Parcourschutters vechten tegen negatief imago

Zijn hart bloedt, iedere keer als het parcoursschieten – practical shooting in het Engels – in verband wordt gebracht met agressief gedrag of, erger, met misdadigheid. “Nog om de drie maanden maken wij onze ledenlijsten over aan de Staatsveiligheid”, zegt Yvan Vogels, voorzitter van de Belgische vereniging van parcoursschutters BPSA. Voortdurend moet hij vechten tegen het negatief imago dat zijn favoriete sport achtervolgt. “Hier vind je geen uitschot. Het gaat er gedisciplineerd aan toe.”

Plaats van afspraak: het clublokaal van de Heistse Schuttersvereniging HSV in Heist op den Berg op een vrijdagavond. Enkele schutters druppelen het lokaal binnen. Ze komen er in de schietstand achteraan het gebouw het ‘dynamisch parcoursschieten’ beoefenen. Enkele laders munitie worden afgevuurd. De hulzen worden later in een plastieken ton verzameld. Het schieten gebeurt tegenwoordig milieuvriendelijk: alleen loodvrije kogels zijn nog toegelaten.

De schutters dragen oog- en oorbescherming. Er wordt met scherp geschoten, daarom gelden er strenge veiligheidsmaatregelen. Achter elke schutter staat een scheidsrechter, een range officer, de voertaal van het parcoursschieten is Engels. De scheidsrechter volgt zijn schutter als een schaduw, hij wijkt geen meter van zijn zijde. Hij bedient niet alleen de chronometer (timer), maar houdt ook de bewegingen van de schutter nauwlettend in het oog. Haalt de schutter wel de vinger uit de trekker, tijdens zijn kleine verplaatsingen? Overschrijdt hij de radius van 180 graden niet, wat gevaar voor omstanders zou inhouden? Maakt hij de kogelkamer van zijn pistool leeg, bij het begin en het einde van de oefening?

“De meeste ongevallen gebeuren met een leeg pistool”, zegt Freddy Avonds, oud-Belgisch kampioen en nu nationaal instructeur parcoursschieten. “Je weet wat ik bedoel: men denkt dat het pistool leeg is, en plotseling gaat het af. Pang! Ook als ik een parcours afleg, en er komt een relatief jong lid de schietstand binnen, dan nog zal die mij begeleiden, mij controleren. Zo hoort het. Ik beoefen de sport al vijftien jaar. En nog nooit heb ik iets ernstigs meegemaakt.”

Voorzitter Freddy Vogels van de Belgian Parcours Shooting Association: “Klopt. Ik heb vroeger geschermd, en dat hield meer risico’s in. De schietsport komt pas op de derde laatste plaats, op het lijstje van ongevallen in de sport. We betalen bijvoorbeeld jaarlijks maar 143 frank premie voor de ongevallenverzekering.”

“Het gaat er hier gedisciplineerd aan toe. Wie de veiligheidsvoorschriften niet respecteert, wordt ogenblikkelijk gediskwalificeerd. Ook bij een nationaal of een internationaal kampioenschap. Dan mag dit nog aan het andere eind van de wereld plaatsvinden: één ernstige fout tegen de veiligheidscode, al of niet in het begin van de wedstrijd, en je vliegt er voor dat kampioenschap uit. Onverbiddelijk. Het is ook een beetje een schande als je dat overkomt.”

Het parcoursschieten komt uit de Verenigde Staten overgewaaid. Het is, in tegenstelling tot bijvoorbeeld het precisieschieten, een dynamische discipline. Dat moet de sport ook voor jongeren aantrekkelijk maken. De schutter legt kleine verplaatsingen af. Hij moet, in zo kort mogelijke tijd, enkele doelen raken.

De doelen zijn kartonnen borden, met afgelijnde zones, en stalen platen in lepelvorm. De punten worden berekend op grond van de tijd en de behaalde punten. Er komt snelheid, precisie en ook wel wat inzicht aan te pas. Instructeur Avonds: “Het is niet alleen schieten, het is ook redeneren.” Yvan Vogels: “De oorsprong van het parcoursschieten is militair, maar we zijn geen militie. Het parcoursschieten blijft natuurlijk een gevechtssport, net als bijvoorbeeld het schermen. En een olympische discipline zal het wel nooit worden. Daarvoor is de weerstand van de anti-wapenlobby te groot.”

