?

“Natuurlijk. Ik denk nu aan die man die in een kroeg zat op te scheppen tegen een vriend: hij had zijn vrouw drie maanden geleden vermoord en was er mee weggekomen. Tegen de huisarts had hij gezegd dat zijn vrouw zichzelf door het hoofd had geschoten. Die arts geloofde hem, hij maakte er officieel een zelfmoord van, en de vrouw werd begraven.”

“Toevallig zat een tafeltje verderop een politieman in burger: die had zijn oren gespitst en stapte met het verhaal naar het gerecht. En zo kwam het op mijn bureau terecht: ‘Wat kunnen we doen om dit te controleren?’”

“‘Simpel: opgraven,’ antwoordde ik. De vrouw was toen al drie maanden begraven. Als de schedel nog niet vergaan was, kon ik uit de vorm van het kogelgat afleiden waar de kogel was binnengedrongen. En zo geschiedde. Ik kreeg de vrouw op de autopsietafel en had geluk: de ontbinding was nog niet zo ver gevorderd en de kogel was in de schedel blijven zitten. En er was maar één kogelgat, achteraan in de nek. Zo liep die man dan toch tegen de lamp.”

Wel naïef van die huisarts om hem op zijn woord te geloven.

“Ik neem hem niets kwalijk, een huisarts is daar niet voor opgeleid. Aan mij moet je ook niet vragen om mensen tegen ziektes te behandelen. Ik heb één keer een medicijn voorgeschreven voor mijn ouders: het bleek al vijftien jaar niet meer te bestaan.”

“Maar ze hadden beter een wetsdokter kunnen bellen, ja. Dan was die kerel nooit met die moord weggekomen. Zover zijn we gekomen: de perfecte misdaad bestaat in België alleen door het falen van de overheid.”

Een moord plegen is één ding. Wie niet tegen de lamp wil lopen, moet ook het lichaam doen verdwijnen.

“Het spectaculairste dat ik ooit heb meegemaakt, was het onderzoek naar een vrouw die haar ex had doodgeslagen tijdens een ruzie bij haar thuis. Nadat ze van de eerste schrik bekomen was, besloot ze het lijk te doen verdwijnen. Ze wilde niet dat haar kinderen ooit zouden weten wat ze hun vader had aangedaan.”

“Welnu, die vrouw had ooit in een slagerij gewerkt, waar ze honderden varkens aan mootjes had gehakt. Je raadt het al: ze hakte haar man in stukken die ze in vershoudzakjes in de diepvriezer stak. Elke avond liet ze een gezellig haardvuur branden, en als de kinderen naar bed waren, gooide ze telkens een zakje op het vuur: in twee uur tijd bleef er niets meer van over.”

“In enkele dagen tijd verdween de ex volledig in het haardvuur, zonder een spoor achter te laten. Dat maakte het verhaal moeilijk te controleren. De vrouw had alles bekend, maar de onderzoekers konden haar amper geloven. Een psychiater meende zelfs dat ze alles verzon.”

“De stofzuiger, waarmee ze de haard schoonmaakte, leverde uiteindelijk het bewijs: in de zak werden as en botrestjes van de ex teruggevonden.”

Verdwijntruc

Over onontdekte moorden gesproken: u onderzocht vorig jaar ook de 39 dodelijke slachtoffers van de overstromingen in de Vesdervallei, om te kijken of ze wel degelijk verdronken waren. Veel cynischer kan het niet worden.

“Vindt u? Zulke rampen zijn anders een uitstekende gelegenheid om je van iemand te ontdoen. Je slaat hem het hoofd in, gooit ’m in het water – en klaar. Of kijk naar de aanslagen op de Twin Towers in 2001: verschillende mensen hebben daarvan gebruikgemaakt om te ‘verdwijnen’. Ze werden doodverklaard, tot jaren later bleek dat ze elders met een nieuwe identiteit een nieuw leven waren begonnen. Dat is in Amerika natuurlijk makkelijker dan hier.”

“Ook bij de slachtoffers van branden controleren we of de brand hun dood echt veroorzaakt heeft. In 2010 hadden we in Luik een megabrand in de Leopoldstraat: twee woonblokken waren ingestort na een ontploffing, gevolgd door een hevige brand. Er vielen veertien doden. Bij alle slachtoffers hebben we een autopsie gedaan om een vermomde moord uit te sluiten, maar ook een DNA-test om zeker te zijn dat we de juiste mensen voor ons hadden. Het zou niet de eerste keer zijn dat in een brand een bewuste persoonsverwisseling plaatsvindt.”

