Parcourschutters vechten tegen negatief imago

Zijn hart bloedt, iedere keer als het parcoursschieten – practical shooting in het Engels – in verband wordt gebracht met agressief gedrag of, erger, met misdadigheid. “Nog om de drie maanden maken wij onze ledenlijsten over aan de Staatsveiligheid”, zegt Yvan Vogels, voorzitter van de Belgische vereniging van parcoursschutters BPSA. Voortdurend moet hij vechten tegen het negatief imago dat zijn favoriete sport achtervolgt. “Hier vind je geen uitschot. Het gaat er gedisciplineerd aan toe.”

Plaats van afspraak: het clublokaal van de Heistse Schuttersvereniging HSV in Heist op den Berg op een vrijdagavond. Enkele schutters druppelen het lokaal binnen. Ze komen er in de schietstand achteraan het gebouw het ‘dynamisch parcoursschieten’ beoefenen. Enkele laders munitie worden afgevuurd. De hulzen worden later in een plastieken ton verzameld. Het schieten gebeurt tegenwoordig milieuvriendelijk: alleen loodvrije kogels zijn nog toegelaten.

De schutters dragen oog- en oorbescherming. Er wordt met scherp geschoten, daarom gelden er strenge veiligheidsmaatregelen. Achter elke schutter staat een scheidsrechter, een range officer, de voertaal van het parcoursschieten is Engels. De scheidsrechter volgt zijn schutter als een schaduw, hij wijkt geen meter van zijn zijde. Hij bedient niet alleen de chronometer (timer), maar houdt ook de bewegingen van de schutter nauwlettend in het oog. Haalt de schutter wel de vinger uit de trekker, tijdens zijn kleine verplaatsingen? Overschrijdt hij de radius van 180 graden niet, wat gevaar voor omstanders zou inhouden? Maakt hij de kogelkamer van zijn pistool leeg, bij het begin en het einde van de oefening?

“De meeste ongevallen gebeuren met een leeg pistool”, zegt Freddy Avonds, oud-Belgisch kampioen en nu nationaal instructeur parcoursschieten. “Je weet wat ik bedoel: men denkt dat het pistool leeg is, en plotseling gaat het af. Pang! Ook als ik een parcours afleg, en er komt een relatief jong lid de schietstand binnen, dan nog zal die mij begeleiden, mij controleren. Zo hoort het. Ik beoefen de sport al vijftien jaar. En nog nooit heb ik iets ernstigs meegemaakt.”

Voorzitter Freddy Vogels van de Belgian Parcours Shooting Association: “Klopt. Ik heb vroeger geschermd, en dat hield meer risico’s in. De schietsport komt pas op de derde laatste plaats, op het lijstje van ongevallen in de sport. We betalen bijvoorbeeld jaarlijks maar 143 frank premie voor de ongevallenverzekering.”

“Het gaat er hier gedisciplineerd aan toe. Wie de veiligheidsvoorschriften niet respecteert, wordt ogenblikkelijk gediskwalificeerd. Ook bij een nationaal of een internationaal kampioenschap. Dan mag dit nog aan het andere eind van de wereld plaatsvinden: één ernstige fout tegen de veiligheidscode, al of niet in het begin van de wedstrijd, en je vliegt er voor dat kampioenschap uit. Onverbiddelijk. Het is ook een beetje een schande als je dat overkomt.”

Het parcoursschieten komt uit de Verenigde Staten overgewaaid. Het is, in tegenstelling tot bijvoorbeeld het precisieschieten, een dynamische discipline. Dat moet de sport ook voor jongeren aantrekkelijk maken. De schutter legt kleine verplaatsingen af. Hij moet, in zo kort mogelijke tijd, enkele doelen raken.

De doelen zijn kartonnen borden, met afgelijnde zones, en stalen platen in lepelvorm. De punten worden berekend op grond van de tijd en de behaalde punten. Er komt snelheid, precisie en ook wel wat inzicht aan te pas. Instructeur Avonds: “Het is niet alleen schieten, het is ook redeneren.” Yvan Vogels: “De oorsprong van het parcoursschieten is militair, maar we zijn geen militie. Het parcoursschieten blijft natuurlijk een gevechtssport, net als bijvoorbeeld het schermen. En een olympische discipline zal het wel nooit worden. Daarvoor is de weerstand van de anti-wapenlobby te groot.”

