Hoe betrouwbaar is ons geheugen? Herinneren wij ons met zekerheid wat er in het verleden met ons is gebeurd? Of niet? In het licht van de recente Belgische gebeurtenissen en van het komende verslag van de Commissie-Verwilghen zijn dat redelijk pregnante vragen geworden. Recent wetenschappelijk onderzoek toont aan dat onze herinneringen, zeker van fenomenen die wij niet al te bewust hebben beleefd, makkelijk worden bijgekleurd. Je kunt zelfs valse herinneringen inplanten, beweert de Amerikaanse psychologe Elizabeth Loftus.
Na de verklaringen van de ouders van Christine van Hees lijkt het er steeds meer op dat de ‘getuigenissen’ van Regina Louf alias X1 op niet veel meer dan fictie berusten. De affaire X1 zou wel eens een van de meest bizarre mystificaties kunnen zijn sinds de affaire van de valse tsarendochter Anastasia. Er is in de media veel geschermd met het feit dat X1 aan MPS, of zelfs het ‘Baron Von Münchhausen’- syndroom, zou lijden. Het immense succes dat ze met haar verhalen bij de media oogstte bewijst echter dat haar fabuleren helemaal niet zo uitzonderlijk is.
Geen onderscheid kunnen maken tussen fictie en werkelijkheid is typisch voor de moderne mediamaatschappij. U kan in de krantenwinkel schandaalblaadjes kopen die zich specialiseren in het publiceren van totaal verzonnen, compleet bizarre en liefst zo paranoïde mogelijke verhalen. Dit soort publicaties lijkt de limiet waarnaar ook zogenaamd ‘ernstige’ media steeds meer dreigen af te glijden. Onder druk van commerciële overwegingen wordt de waarheid te banaal en vervelend om te publiceren en grijpt men naar paranoïde ficties die iedereen in deze onzekere tijden al te graag wil geloven.
Vals
Je wensen of nachtmerries voor werkelijkheid houden is helemaal niets nieuws. De objectieve, verifieerbare waarheid is in de menselijke geschiedenis een goed dat veel schaarser is dan wij altijd menen. Neem onze herinneringen. Iedereen weet toch wat er met hem of haar gebeurd is? Niet altijd, beweert de Amerikaanse psychologe Elizabeth F. Loftus.
Loftus is professor psychologie aan de Universiteit van Washington in Seattle en voorzitster van de American Psychology Society. Ze kreeg bekendheid met een boek dat in 1980 verscheen en waarin ze brandhout maakte van de door de Amerikaanse rechtspraak aanbeden ooggetuigen. In ‘Eyewitness Testimony’ toont professor Loftus aan dat ooggetuigen niet altijd zo betrouwbaar zijn. Herinneringen kunnen namelijk radicaal veranderd worden door de manier waarop iemand wordt ondervraagd. Valse herinneringen kunnen bewust of onbewust door de ondervragers worden ingeplant en echte herinneringen kunnen op subtiele manieren worden veranderd.
Recent verschenen er van en over professor Loftus in bladen als ‘Scientific American’, ‘Nature’, en ‘Le Monde’ artikels waarin ze haar nieuwe onderzoek over de manier waarop ons geheugen werkt toelicht. En dat is, voor wie rotsvast meent op zijn geheugen te kunnen vertrouwen, een onderzoek met weinig geruststellende resultaten. Haar collega Ira Hyman ondervroeg proefpersonen over gebeurtenissen in hun kinderjaren. Hij en zijn researchers vroegen echter ook naar details over dingen die niét gebeurd, maar door hen verzonnen waren. Een voorbeeld was het omgooien van een punchbowl tijdens een huwelijksreceptie.
Tijdens het eerste interview herinnerde zich niemand dat incident – allicht: het was ook nooit gebeurd. Maar tijdens een tweede ondervraging meende 18 procent het zich nu plots wel te herinneren, en tijdens een derde interview groeide dat percentage tot 25 procent. Terwijl iemand eerst zei dat hij over dat incident nooit gehoord had, meende hij zich de tweede keer te herinneren dat het een huwelijk in een open lucht betrof, hij met de andere kinderen wild rondliep, per ongeluk de punchbowl omgooide en er voor uitgekafferd was. De ondervraagde herinnerde zich dus details over iets dat nooit gebeurd was, maar enkel door de ondervragers gesuggereerd.
In een andere proef kregen proefpersonen een gesimuleerd verkeersongeval te zien aan een kruispunt met een stopteken. De helft van de ondervraagden kreeg de suggestie dat het een voorrangsteken was geweest. Als hun later gevraagd werd welk verkeersteken het was geweest, kozen zij voor het voorrangsteken. De groep die niet beïnvloed was, herinnerde zich correct een stopteken.
Het aankweken van valse herinneringen kan bevorderd worden, stelt professor Loftus, als een persoon aangemoedigd wordt om zich bepaalde situaties in te beelden zonder dat hij of zij zich zorgen moet maken of de gebeurtenissen waar zijn of niet. En dat is precies wat vaak gebeurt in therapieën met mensen die seksueel misbruikt zijn. Wendy Maltz, de auteur van een populair boek over seksueel misbruik, vertelt haar patiënten: ‘Beeld je in dat je seksueel misbruikt werd, zonder je zorgen te maken of het juist is, zonder het te willen bewijzen, of je te ren of je ideeën zinnig zijn. Stel jezelf volgende vragen: Hoe laat is het? Waar ben je? Binnen of buiten? Wat gebeurt er? Zijn er een of meer personen bij je?’