“Voor één van de slachtoffers zijn we vér gegaan: Paulette was een alleenstaande dame die in een appartementje woonde. Haar lichaam was zo verkoold dat ze onherkenbaar was. Normaal kunnen we het DNA vergelijken dat we op een tandenborstel of een hoofdkussen vinden, maar haar hele appartementje en al haar spullen waren in rook opgegaan. In zulke gevallen gaan we op zoek naar familieleden, maar Paulette bleek niemand meer te hebben. Haar enige zoon, Eduard, was twee jaar eerder aan een overdosis drugs gestorven. En omdat ze niet veel geld had – alles was opgegaan aan haar bodemloze zoon – was Eduard door de stad als ‘behoeftige’ begraven in een eenvoudige kist.”

“Er zat niets anders op dan Eduard op te graven. Die dag stonden we met de mensen van DVI (Disaster Victim Identification, de slachtofferidentificatiedienst van de federale politie, red.) en enkele magistraten rond het graf van Eduard, terwijl de arbeiders van het kerkhof met hun graafmachine aan de slag gingen. 1 meter diep, dan 1,5 meter, dan 2 meter… en nog altijd geen kist. Dieper moet je ook niet gaan: geen enkele kist wordt onder dat niveau begraven. De kist met Eduard was in twee jaar volledig verteerd, sneller dan ik me ooit had kunnen voorstellen. Gelukkig vonden we in de aarde nog enkele botrestjes, zodat we Paulette toch nog konden identificeren. Zo’n opgraving is als een doos met chocolaatjes: je weet nooit wat je gaat vinden. Eduard was helemaal verdwenen, maar ik heb ook al lichamen opgegraven die na twintig jaar bijna intact waren, en herkenbaar. Alles hangt af van de aarde waarin ze zijn begraven.”

Als wetsdokter moet u geregeld op assisenprocessen getuigen. Doet u dat graag?

“Ach, het hoort erbij. Het is een soort rollenspel: je moet op een eenvoudige manier uitleggen wat de autopsie aan het licht heeft gebracht aan mensen die daar niets van kennen. Mijn probleem is dat ik de neiging heb om met humor over mijn vak te praten: bij een jury is dat niet altijd gepast.”

“Het is weleens gebeurd dat een jurylid flauwviel wanneer ik gruwelijke details uit de doeken moest doen. Eén keer viel de beklaagde zelf flauw toen hij me hoorde uitleggen wat hij had gedaan. Die man had zijn vrouw in bed dood geklopt met een hamer en uit het raam van de eerste verdieping gegooid. Hij stak het lijk in de koffer van de auto en parkeerde hem een eind verderop met de dode vrouw achter het stuur, helemaal naakt. Je kon aan de verwondingen zien dat het een moord uit woeste wraak was.”

“Maar goed, ik zie elke dag gruwel, en dat went. We zijn gepantserd.”

En de geur, went die ook?

“O, nee. Daar wen je nooit aan. Hij is onverdraaglijk. Je kunt maar één ding doen: direct naar binnen gaan en de lucht opsnuiven, zodat je neus snel verzadigd is.”

“En die geur gaat ook niet zomaar weg. Een man had zelfmoord gepleegd in zijn auto, een Porsche, maar werd pas dagen later ontdekt. Het was volop zomer en erg heet, waardoor zijn lichaam in recordtempo was gaan ontbinden. Toen ze hem vonden, zaten de stoelen al onder het lichaamsvocht. Later zijn ze uit de auto gehaald in de hoop de auto nog te kunnen recupereren, maar tevergeefs. De geur blééf – en de mooie Porsche is op de schroothoop beland.”

Korte armpjes

Het is niet altijd makkelijk om zelfmoord te plegen, leer ik uit uw boek.

“Ik heb veel pogingen zien mislukken, vooral met medicatie. Dikwijls weten mensen niet welke middelen doeltreffend zijn, en ik ga het hier ook niet vertellen. Je polsen oversnijden is ook hopeloos. Vaak zijn dat eerder kreten om hulp.”

“Sommige mensen pakken het gewoon onhandig aan. Ik herinner me een man die wilde sterven door zich te verhangen én een kogel door zijn hoofd te jagen. Hij ging op een stoel staan, maakte een touw vast aan het plafond en legde het rond zijn nek. Dan nam hij de loop van het jachtgeweer in zijn mond en hij schoot. Helaas waren zijn armen net te kort om goed bij de trekker te kunnen, waardoor hij het wapen een beetje scheef richtte. De kogel ging niet door zijn schedel maar door zijn linkerwang en sneed het touw doormidden, waardoor de man zijn evenwicht verloor. Hij viel van de stoel, recht op zijn hoofd, en stierf aan een schedelbreuk.”