Zou iemand met een strafblad lid van een schietclub kunnen worden? Vogels (heftig): “Uitgesloten! Die komt hier niet binnen. Om lid te zijn, moet je een wapenvergunning hebben, dus moet je een getuigschrift van goed gedrag en zeden kunnen voorleggen. En de politie voert eerst een moraliteitsonderzoek uit, voor ze je een wapenvergunning geven.” Parcoursschutters moeten daarnaast van de politie een draagmachtiging krijgen. Dat is vereist als je met je wapen kleine verplaatsingen aflegt. Vogels: “Let wel, die draagmachtiging is enkel geldig in de schietstand zelf. We dragen geen wapens in het clublokaal, laat staan op straat, zoals in sommige staten van de Verenigde Staten.”

“Het gaat ons om de sportieve prestatie. En we willen de leden op een veilige, verantwoorde manier met wapens leren omgaan.” Begin deze maand verscheen in het Staatsblad een koninklijk besluit en een rondzendbrief die de parcoursschutters strikte regels opleggen. Voorzitter Vogels: “Daar heeft niemand van ons een bezwaar tegen. Integendeel, we hebben als vereniging zelf gelobbyd voor zo’n reglementering.”

Volgens de richtlijnen moeten de twintig clubs die aangesloten zijn bij de Belgian Parcours Shooting Association, om de drie maanden hun ledenlijsten aan de Staatsveiligheid bekendmaken. Voorzitter Yvan Vogels heeft er niets op tegen. “We hebben niets te verbergen.” Maar het zit hem toch een beetje dwars. “We worden nog altijd gecontroleerd, als zouden we iets met de Bende van Nijvel te maken hebben. Alsof we misdadigers zijn. Maar we worden door en door gescreend.”

“We zijn eerbare burgers. Onze leden komen uit alle lagen van de bevolking. Van de havenarbeider tot de orthopedisch chirurg. Doorgaans gewone burgers. Politiemensen vormen slechts tien tot vijftien procent van het aantal leden.” Ook vestimentair zijn er regels. “Camouflagepakken of andere militaire kledij zijn verboden, net als combatboots. Of het dragen van een t-shirt met een discriminerend opschrift. We zijn geen militie. We zijn sportmensen.”

Hoe zijn de schietclubs dan aan hun negatief imago geraakt? Niet alle schietclubs zijn bij de BPSA aangesloten, verklaart Vogels. En niet alle leven ze even streng de wettelijke voorschriften na. Vogels diept enkele brieven op. “Hier. Je zegt misschien: die man steekt een mooi public relations-praatje af. Lees dan dit even.”

De brieven maken melding van een schietclub – geen lid van de BPSA – die een tornooi wil organiseren. Het scenario van het schietparcours is een agressieve gijzelingsactie door terroristen, waarbij de gijzelnemers moesten worden neergeknald. Vogels: “Zo’n scenario is onaanvaardbaar. We hebben alle clubs laten weten dat de leden of clubs die aan dat tornooi deelnemen, worden uitgesloten. Het zijn dergelijke clubs die ons een slechte reputatie bezorgen.” Ooit werd zelfs de link gelegd tussen schietclubs en extreem-rechts, tussen sportschutters en de Bende van Nijvel. “Dat kan ik verklaren”, zegt Leopold Durie, ondervoorzitter van de BPSA.

“Na de aanslagen van de Bende van Nijvel is men vlug gaan zeggen dat de daders in het milieu van de schietclubs moesten worden gezocht. Dat zou onder meer blijken uit bewijsmateriaal dat op de plaatsen van de aanslagen werd gevonden. Maar – een speurder heeft me dat persoonlijk gezegd – gauw bleek dat dit bewijsmateriaal daar gelegd was; rondgestrooid, om de speurders te misleiden.”