Loftus vraagt zich terecht af wat de gevolgen van dergelijke fabulaties zijn. Wat gebeurt er als mensen zich jeugdervaringen gaan herinneren die in feite niet gebeurd zijn? Zij bedacht volgend experiment. Proefpersonen moesten op een lijst met onschuldige incidenten als vastraken in een boom of het breken van een vensterruit aanduiden of dat hen in hun jeugd overkomen is of niet.
Twee weken later werd hen gevraagd zich bepaalde van die gebeurtenissen in te beelden. Een tijdje later werden ze opnieuw ondervraagd of de gebeurtenissen hen werkelijk overkomen zijn, of niet. De resultaten toonden een duidelijke ‘verbeeldingsinflatie’ aan: 24 procent van de deelnemers waren er van overtuigd dat de ingebeelde gebeurtenissen hen in hun jeugd ook werkelijk overkomen waren.
Onmogelijk
Het is om fysiologische redenen hoogst onwaarschijnlijk dat wij ons ook maar iets kunnen herinneren uit ons eerste levensjaar. Toch blijkt het makkelijk te zijn dergelijke ‘onmogelijke’ herinneringen te suggereren. Nicolas Spanos van Carleton University verdeelde een aantal proefpersonen in twee groepen. Het ene deel werd onder hypnose teruggebracht naar hun eerste levensdag, de andere groep werd gevraagd zich in te beelden wat ze toen zagen. Beide groepen kregen op een subtiele manier de suggestie mee dat er gekleurde speelgoedjes boven hun wieg hingen. 56 procent van wie gevraagd werd zich dat in te beelden en 46 procent van de gehypnotiseerden meende zich die dingen ook werkelijk te herinneren. Slechts 16 procent kwam tot het besef dat het om pure inbeelding ging.
Als een buitenstaander een onware gebeurtenis bevestigt, bevordert dat het creëren van een valse herinnering. Saul M. Kassin van Williams College bedacht een experiment waarbij iemand er valselijk van beschuldigd wordt een computer te hebben vernield door een verkeerde knop in te duwen. De onschuldige proefpersonen ontkenden aanvankelijk natuurlijk dat ze dat gedaan hadden. Maar toen een getuige vertelde dat ze het hen had zien doen, tekenden heel wat van de deelnemers aan het experiment een schuldbekentenis, voelden zich schuldig en begonnen details te fabuleren over wat er zogenaamd gebeurd was.
Sociale druk is erg belangrijk bij het creëren van valse herinneringen, stelt professor Loftus. Ondervragers oefenen gewild of ongewild druk uit op de ondervraagden en sporen hen aan om zich dingen te herinneren. Het resultaat kan zijn dat er dingen gefabuleerd worden om aan die sociale druk tegemoet te komen.
Dat ons geheugen open staat voor suggesties en wij werkelijke en gesuggereerde gebeurtenissen soms moeilijk uit elkaar kunnen houden, betekent absoluut niet dat traumatische herinneringen zoals over seksueel misbruik onwaar zouden zijn. Maar, beklemtoont Loftus: zonder externe bewijzen kan zelfs de meest ervaren ondervrager moeilijk het verschil maken tussen echte herinneringen en herinneringen die het gevolg zijn van suggesties en/of de op hol geslagen verbeelding van de ondervraagde. Het Britse Royal College of Psychiatrists heeft alvast zijn leden verboden patiënten aan te sporen om zich seksueel misbruik uit hun jeugd te herinneren.
In 1986 zocht verpleegster Nadean Cool psychiatrische hulp. In de loop van de therapie overtuigde de psychiater er haar van dat zij in haar jeugd seksueel misbruikt was. Cool ging geloven dat ze gruwelijke herinneringen verdrong: over satanisme, het eten van baby’s, verkrachtingen, seks met dieren en het feit dat ze gedwongen werd toe te kijken toen een achtjarig vriendje vermoord werd. Zij raakte er van overtuigd dat ze meer dan 120 persoonlijkheden had, waaronder engelen en zelfs een eend! Uiteindelijk kwam ze er achter dat dit alles slechts valse herinneringen waren. In maart vorig jaar kreeg ze via een minnelijke schikking 2,4 miljoen dollar schadevergoeding van de psychiater.
In Nederland is het geval van Yolanda bekend waar reëel seksueel misbruik door familieleden samenging met fantastische verhalen over satanische netwerken. Nog sterker is het geval van de Amerikaanse Beth Rutherford, wie in 1992 tijdens een therapie werd wijsgemaakt dat ze door haar vader, een dominee, in haar jeugd regelmatig verkracht was – waarbij haar moeder een helpende hand toestak. Het meisje ontwikkelde de herinnering dat haar vader haar twee keer zwanger maakte en dat ze zichzelf aborteerde met een klerenhanger. Haar vader werd gedwongen ontslag te nemen toen de verdachtmakingen de pers haalden. Een medisch onderzoek toonde echter aan dat Beth nooit zwanger was geweest, ja op 22-jarige leeftijd nog altijd maagd was.
Bron » De Tijd