Zou iemand met een strafblad lid van een schietclub kunnen worden? Vogels (heftig): “Uitgesloten! Die komt hier niet binnen. Om lid te zijn, moet je een wapenvergunning hebben, dus moet je een getuigschrift van goed gedrag en zeden kunnen voorleggen. En de politie voert eerst een moraliteitsonderzoek uit, voor ze je een wapenvergunning geven.” Parcoursschutters moeten daarnaast van de politie een draagmachtiging krijgen. Dat is vereist als je met je wapen kleine verplaatsingen aflegt. Vogels: “Let wel, die draagmachtiging is enkel geldig in de schietstand zelf. We dragen geen wapens in het clublokaal, laat staan op straat, zoals in sommige staten van de Verenigde Staten.”

“Het gaat ons om de sportieve prestatie. En we willen de leden op een veilige, verantwoorde manier met wapens leren omgaan.” Begin deze maand verscheen in het Staatsblad een koninklijk besluit en een rondzendbrief die de parcoursschutters strikte regels opleggen. Voorzitter Vogels: “Daar heeft niemand van ons een bezwaar tegen. Integendeel, we hebben als vereniging zelf gelobbyd voor zo’n reglementering.”

Volgens de richtlijnen moeten de twintig clubs die aangesloten zijn bij de Belgian Parcours Shooting Association, om de drie maanden hun ledenlijsten aan de Staatsveiligheid bekendmaken. Voorzitter Yvan Vogels heeft er niets op tegen. “We hebben niets te verbergen.” Maar het zit hem toch een beetje dwars. “We worden nog altijd gecontroleerd, als zouden we iets met de Bende van Nijvel te maken hebben. Alsof we misdadigers zijn. Maar we worden door en door gescreend.”

“We zijn eerbare burgers. Onze leden komen uit alle lagen van de bevolking. Van de havenarbeider tot de orthopedisch chirurg. Doorgaans gewone burgers. Politiemensen vormen slechts tien tot vijftien procent van het aantal leden.” Ook vestimentair zijn er regels. “Camouflagepakken of andere militaire kledij zijn verboden, net als combatboots. Of het dragen van een t-shirt met een discriminerend opschrift. We zijn geen militie. We zijn sportmensen.”

Hoe zijn de schietclubs dan aan hun negatief imago geraakt? Niet alle schietclubs zijn bij de BPSA aangesloten, verklaart Vogels. En niet alle leven ze even streng de wettelijke voorschriften na. Vogels diept enkele brieven op. “Hier. Je zegt misschien: die man steekt een mooi public relations-praatje af. Lees dan dit even.”

De brieven maken melding van een schietclub – geen lid van de BPSA – die een tornooi wil organiseren. Het scenario van het schietparcours is een agressieve gijzelingsactie door terroristen, waarbij de gijzelnemers moesten worden neergeknald. Vogels: “Zo’n scenario is onaanvaardbaar. We hebben alle clubs laten weten dat de leden of clubs die aan dat tornooi deelnemen, worden uitgesloten. Het zijn dergelijke clubs die ons een slechte reputatie bezorgen.” Ooit werd zelfs de link gelegd tussen schietclubs en extreem-rechts, tussen sportschutters en de Bende van Nijvel. “Dat kan ik verklaren”, zegt Leopold Durie, ondervoorzitter van de BPSA.

“Na de aanslagen van de Bende van Nijvel is men vlug gaan zeggen dat de daders in het milieu van de schietclubs moesten worden gezocht. Dat zou onder meer blijken uit bewijsmateriaal dat op de plaatsen van de aanslagen werd gevonden. Maar – een speurder heeft me dat persoonlijk gezegd – gauw bleek dat dit bewijsmateriaal daar gelegd was; rondgestrooid, om de speurders te misleiden.”

“Het is bovendien zo dat mensen wier naam viel in het Bende-onderzoek, lid van een schietclub waren geweest. Toen ik voorzitter van de schietclub La Défense – in Brussel – was, bood zich daar ene Bouhouche aan. Dat zag er een vriendelijke jongen uit. En hij was BOB’er, zei hij. Ik dacht: tof, en zei tegen hem: kom maar af. Bouhouche had toen nog geen problemen met de justitie. En later zou hij uit de schietclub worden gezet, na een intern conflict.”

“Ook (de toenmalige) gevangenisdirecteur Jean Bultot wilde zijn cipiers in onze schietclub laten oefenen. Zo zijn we aan die reputatie geraakt. Maar ik ben in die tijd zelf naar de gerechtelijke politie gestapt, met de ledenlijsten. Ik heb alle namen aan de politie doorgespeeld. En er zijn twee parlementaire onderzoekscommissies geweest. Nooit is er iets gevonden. We hebben altijd mogen voortdoen. En zeg nu zelf, indien er onder de parcoursschutters leden van de Bende van Nijvel zouden zijn geweest, dan had men ze toch al lang ontmaskerd, neen?”

Bron » De Standaard