“Het is bovendien zo dat mensen wier naam viel in het Bende-onderzoek, lid van een schietclub waren geweest. Toen ik voorzitter van de schietclub La Défense – in Brussel – was, bood zich daar ene Bouhouche aan. Dat zag er een vriendelijke jongen uit. En hij was BOB’er, zei hij. Ik dacht: tof, en zei tegen hem: kom maar af. Bouhouche had toen nog geen problemen met de justitie. En later zou hij uit de schietclub worden gezet, na een intern conflict.”

“Ook (de toenmalige) gevangenisdirecteur Jean Bultot wilde zijn cipiers in onze schietclub laten oefenen. Zo zijn we aan die reputatie geraakt. Maar ik ben in die tijd zelf naar de gerechtelijke politie gestapt, met de ledenlijsten. Ik heb alle namen aan de politie doorgespeeld. En er zijn twee parlementaire onderzoekscommissies geweest. Nooit is er iets gevonden. We hebben altijd mogen voortdoen. En zeg nu zelf, indien er onder de parcoursschutters leden van de Bende van Nijvel zouden zijn geweest, dan had men ze toch al lang ontmaskerd, neen?”

Bron » De Standaard

‘De samenleving heeft nog een lijk en een partij wapens te goed van Bouhouche’

Na twaalf jaar gevangenis is Madani Bouhouche het wachten beu. Nadat een vorige was afgewezen, diende zijn advocaat in juni een nieuwe aanvraag in voor een voorwaardelijke invrijheidsstelling (VI). De commissie die daarover beslist, aanhoorde gisteren het relaas van Elvire Cochet-Zwarts, de moeder van de jonge Sabena-veiligheidsagent die in 1982 werd vermoord, maar van wie het lijk nooit werd teruggevonden.

“Bouhouche weet waar het ligt”, zegt moeder Zwarts. “Het wordt tijd dat hij praat.” Francis Zwarts was 25 jaar oud, net vader geworden en nog niet zo lang in dienst bij Sabena. Hij werkte er als veiligheidsagent. Die avond, 26 oktober 1982, vervoerde hij een vrachtje juwelen ter waarde van 80 miljoen frank. Zwarts kwam nooit ter bestemming en nadat justitie eerst dacht dat de jongeman met zijn buit de benen had genomen, werd duidelijk dat het om een roofmoord ging.

Eind jaren tachtig bleek dan dat de ex-rijkswachters Madani Bouhouche en Robert Beijer, specialisten in het illegaal aftappen van telefoons, de bewakingsdienst van Sabena hadden zitten afluisteren en perfect op de hoogte moeten zijn geweest van het doen en laten van Zwarts, die avond. Toen later een duur horloge opdook, wezen getuigenissen in de richting van Bouhouche. Beiden verschenen in 1995 voor het assisenhof in Brussel.

De moord op Zwarts was toen slechts één beschuldiging in een zeer indrukwekkende reeks, waaronder ook de moord op FN-ingenieur Juan Mendez, die in verband werd gebracht met de Bende van Nijvel. Gingen beide ex-BOB’ers voor de meeste feiten vrijuit, dan niet voor de zaak-Zwarts (en evenmin voor de moord op de Libanese diamantair Ahmad Ali Suleiman in 1989). Beijer kreeg veertien jaar cel, Bouhouche twintig. Doordat hij al jaren in voorarrest had gezeten, begon zijn advocaat Stéphane Lempereur al in 1997 aan de procedureslag voor een voorwaardelijke vrijlating.

Dat lag moeilijk, want Bouhouche en Beijer worden al jaren genoemd als spilfiguren achter de Bende van Nijvel, de spectaculaire wapenroof bij de Groep Diane, de gevechtseenheid van de rijkswacht, in 1981, en nog een handvol andere criminele mysteries uit die tijd. “Geen enkele justitieminister wou zijn handtekening zetten”, aldus Lempereur. “Mijn cliënt werd gegijzeld door de media, de publieke opinie en slecht geïnformeerde nabestaanden van slachtoffers van de Bende van Nijvel.”

Eind vorig jaar werd de nieuwe VI-wet van kracht. Voortaan was het niet langer de minister, maar een beperkte commissie van magistraten die over vervroegde vrijlatingen besliste. Bouhouche was er als de kippen bij. Zijn eerste verzoek werd afgewezen, vooral omdat hij had verzuimd een afbetalingsplan voor te leggen voor het betalen van schadevergoedingen van zijn slachtoffers – in casu de familie Zwarts.