“Ik heb ook eens een vrouw onderzocht die geprobeerd had om haar hart te doorboren. Ze boorde op de verkeerde hoogte en raakte een rib, wat zoveel pijn deed dat ze ermee moest ophouden. Ze heeft de boor netjes terug in de gereedschapskist gerangschikt. Nadien heeft ze zich opgehangen.”

En dan was er nog de oude boer die zelfmoord pleegde met veertien kogels.

“Dat was ongezien. In de Verenigde Staten is er zelfs een wetenschappelijk artikel aan gewijd.”

“De man werd gevonden op de keukenvloer van zijn hoeve, met veertien kogels in zijn borstkas, links van het hart. Op de tafel lag een afscheidsbriefje – hij had duidelijk genoeg van het leven – naast een beduimelde doos vol patronen en munitie. Tussen zijn benen lag een lang geweer, gericht naar de bovenkant van zijn lichaam. Toen de magistraat ter plaatse kwam, dacht hij meteen aan moord en ontbood de cavalerie: het laboratorium, de wapenexpert en de wetsdokter – dat was ik.”

“Het bleek wel degelijk een zelfmoord. Het drama van die man was dat ook hij te korte armen had. Hij probeerde de karabijn naar zijn hart te richten maar kon net niet bij de trekker. Dus hield hij het wapen een beetje scheef, waardoor hij telkens naast zijn hart schoot. Dertien keer heeft hij het geprobeerd. Na zes pogingen moest hij herladen, want er pasten maar zes patronen in het magazijn. Pas de veertiende keer is het gelukt, en dat was alleen omdat hij zoveel bloed verloren had.”

Wat een doorzettingsvermogen moet die man niet gehad hebben.

“De menselijke verbeelding kent geen grenzen. Ik heb ingenieuze systemen gezien van mensen die het leven moe waren. Een student elektriciteit had een constructie gemaakt om zichzelf te elektrocuteren terwijl hij zich ophing. Een andere jongeman, die ook iets van elektriciteit kende, hoopte dat de dood hem zou verrassen in zijn slaap: hij wist dat mannen nachtelijke erecties krijgen en monteerde een systeem op zijn penis dat een stroomstoot door zijn lijf joeg zodra dat die nacht bij hem gebeurde.”

Tot slot: u wordt weleens opgeroepen voor een ‘levend’ lijk. Vertel.

“Dat zijn ongelooflijke verhalen, zoals dat van de 85-jarige Lucette. Ik kreeg telefoon van de magistraat: ‘Ga eens kijken, het is iets speciaals.’”

“Bij mijn aankomst zie ik dat de begrafenisondernemer al is langs geweest. Voor de ramen hangen al rouwdoeken. Ik denk: ze zijn er wel érg snel bij.”

“Binnen zie ik een lege doodskist op de tafel staan. Voor de kist ligt een dame dood op de grond. Het is níét Lucette.”

“Wat er gebeurd was, zou ik niet geloven als ik het niet met eigen ogen had gezien. De familie had Lucette dood op haar bed gevonden, de huisarts stelde een natuurlijk overlij


den vast, en de begrafenisondernemer kwam langs om de vrouw te wassen, aan te kleden en in een kist te leggen. Nog dezelfde dag nodigde de familie buren en vrienden uit om een laatste groet te komen brengen. Ook Jeannine, een buurvrouw en één van Lucettes oudste vriendinnen kwam op bezoek. Terwijl ze voor de kist stond, ging Lucette plots rechtop zitten: ‘Ah, Jeannine, zo lief van je dat je langskomt!’ Jeannine kreeg ter plekke een hartaanval: ze had zich – letterlijk – doodgeschrokken.”

“Lucette had een lange aanval van catalepsie doorgemaakt, een verschijnsel waardoor ze schijndood was geweest. Ook de huisarts en de begrafenisondernemer hadden niets opgemerkt.”

Ik ben alweer bang om levend te worden begraven.

“Ik kan je geruststellen: zelfs als je levend wordt begraven, zul je niet langer dan een kwartier overleven. In zo’n kist is er veel te weinig zuurstof: je stikt in je eigen CO2. De verhalen over kisten met krassen aan de binnenkant van het deksel zijn onzin.”

Bent u zelf bang om te sterven?

“Dat heeft geen enkele zin. We zullen allemáál sterven: die simpele zekerheid helpt me om er niet bang voor te zijn. Wat het leven draaglijk maakt, is dat je niet weet welke dag je laatste zal zijn.”