De wet bepaalt dat de gedetineerde na zes maanden een nieuw verzoek kan indienen. “In die fase zitten we nu”, aldus Lempereur. “Op papier kan niets de vrijlating van mijn cliënt nog in de weg staan. En als hij niet Bouhouche zou heten, dan zou hij allang vrij zijn. Het parket-generaal van Brussel gaf een positief advies, het parket-generaal in Bergen gaf inmiddels toe dat vijftien jaar Bende-onderzoek geen enkel, maar dan ook geen énkel element tegen Bouhouche heeft opgeleverd.”

“We hebben ook een afbetalingsplan ingediend. Ook al heeft hij steeds ontkend wat te maken te hebben gehad met de moord op Zwarts, dan is mijn cliënt wel bereid te gaan werken en een deel van zijn loon af te staan aan de familie. Een gerechtelijke beslissing moet nu eenmaal gerespecteerd worden.”

Voor de familie gaat het echter helemaal niet om geld, zo bleek gisteren. “Bouhouche weet wat er met mijn zoon is gebeurd en waar hij begraven ligt”, aldus moeder Elvire Cochet-Zwarts. “Hoe kan zo’n man nu vrijkomen als hij ons weigert te vertellen waar? Dat is al wat wij vragen, onze zoon begraven.”

De moeder trok zonder advocaat naar de in de gevangenis van Jamioulx zetelende VI-commissie en zegt innig te hopen dat die bij haar besluit van eind vorig jaar zal blijven. Net als toen ontving de VI-commissie ook nu een positief advies van het Brusselse parket-generaal, en een negatief advies van het parket-generaal van Bergen.

Daar ziet men twee bezwaren, zo legde advocaat-generaal Claude Michaux gisteren uit: “Het klopt dat het Bende-onderzoek geen enkel element heeft opgeleverd tegen Madani Bouhouche, maar dat neemt niet weg dat de samenleving van hem nog een lijk en een partij wapens te goed heeft. Zolang die er niet komen, kunnen hem geen gunsten worden toegestaan, vinden wij.”

“Niet alleen heeft hij ooit gezegd dat hij weet waar het lijk van Zwarts ligt, hij heeft ook ooit verkondigd dat hij weet waar de wapens afkomstig van de roof bij de Groep Diane verborgen liggen. Ik weet ook dat Bouhouche nu zegt dat hij al die verklaringen destijds alleen aflegde met het idee tot een of andere ‘deal’ te komen met justitie en eigenlijk helemaal niks af weet van al die affaires, maar dat is wel een al te makkelijke uitleg.”

De VI-commissie in Jamioulx hoort in een volgende zitting Bouhouche en zijn advocaat. Een beslissing over zijn verzoek volgt wellicht volgende maand.

Bron » De Morgen | Douglas De Coninck

Bourlet wees een maand geleden al op publicaties in ‘L’investigateur’

Procureur Michel Bourlet van Neufchâteau meldde al op 10 juli in een brief aan het Luikse parket-generaal dat het Luxemburgse weekblad L’investigateur was begonnen met het publiceren van prints uit de werkdocumenten van speurders in het Dutroux-onderzoek. Bourlet omschreef die publicaties toen als mogelijk bedreigend voor het onderzoek tegen Marc Dutroux en consorten.

Een antwoord kreeg de procureur vorige week, op 8 augustus, daags voor de storm rond de zogeheten ‘pedo-lijst’ losbarstte. Het Luikse parket-generaal liet Bourlet toen weten dat het zijn brief “in goede orde ontvangen” had.

Volgens VTM, dat gisteren melding maakte van de brief, had Bourlet weet van het voornemen van hoofdredacteur Jean Nicolas om “een lijst van pedofielen” te gaan publiceren en probeerde hij dat te doen voorkomen. Zelf kon hij vanuit Neufchâteau hoe dan ook weinig tegen het blad beginnen, aangezien het wordt uitgegeven in het Groothertogdom Luxemburg. Nog steeds volgens VTM had de Luikse procureur-generaal Anne Thily de publicatie van de ‘pedo-lijst’ kunnen voorkomen maar ondernam zij niets.

Volgens onze informatie repte procureur Bourlet in zijn brief echter met geen woord over ‘een lijst van pedofielen’ die L’investigateur zou gaan publiceren. In zijn brief wees hij enkel op het feit dat het Luxemburgse blad al een tijdje (sinds 23 maart 2000) bijna wekelijks prints publiceerde, afkomstig van zes computerdiskettes van een exclusief met de zaak-Dutroux belaste speurderscel bij de BOB Brussel. Bourlet, die in Nicolas een mogelijke pion ontwaarde van Dutroux’ advocaat Julien Pierre, verwittigde Thily in de hoop zo de schade van het ‘lek’ te kunnen beperken.

De kans bestaat dat het gaat om een ‘getelefoneerd’ lek. Het werkelijke doel van Nicolas zou er mogelijk in kunnen bestaan Julien Pierre, die in 1997 nog voor hem optrad als advocaat, aan een procedureel wapen te helpen tijdens het proces-Dutroux. De zes diskettes bevatten in elk geval meer dan genoeg interne gegevens over het onderzoek om te vrezen voor een grove schending van het onderzoeksgeheim.

“Op 10 juli wist ik in elk geval absoluut niets van een lijst van pedofielen”, stelde Bourlet gisteren. “Volgens mij moest die hele heisa in Groot-Brittannië toen nog beginnen.” En dat klopt. Het Britse News of the World begon pas op 23 juli met zijn Name and Shame-campagne. De aanleiding daartoe, de ontdekking van het lijkje van de achtjarige Sarah Payne, deed zich voor op 18 juli. “Ik kon op 10 juli moeilijk weten dat al die vreselijke zaken zouden gebeuren”, aldus Bourlet.

De nationale coördinatie van witte comités laat intussen in een mededeling weten dat ze absoluut niets te maken heeft met de stunt van L’investigateur. Een van de redacteurs van het blad laat zich graag omschrijven als een militant van de witte beweging, tot grote woede van het nationale coördinatieorgaan: “Sommige met extreem-rechts gelieerde personen trachten blijkbaar de witte beweging te recupereren. Wij kunnen dat niet aanvaarden.”

Bron » De Morgen

‘L’investigateur’ was al sinds maart op zoek naar aandacht

Het Luxemburgse weekblad L’investigateur begon vijf maanden geleden al met het publiceren van prints uit zes computerdiskettes die uit de Neufchâteau-onderzoeken gelekt zijn. In een begeleidend artikel schreef Nicolas toen: “De lezer zal vanaf 23 maart parallel met de normale inhoud van ons blad minimum vier pagina’s kunnen terugvinden van processen-verbaal over de grote pedofiliezaken (…). Zo kan de lezer zich nu verplaatsen in de positie van een onderzoeksrechter.”

Als aanwijzing dat Nicolas’ ware motieven eerder moeten worden gezocht bij een poging tot sabotage van het Dutroux-onderzoek, kan dat tellen. L’investigateur publiceerde de afgelopen maanden effectief tal van prints uit de diskettes die in 1997 door onbekenden werden gekopieerd bij de BOB Brussel, waar toen de ‘antenne-Neufchâteau’ belast was met het onderzoek naar een aantal “connexe dossiers” van de zaak-Dutroux. Alleen, en zoals gisteren al gemeld, schonk niemand aandacht aan het “megalek” in Luxemburg.

Dat veranderde woensdag, doordat Nicolas erin slaagde heel België ervan te overtuigen dat hij naar Brits voorbeeld een “lijst van veroordeelde of vermeende pedofielen” zou publiceren. Vermoedelijk is het ware doel van Jean Nicolas bereikt. De hele wereld weet nu dat hij en anderen kopieën bezitten van de zes diskettes. Justitie kan nu niet anders dan verder onderzoek verrichten en dit vaststellen.

Sommigen vrezen dat Julien Pierre, de advocaat van Marc Dutroux, het uitlekken van de diskettes tijdens het assisenproces zal aanvoeren als een zware procedurefout. De “lijst”, genaamd pédos divers, mag in dat verband dan al totaal bijkomstig zijn, voor de diskettes AA.AA en AA.CC ligt dat totaal anders. Daarop staat het complete verloop van het tot medio 1997 gevoerde onderzoek tegen Dutroux en consorten beschreven.