Philippe Boxho – Les morts ont la parole, Kennes Éditions

Bron » Humo | Annemie Bulté


Wie met vragen zit rond zelfdoding, kan terecht bij de Zelfmoordlijn op het nummer 1813 of via zelfmoord1813.be

Magistratuur wil geld van criminelen zelf kunnen gebruiken

Een ‘Fonds voor Justitie’ spijzen met inkomsten uit de afkoopwet, dat wil de Brusselse procureur-generaal. ‘Voor een slagkrachtigere Justitie in strafzaken.’

Brussels procureur-generaal Johan Delmulle (archiefbeeld) wil dat 30 procent van de minnelijke schikkingen en geldboetes direct naar Justitie terugvloeit. belga
Dagelijks leggen rechters boetes op aan criminelen. In specifieke omstandigheden, zeker bij witteboordencriminaliteit, kunnen verdachten hun proces ook ‘afkopen’: met een vrij stevige som geld ont­lopen ze een strafzaak, na goedkeuring door een rechter. Via die verruimde minnelijke schikking vermijdt het parket een jarenlange procedureslag, die met een sisser kan uitdraaien.

De Brusselse procureur-generaal Johan Delmulle stelt voor om een ‘Fonds voor Justitie’ op te richten waar een vast percentage van die minnelijke schikkingen en penale boetes heen vloeit. ‘De magistratuur krijgt vaak het verwijt dat ze klaagt over een gebrek aan personeel en materiële middelen, maar zelf weinig ideeën aanreikt waar die middelen vandaan moeten komen. De oplossing kan worden gevonden in dat fonds’, stelt hij in zijn toespraak waarmee hij donderdag het gerechtelijk jaar opende. Hij stelt voor dat dertig procent van de minnelijke schikkingen en de geldboetes naar dat fonds kan gaan, waardoor het ‘op structurele wijze terugvloeit naar de federale gerechtelijke politie, het openbaar ministerie en de hoven en rechtbanken. (…) Dit om bij te dragen tot een snellere en slagkrachtiger Justitie in strafzaken.’

Onderzoek op apegapen

De voorbije vijf jaar brachten de verruimde minnelijke schikkingen meer dan vierhonderd miljoen euro op. Vorig jaar werden er 163 schikkingen afgesloten, goed voor ruim zestig miljoen euro. Dat geld komt terecht in de algemene begroting. Het totale budget van Justitie is twee miljard euro. Minister van Justitie Vincent Van Quickenborne (Open VLD) wil daar tegen 2024 sowieso een half miljard aan toevoegen.

De oproep van de Brusselse procureur-generaal hangt samen met de moeilijke financiële omstandigheden van politie en gerecht. In het voorjaar maakten het openbaar ministerie en de commissaris-generaal van de federale politie duidelijk dat de opsporing van zwaar banditisme op apegapen ligt. ‘Er is te veel gesneden’, zei commissaris-generaal Marc De Mesmaeker. Al een jaar kan de Brusselse federale gerechtelijke politie de dossiers van financiële criminaliteit niet meer bolwerken. ‘We zien alleen mist’, verklaarde federaal procureur Frédéric Van Leeuw. Om hun noodkreet in het parlement kracht bij te zetten, werden zeer expliciete beelden van folteringen uit het misdaadmilieu getoond aan de parlementsleden.

Bij zijn oproep maakt Delmulle de vergelijking met het Verkeersveiligheidsfonds. ‘Om bij te dragen tot een betere verkeersveiligheid, zijn de politie, FOD Mobiliteit en FOD Justitie de begunstigden van een belangrijk deel van de geïnde ontvangsten van onder meer de penale boetes. Ook een deel van de verbeurdverklaringen, waarbij crimineel geld wordt afgenomen, zou rechtstreeks naar Justitie kunnen vloeien, denkt Delmulle.

‘Zo’n fonds oprichten is niet zo eenvoudig’, reageert minister van Justititie Van Quickenborne via zijn woordvoerder. ‘De wet op zo’n begrotingsfondsen legt serieuze beperkingen op. Ook de praktische uitwerking waarbij de uitkeringen dienen te verlopen via meerdere instanties, is zeer complex.’

Naast zijn pleidooi voor het ‘Fonds voor Justitie’ herhaalde de procureur-generaal, bevoegd voor Brussel en Vlaams-Brabant, ook dat er dringend een oplossing moet komen voor de procureur van het arrondissement Brussel. Sinds de vorige, Franstalige, procureur daar vertrok, neemt een Nederlandstalige adjunct zijn taken over, maar dat is een vervanging. De officiële benoeming van de Brusselse procureur blijft uit. ‘We zoeken naar een oplossing’, zegt het kabinet-Justitie.

Bron » De Standaard | Nikolas Vanhecke