De voorbije maanden publiceerde L’investigateur al tal van prints, afkomstig van deze diskettes. Of Pierre de openbaring van dit lek echt kan aangrijpen om de nietigheid van de hele procedure te bepleiten wegens een flagrante schending van het onderzoeksgeheim van het onderzoek, is niet zo zeker.

De diskettes, waarvan kopieën overigens al bijna drie jaar in het bezit zijn van De Morgen, maken als zodanig geen deel uit van het gerechtelijke dossier 86/96 (zaak-Dutroux) van Neufchâteau. Het gaat, strikt genomen, om een werkdocument van de Brusselse BOB. Maar, vermoedt men in gerechtelijke kringen in en rond Neufchâteau: “Pierre en Nicolas zullen vast denken dat het het proberen waard is.”

Het staat vast dat Julien Pierre en Jean Nicolas in het verleden al gezamenlijke strategieën ontwikkelden om het parket van Neufchâteau stokken in de wielen te steken. Dat gebeurde onder meer bij het proces rond Jean Nicolas’ boek Les pédophiles sont parmis nous. Pierre trad toen op als advocaat voor Nicolas’ uitgever.

Diverse media meldden gisteren dat de “lijst” van Nicolas “uit Neufchâteau” komt. Andere hielden het erop dat de lijst “niets met het Dutroux-onderzoek te maken heeft”. In een derde versie is sprake van het resultaat van de indertijd in Neufchâteau geopende groene lijn.

Voor al die versies is wel wat te zeggen. Sommige aangiftes kwamen via de groene lijn, andere kwamen van politiediensten die het parket in Neufchâteau wilden helpen. De enige ware oorsprong van “de lijst” is diskette AA.DD van de BOB Brussel, antenne-Neufchâteau.

Bron » De Morgen

De diskettes van Neufchâteau: niets is wat het lijkt

De lijst ‘pedos divers’ waarmee Jean Nicolas vandaag wil uitpakken, is niet zo geheim of wereldschokkend als ze lijkt. Op de redactie van deze krant ligt ze al bijna drie jaar onder een dikke laag stof. Het document is onttrokken aan zes computerdiskettes die medio 1997 door een door het verloop van het Neufchâteau-onderzoek verontruste speurder werden gekopieerd uit de centrale computer van de Brusselse BOB.

Justitie maakte twee jaar lang jacht op de zes diskettes, maar kwam tot het inzicht dat kopieën overal zijn gaan circuleren. Het was al die tijd alleen afwachten tot iemand er misbruik van zou maken. Nu het eindelijk zover is, lopen alle sporen in dezelfde richting: Julien Pierre, de advocaat van Marc Dutroux.

Het is 23 maart 1998, 20.20 uur. Bij de rijkswacht van Marche loopt een telefoontje binnen van een man die later in processen-verbaal zal worden omschreven als “une personne digne de foi”. Een anonieme mens met eerbare bedoelingen dus.

Zijn relaas doet in Neufchâteau oren flapperen, zo blijkt uit pv 100.281 van de lokale BOB: “Hij meldt ons dat een persoon met wie hij in het verleden al eens contact had, hem zes computerdiskettes heeft overhandigd. Na ze te hebben getest op zijn pc, bleek dat deze relevante gegevens bevatten over gerechtelijke onderzoeken in de zogeheten Neufchâteau-affaires.”

Dat is een understatement, zo blijkt. Vanuit Neufchâteau krijgt rijkswachtmajoor Guissard de anonieme getuige zo ver dat die de diskettes op 25 maart per koerier laat brengen. Wat dan op het computerscherm te voorschijn komt, doet de majoor purper uitslaan: het complete dossier-Dutroux. Met alles erop en eraan.

Syntheses van verhoren van Dutroux, Martin, Lelièvre en Nihoul. Vermogensonderzoeken, getuigenissen, verslagen van huiszoekingen… Haast alle in de marge van de zaak-Dutroux behandelde affaires worden punctueel beschreven. Van de zaak-Di Rupo, de zaak-Loubna en graafwerken in Jumet tot de X-getuigenissen.

De verklaringen van X1 en de daarrond heropende onderzoeken naar onopgehelderde kindermoorden zijn goed voor drie volle diskettes. Op schijf AA.AA wordt het leven van Michel Nihoul beschreven.

Ze bevat ook de namen van ‘prominenten’ die hij zegt te hebben ontmoet op seksfuiven en andere gelegenheden. Helemaal achteraan op de laatste diskette (AA.DD) is er nog een rubriekje dat zonder discussie kan worden gezien als het minst relevante deel. ‘Pedos divers’ heet het. Het is de vergaarbak van anonieme en niet zo interessante meldingen over zedendelinquentie.

Guissard kan snel achterhalen waar de diskettes vandaan komen. Bij de financiële sectie van de Brusselse BOB bestaat er in die tijd een onderzoeksteam, de ‘antenne-Neufchâteau’. Daar heeft een speurder de taak van alle pv’s dagelijks een samenvatting in te tikken op zijn pc. Na een jaar is dat zowat de ‘harde schijf’ geworden van het hele onderzoek naar banden tussen Dutroux en georganiseerde criminaliteit.

Iemand heeft kennelijk de kans gezien om alles te kopiëren. Samen is dat goed voor vele duizenden (in Word ’95) printbare pagina’s. De dader, die nooit zal worden gevonden, maakt het Guissard niet makkelijk. Hij heeft een paswoord ingevoerd dat zich overzet op alle kopieën. Er gaat een hele poos over voor Guissard het weet te omzeilen.

Journalisten van De Morgen en het weekblad Télémoustique hadden hem kunnen helpen (het paswoord was ‘bxl’). Beide bladen hebben gelijkaardige diskettes al sinds medio 1997 in hun bezit en gebruiken ze mee als basis voor de berichtgeving over de zaak-Dutroux en aanverwante zaken. Het gros van de rubriek ‘pedos divers’ wordt hier op de redactie echter gezien als vermakelijke kolder.

De diskettes zijn tweemaal gelekt. Na het lek naar de pers, medio 1997, volgt er in maart 1998 een tweede lek naar enkele lui die zich uitgeven voor ‘de witte beweging’. Een van hen is Marc Toussaint, een jonge en erg enthousiaste rijkswachter die in 1997 kortstondig in het Neufchâteau-onderzoek actief was, maar uit protest tegen enkele beslissingen van zijn oversten zijn dienstkaart heeft ingeleverd.

Zodra Toussaint ‘zijn’ diskettes in handen heeft, is het hek van de dam. Terwijl de journalisten hun exemplaren angstvallig verborgen op een schuiladres, gaat Toussaint ermee leuren. De anoniemeling die de rijkswacht inlichtte, was meer dan vermoedelijk een politieman die Toussaint dacht te kunnen vertrouwen.

Mensenkennis blijkt niet echt zijn sterkte kant te zijn. Een andere persoon die denkt te kunnen vertrouwen, is Georges Frisque, een man die zich al jaren opwerpt als aartsvijand van Nihoul en Neufchâteau vaak tipt over diens doen en laten. Wat doet Frisque na zijn ontmoeting met Toussaint? Hij stapt op 29 april naar Neufchâteau om Toussaint te verlinken. Begin juni doet ook een Franstalige journaliste dat.

Op 4 juni 1998 verricht de Brusselse onderzoeksrechter Pignolet een huiszoeking bij Marc Toussaint. Die werkt en woont bij de met de adellijke wereld in aanvaring gekomen graaf Louis de Jonghe d’Ardoye. Op zijn kasteel in Sint-Genesius-Rode hebben Toussaint en enkele vrienden een heus hoofdkwartier ingericht, waar ze “zaken zullen uitspitten”. Ook de computers staan in het kasteel en daarop worden sporen op aangetroffen van de diskettes. Pignolet ziet snel in dat hij slechts één arm van een grote octopus vasthoudt. Wanneer hij ook bij de Brusselse psychiater Marc Reisinger binnen valt, is het weer prijs.

Ook Reisinger heeft dus kopieën en volgens de anonieme informant van Guissard ook plannen om alles via een site in de VS op internet te publiceren. Dat blijkt achteraf niet zo te zijn, maar de damage control lijkt wel te werken. Justitie weet dat er nog meer mensen rondlopen met kopieën, maar hoopt dat geen van hen er misbruik van zal maken. Al te veel ijver bij het opsporen van dit megalek zou er immers toe kunnen leiden dat de advocaten van Dutroux tijdens diens proces de nietigheid van de hele procedure kunnen bepleiten.

Op 25 mei 2000 wordt het onderzoek afgerond. Het Brusselse parket vraagt alleen de doorverwijzing van Toussaint naar de rechtbank (‘schending van het beroepsgeheim’). Daarmee zou de uiterst delicate zaak van de baan zijn geweest, was het niet dat in Groot-Brittannië plots de heisa rond News of the World losbrak. Hoe Jean Nicolas de floppy’s in handen kreeg, lijkt alvast geen geheim te zijn.

Een van de figuren waarmee Toussaint zich in ’98 op het kasteel van de graaf omringde, was Frédérique Lavacherie, een door de witte comités uitgespuwde vrijwilliger. Vandaag vermeldt de colofon van L’investigateur zijn naam als lid van het redactiecomité. De ‘lijst’ die het weekblad nu publiceert, is niets anders dan de kleine file ‘pedos divers’ uit floppy AA.DD.

Deze gegevens zijn grotendeels achterhaald of waardeloos. Zo is het moeilijk voorstelbaar dat iemand brandbommen zal gooien naar de in een anonieme brief aangewezen “homoseksueel”, wonende in de Lesbroussartstraat in Brussel “tussen huisnummers 76 en 86”.

In gerechtelijke kringen in Neufchâteau werden Nicolas gisteren andere motieven toegedicht. Er wordt zelfs gesproken over een “duidelijke hidden agenda”. Tijdens de middageditie van VTM verklaarde Nicolas dat hij met zijn actie onderzoeksrechter Connerotte wou steunen, “omdat die werd gehinderd in zijn zoektocht naar pedo-netwerken”.

Wie het gerechtelijke wereldje in het zuiden van dit land een beetje kent, weet echter dat Nicolas al sinds jaar en dag de nagel aan de doodskist van Connerotte is. Dat is het geval sinds de onderzoeksrechter achter hem aanzat wegens bedrieglijk bankroet.

Nicolas’ in 1997 verschenen boek Les pédophiles sont parmis nous ging onder meer over Connerotte, die samen met twee in het Dutroux-onderzoek actieve BOB’ers uit Bastenaken zijn boekje te buiten zou zijn gegaan. Toen een dancinguitbater die in hetzelfde boek van banden met de maffia wordt beticht een publicatieverbod eiste, kreeg de zaak in de media slechts aandacht vanwege de naam van de advocaat die optrad namens de uitgever van Nicolas: Julien Pierre, de advocaat van Dutroux.

Nog een leuk weetje. Les pédophiles sont parmis nous had nog een coauteur: Georges Frisque, de man die justitie ging tippen over het “schandelijke” lek. Frisque trekt de laatste maanden opvallend veel op met Pierre en diens andere grote cliënt, baron Benoît de Bonvoisin.

Zou het kunnen dat het Nicolas er enkel om te doen is de aandacht te vestigen op de diskettes en zo Dutroux een procedureel-technische dienst (een openbaring van een manifeste schending van het geheim van het onderzoek) te bewijzen? Dat lijkt nu wel het gevolg te worden. Gisteren werd al een huiszoeking verricht ten huize Nicolas in Luxemburg. Het ministerie van Justitie kondigt nieuw onderzoek aan naar de herkomst van de gepubliceerde gegevens.

Zoveel eer viel L’investigateur niet te beurt toen het de voorbije weken al bij herhaling andere prints uit de diskettes afdrukte, zoals in de editie van 3 augustus nog gebeurde met een print uit het dossier rond pedofiel Lucien V. Toen schonk niemand daar aandacht aan. De heisa in Groot-Brittannië had voor de verdediging van Dutroux echt op geen beter moment kunnen losbarsten.

Bron » De Morgen